Notities van een inburgeraar
Inburgeringsplicht
Sinds 1 januari 2007 is in Nederland de Wet inburgering van kracht. Op basis daarvan is elke vreemdeling tussen de 15 en 65 jaar van buiten de EU die in Nederland duurzaam wil en mag wonen of verblijven, verplicht in te burgeren. Het verkrijgen van een verblijfsvergunning is hiermee afhankelijk geworden van het behalen van het inburgeringsexamen, dat bestaat uit een taalexamen en een examen kennis van de Nederlandse samenleving. Op bepaalde gronden kan hierop een uitzondering worden gemaakt.
Hiermee is Nederland het enige land ter wereld dat deze eisen stelt voor langdurig verblijf op zijn grondgebied. Internationaal gelden dit soort eisen veelal alleen voor mensen die willen naturaliseren en een paspoort willen verkrijgen.
Genoemd inburgeringsexamen is iets anders dan het Inburgeringsexamen buitenland, dat moet worden afgelegd op een ambassade in het land van herkomst voordat niet-westerse vreemdelingen voor langere tijd naar Nederland mogen komen.
Ruim 20 jaar geleden stapte ik in Miami op het vliegtuig naar Nederland, gehoor gevend aan de lokroep van de liefde. Als journalist bouwde ik een bestaan op met mijn Nederlandse vrouw en vier (tweetalige) kinderen. Alles leek in orde tot ik kort geleden een oproep ontving om op het gemeentehuis te verschijnen in het kader van de Wet Inburgering.
Ik had zo graag een verhaal willen schrijven over de doorgeschoten bureaucratie. Ik, een modelimmigrant, zou gedwongen worden om een onnodig inburgeringstraject te doorlopen tegen absurd hoge kosten, ongemak en tijdsverspilling.
Het had een bestseller kunnen worden over de regelzucht in dit land, die miljoenen Nederlanders smalend, maar met een lekker toefje leedvermaak zouden lezen.
In Zutphen komen weinig mensen uit mijn 'categorie', vertelt de gemeenteambtenaar. Dezelfde jonge vrouw had me een week eerder 'uitgenodigd' voor een gesprek op het stadhuis. Ze legt uit dat de meeste immigranten die worden opgeroepen óf nieuwkomers zijn - vaak Afghaanse en Somalische asielzoekers - of oudkomers, zoals Turkse en Marokkaanse vrouwen die in het kader van de gezinshereniging naar Nederland zijn gekomen.
Hoewel die mensen soms goed Nederlands spreken, moet er altijd worden gekeken of ze ook kunnen lezen en schrijven. "Zo niet, dan moeten ze inburgeren." Met deze laatste woorden krijgt de ambtenaar een hardere blik in de ogen. Haar stem klinkt ineens formeler.
Toen ik de oproep kreeg, speelde het door mijn hoofd dat ik wel eens zou kunnen zakken. Het examen was erg lastig, had ik gehoord, met allerlei vragen die zelfs geboren en getogen Nederlanders niet konden beantwoorden. Uitgerekend op de dag dat mijn oproep op de deurmat viel, las ik dat inburgeraars óók het Wilhelmus moeten leren zingen.
'Wilhelmus van Nassouwe ben ik van Duitsen bloed.' Tot zover ken ik het ongeveer wel. Meer hoef ik niet te weten. Even een blik geworpen op de volledige tekst op een website. Vijftien coupletten? Hoe zou ik dit ooit uit mijn hoofd leren? Het leek me steeds waarschijnlijker dat ik een inburgeringscursus zou moeten volgen.
