Beslissing op wrakingsverzoek vreemdelingenrechters (uitspraak wrakingskamer)
LJN: BK4676,President Rechtbank Groningen , 113327/HA RK 09-271 en 113328/HA RK 09-272
Datum uitspraak: 09-11-2009
Datum publicatie: 27-11-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Wraking omdat de rechter op verzoek van een andere advocaat artikel 6:19 Awb het beroep tegen de eerste maatregelen mede gericht te achten tegen de nieuwe maatregelen heeft toegepast.
Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
MEERVOUDIGE KAMER
Registratienummers: 113327 HA RK 09-271 en 113328 HA RK 09-272
Datum beslissing: 9 november 2009
Beslissing op de schriftelijke verzoeken van mr. K.R. Verkaart (hierna: verzoeker), advocaat te Rotterdam, tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
PROCESGANG
Bij brief van 12 oktober 2009 heeft verzoeker het verzoek ingediend tot wraking van mr. A.S. Venema-Dietvorst en mr. M.J.C. Dijkstra.
Bij brieven van 19 oktober 2009 hebben mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra schriftelijk verklaard niet te berusten in het wrakingsverzoek. Daarbij hebben zij schriftelijk hun zienswijze op het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt.
De wrakingsverzoeken zijn door de wrakingskamer gevoegd behandeld ter zitting van 2 november 2009. Verzoeker is aldaar verschenen. Mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra zijn, na voorafgaand bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De feiten
1.1 Op 30 september 2009 is aan een twaalftal Somaliërs de maatregel van vreemdelingenbewaring ex artikel 59, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) opgelegd. Namens deze Somaliërs heeft mr. S.S. Ilahi, advocaat te Groningen, op 1 oktober 2009 beroep ingesteld tegen deze maatregelen.
1.2 De hiervoor genoemde maatregelen zijn op 9 oktober 2009 opgeheven en aansluitend hernieuwd opgelegd, doch op een andere grondslag, namelijk artikel 59, eerste lid, Vw 2000.
1.3 Mr. Ilahi heeft de rechtbank verzocht om met toepassing van artikel 6:19 Awb het beroep tegen de eerste maatregelen mede gericht te achten tegen de nieuwe maatregelen van 9 oktober 2009.
1.4 Verzoeker heeft namens vijf van de twaalf Somaliërs op 9 oktober 2009 beroep ingesteld tegen de op 9 oktober 2009 opgelegde maatregelen.
1.5 De op 1 oktober 2009 ingediende beroepen – die door de rechtbank zijn aangemerkt als mede gericht tegen de maatregelen van 9 oktober 2009 – zijn, in aanwezigheid van mr. Ilahi, door mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra behandeld ter zitting van 12 oktober 2009.
1.6 Op 12 oktober 2009 heeft de rechtbank verzoeker uitgenodigd voor de behandeling ter zitting van 19 oktober 2009 van de door hem namens de vijf Somaliërs op 9 oktober 2009 ingestelde beroepen. Later die dag heeft de rechtbank deze uitnodiging, zonder nadere toelichting, schriftelijk geannuleerd.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1 De mondelinge behandeling van de beroepen van 9 oktober 2009 is onder verantwoordelijkheid van mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra zonder overleg met verzoeker geannuleerd. Op 12 oktober 2009 heeft verzoeker daarom telefonisch contact gezocht met de griffie van de rechtbank. Dit bracht echter niet de door verzoeker gewenste duidelijkheid. Zo kreeg hij niet te horen wie de behandelend rechter was en kon hij pas op 13 oktober 2009 inhoudelijk te woord worden gestaan. Door deze handelwijze heeft verzoeker niet de gelegenheid gehad zijn op 9 oktober 2009 ingediende beroepen mondeling toe te lichten. Mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra hebben vooringenomenheid getoond door de argumenten die verzoeker dan naar voren had willen brengen bij voorbaat als niet relevant ter zijde te schuiven.
2.2 Anders dan mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra stellen is verzoeker wel ontvankelijk in zijn verzoeken omdat verzoeker en de vijf Somaliërs namens wie hij beroep heeft ingesteld belanghebbenden zijn in deze kwestie.
3. Het standpunt van mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra
3.1 Verzoeker is niet-ontvankelijk in zijn verzoeken omdat de beroepen die verzoeker op 9 oktober 2009 heeft ingediend niet zijn behandeld ter zitting van 12 oktober 2009.
3.2 Van vooringenomenheid is geen sprake omdat artikel 6:19 Awb van openbare orde is en door de rechtbank ambtshalve moet worden toegepast. Dat er door de griffie per abuis uitnodigingen zijn verstuurd voor de zitting van 19 oktober 2009 maakt dat niet anders.
4. De beoordeling
4.1 Ingevolge artikel 8:15 Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
4.2 De beslissing om de door mr. Ilahi op 1 oktober 2009 ingestelde beroepen mede gericht te achten tegen de maatregelen van 9 oktober 2009 raakt de belangen van verzoeker en de vijf Somaliërs namens wie hij op 9 oktober 2009 beroep heeft ingesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat verzoeker in casu als partij is aan te merken. Dat de door hem ingestelde beroepen niet op de zitting van 12 oktober 2009 zijn behandeld doet daaraan niet af.