Intussen begon ik me voor mijn hoofd te slaan over een gemiste kans: ik had al in de jaren negentig heel makkelijk Nederlands staatsburger kunnen worden. Doordat ik al jaren getrouwd was met een Nederlandse en ook jarenlang in vaste dienst had gewerkt, voldeed ik aan alle eisen. En ik kon me voor maar 500 gulden laten naturaliseren. Maar uit laksheid heb ik die stap steeds voor me uitgeschoven tot het te laat was. Op een gegeven moment werd het in één klap veel duurder (meer dan 550 euro). Voor mij het perfecte excuus om het nog langer uit te stellen. Dan maar verder leven met mijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
"Heb je nog meer vragen?", wil de ambtenaar weten. "Ja," zeg ik, "meer uit hoofde van mijn functie als journalist - niet omdat ik denk dat ik moet inburgeren." Ik had haar tenslotte al een brief overhandigd van mijn werkgever, waarin staat dat ik het Nederlands in woord en geschrift beheers en dat ik een gedegen kennis heb van de samenleving, cultuur en het staatsbestel. Die brief had ik trouwens zelf opgesteld en laten ondertekenen door een personeelsfunctionaris.
Vindt de ambtenaar het ook niet absurd dat iedereen zonder Nederlands paspoort wordt opgeroepen voor een gesprek? Haar antwoord is heel kort en logisch: "We kunnen de mens achter de gegevens niet zien, niet horen. Je moet je komen legitimeren en je argumenten op tafel leggen, anders kunnen we niet bepalen of je hulp nodig hebt bij het inburgeren."
Ik vraag nog wat door, maar zie in gedachten het verhaal als zand tussen mijn vingers weglopen. Er komt geen vernietigend relaas over de draconische maatregelen in Nederland, de alles-over-één-kam-scherende overheid. Als vreemdeling ben ik opgelucht, als journalist diep teleurgesteld.
Maar laat ik mezelf niet rijk rekenen. Ik weet nog steeds niet of ik geen inburgeringsexamen hoef af te leggen. De ambtenaar hield zich op de vlakte. Het zal worden besproken in het team. Tot die brief komt, weet ik het niet zeker. Intussen kan ik maar beter beginnen met het tweede couplet van het Wilhelmus.
Bron: http://www.rnw.nl/nl/nederlands/article/aantekeningen-van-een-inburgeraar Klik hier
Sinds 1 januari 2007 is in Nederland de Wet inburgering van kracht. Op basis daarvan is elke vreemdeling tussen de 15 en 65 jaar van buiten de EU die in Nederland duurzaam wil en mag wonen of verblijven, verplicht in te burgeren. Het verkrijgen van een verblijfsvergunning is hiermee afhankelijk geworden van het behalen van het inburgeringsexamen, dat bestaat uit een taalexamen en een examen kennis van de Nederlandse samenleving. Op bepaalde gronden kan hierop een uitzondering worden gemaakt.
Hiermee is Nederland het enige land ter wereld dat deze eisen stelt voor langdurig verblijf op zijn grondgebied. Internationaal gelden dit soort eisen veelal alleen voor mensen die willen naturaliseren en een paspoort willen verkrijgen.
Genoemd inburgeringsexamen is iets anders dan het Inburgeringsexamen buitenland, dat moet worden afgelegd op een ambassade in het land van herkomst voordat niet-westerse vreemdelingen voor langere tijd naar Nederland mogen komen.
Ruim 20 jaar geleden stapte ik in Miami op het vliegtuig naar Nederland, gehoor gevend aan de lokroep van de liefde. Als journalist bouwde ik een bestaan op met mijn Nederlandse vrouw en vier (tweetalige) kinderen. Alles leek in orde tot ik kort geleden een oproep ontving om op het gemeentehuis te verschijnen in het kader van de Wet Inburgering.
Ik had zo graag een verhaal willen schrijven over de doorgeschoten bureaucratie. Ik, een modelimmigrant, zou gedwongen worden om een onnodig inburgeringstraject te doorlopen tegen absurd hoge kosten, ongemak en tijdsverspilling.
Het had een bestseller kunnen worden over de regelzucht in dit land, die miljoenen Nederlanders smalend, maar met een lekker toefje leedvermaak zouden lezen.
In Zutphen komen weinig mensen uit mijn 'categorie', vertelt de gemeenteambtenaar. Dezelfde jonge vrouw had me een week eerder 'uitgenodigd' voor een gesprek op het stadhuis. Ze legt uit dat de meeste immigranten die worden opgeroepen óf nieuwkomers zijn - vaak Afghaanse en Somalische asielzoekers - of oudkomers, zoals Turkse en Marokkaanse vrouwen die in het kader van de gezinshereniging naar Nederland zijn gekomen.
Hoewel die mensen soms goed Nederlands spreken, moet er altijd worden gekeken of ze ook kunnen lezen en schrijven. "Zo niet, dan moeten ze inburgeren." Met deze laatste woorden krijgt de ambtenaar een hardere blik in de ogen. Haar stem klinkt ineens formeler.
Toen ik de oproep kreeg, speelde het door mijn hoofd dat ik wel eens zou kunnen zakken. Het examen was erg lastig, had ik gehoord, met allerlei vragen die zelfs geboren en getogen Nederlanders niet konden beantwoorden. Uitgerekend op de dag dat mijn oproep op de deurmat viel, las ik dat inburgeraars óók het Wilhelmus moeten leren zingen.
'Wilhelmus van Nassouwe ben ik van Duitsen bloed.' Tot zover ken ik het ongeveer wel. Meer hoef ik niet te weten. Even een blik geworpen op de volledige tekst op een website. Vijftien coupletten? Hoe zou ik dit ooit uit mijn hoofd leren? Het leek me steeds waarschijnlijker dat ik een inburgeringscursus zou moeten volgen.
Intussen begon ik me voor mijn hoofd te slaan over een gemiste kans: ik had al in de jaren negentig heel makkelijk Nederlands staatsburger kunnen worden. Doordat ik al jaren getrouwd was met een Nederlandse en ook jarenlang in vaste dienst had gewerkt, voldeed ik aan alle eisen. En ik kon me voor maar 500 gulden laten naturaliseren. Maar uit laksheid heb ik die stap steeds voor me uitgeschoven tot het te laat was. Op een gegeven moment werd het in één klap veel duurder (meer dan 550 euro). Voor mij het perfecte excuus om het nog langer uit te stellen. Dan maar verder leven met mijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.
"Heb je nog meer vragen?", wil de ambtenaar weten. "Ja," zeg ik, "meer uit hoofde van mijn functie als journalist - niet omdat ik denk dat ik moet inburgeren." Ik had haar tenslotte al een brief overhandigd van mijn werkgever, waarin staat dat ik het Nederlands in woord en geschrift beheers en dat ik een gedegen kennis heb van de samenleving, cultuur en het staatsbestel. Die brief had ik trouwens zelf opgesteld en laten ondertekenen door een personeelsfunctionaris.
Vindt de ambtenaar het ook niet absurd dat iedereen zonder Nederlands paspoort wordt opgeroepen voor een gesprek? Haar antwoord is heel kort en logisch: "We kunnen de mens achter de gegevens niet zien, niet horen. Je moet je komen legitimeren en je argumenten op tafel leggen, anders kunnen we niet bepalen of je hulp nodig hebt bij het inburgeren."
Ik vraag nog wat door, maar zie in gedachten het verhaal als zand tussen mijn vingers weglopen. Er komt geen vernietigend relaas over de draconische maatregelen in Nederland, de alles-over-één-kam-scherende overheid. Als vreemdeling ben ik opgelucht, als journalist diep teleurgesteld.
Maar laat ik mezelf niet rijk rekenen. Ik weet nog steeds niet of ik geen inburgeringsexamen hoef af te leggen. De ambtenaar hield zich op de vlakte. Het zal worden besproken in het team. Tot die brief komt, weet ik het niet zeker. Intussen kan ik maar beter beginnen met het tweede couplet van het Wilhelmus.
Bron: http://www.rnw.nl/nl/nederlands/article/aantekeningen-van-een-inburgeraar Klik hier
Reacties
Iets anders is dat u wellicht alleen een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft.
Vraagt u nog vóór 1 januari 2010 ook een EU verblijfskaart aan voor langdurig ingezeten derdelanders aan, aangezien vanaf die datum er een inburgeringsverplichting geldt als u deze kaart alsnog zou aanvragen.
M.b.t. o.a. langdurig verblijf buiten Nederland heeft zo'n EU kaart voordelen ten opzichte van uw huidige nationale verblijfsvergunning.