4.3 Omdat voorts niet is gebleken dat verzoeker niet heeft voldaan aan de vereisten zoals neergelegd in artikel 8:16 Awb, is verzoeker derhalve ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
4.4 Inhoudelijk overweegt de rechtbank als volgt.
4.5 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.6 Mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra hebben de op 1 oktober 2009 door mr. Ilahi ingestelde beroepen op grond van artikel 6:19 Awb aangemerkt als mede te zijn gericht tegen de maatregelen van 9 oktober 2009. Artikel 6:19 Awb is van openbare orde. Dit artikel diende derhalve ambtshalve door mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra te worden toegepast, het stond hen niet vrij anders te beslissen. Reeds daarom kan naar het oordeel van de rechtbank van (een schijn van) vooringenomenheid geen sprake zijn.
4.7 Ook in het feit dat de door verzoeker namens zijn cliënten ingediende beroepen inmiddels buiten zitting uitspraak is gedaan ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen. Zoals ter zitting ook door verzoeker is erkend vloeide het oordeel in die zaken immers voort uit de eerdere gang van zaken.
4.8 Gelet op het voorgaande zullen de verzoeken tot wraking worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst de verzoeken tot wraking van mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra af;
- beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
mr. Venema-Dietvorst, mr. Dijkstra en de staatssecretaris van Justitie.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, E.J. Oostdijk en M.W. de Jonge, leden, in tegenwoordigheid van W.A. Jager als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2009.
bron: www.rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 09-11-2009
Datum publicatie: 27-11-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Wraking omdat de rechter op verzoek van een andere advocaat artikel 6:19 Awb het beroep tegen de eerste maatregelen mede gericht te achten tegen de nieuwe maatregelen heeft toegepast.
Uitspraak
RECHTBANK GRONINGEN
MEERVOUDIGE KAMER
Registratienummers: 113327 HA RK 09-271 en 113328 HA RK 09-272
Datum beslissing: 9 november 2009
Beslissing op de schriftelijke verzoeken van mr. K.R. Verkaart (hierna: verzoeker), advocaat te Rotterdam, tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
PROCESGANG
Bij brief van 12 oktober 2009 heeft verzoeker het verzoek ingediend tot wraking van mr. A.S. Venema-Dietvorst en mr. M.J.C. Dijkstra.
Bij brieven van 19 oktober 2009 hebben mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra schriftelijk verklaard niet te berusten in het wrakingsverzoek. Daarbij hebben zij schriftelijk hun zienswijze op het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt.
De wrakingsverzoeken zijn door de wrakingskamer gevoegd behandeld ter zitting van 2 november 2009. Verzoeker is aldaar verschenen. Mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra zijn, na voorafgaand bericht, niet verschenen.
OVERWEGINGEN
1. De feiten
1.1 Op 30 september 2009 is aan een twaalftal Somaliërs de maatregel van vreemdelingenbewaring ex artikel 59, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) opgelegd. Namens deze Somaliërs heeft mr. S.S. Ilahi, advocaat te Groningen, op 1 oktober 2009 beroep ingesteld tegen deze maatregelen.
1.2 De hiervoor genoemde maatregelen zijn op 9 oktober 2009 opgeheven en aansluitend hernieuwd opgelegd, doch op een andere grondslag, namelijk artikel 59, eerste lid, Vw 2000.
1.3 Mr. Ilahi heeft de rechtbank verzocht om met toepassing van artikel 6:19 Awb het beroep tegen de eerste maatregelen mede gericht te achten tegen de nieuwe maatregelen van 9 oktober 2009.
1.4 Verzoeker heeft namens vijf van de twaalf Somaliërs op 9 oktober 2009 beroep ingesteld tegen de op 9 oktober 2009 opgelegde maatregelen.
1.5 De op 1 oktober 2009 ingediende beroepen – die door de rechtbank zijn aangemerkt als mede gericht tegen de maatregelen van 9 oktober 2009 – zijn, in aanwezigheid van mr. Ilahi, door mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra behandeld ter zitting van 12 oktober 2009.
1.6 Op 12 oktober 2009 heeft de rechtbank verzoeker uitgenodigd voor de behandeling ter zitting van 19 oktober 2009 van de door hem namens de vijf Somaliërs op 9 oktober 2009 ingestelde beroepen. Later die dag heeft de rechtbank deze uitnodiging, zonder nadere toelichting, schriftelijk geannuleerd.
2. Het standpunt van verzoeker
2.1 De mondelinge behandeling van de beroepen van 9 oktober 2009 is onder verantwoordelijkheid van mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra zonder overleg met verzoeker geannuleerd. Op 12 oktober 2009 heeft verzoeker daarom telefonisch contact gezocht met de griffie van de rechtbank. Dit bracht echter niet de door verzoeker gewenste duidelijkheid. Zo kreeg hij niet te horen wie de behandelend rechter was en kon hij pas op 13 oktober 2009 inhoudelijk te woord worden gestaan. Door deze handelwijze heeft verzoeker niet de gelegenheid gehad zijn op 9 oktober 2009 ingediende beroepen mondeling toe te lichten. Mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra hebben vooringenomenheid getoond door de argumenten die verzoeker dan naar voren had willen brengen bij voorbaat als niet relevant ter zijde te schuiven.
2.2 Anders dan mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra stellen is verzoeker wel ontvankelijk in zijn verzoeken omdat verzoeker en de vijf Somaliërs namens wie hij beroep heeft ingesteld belanghebbenden zijn in deze kwestie.
3. Het standpunt van mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra
3.1 Verzoeker is niet-ontvankelijk in zijn verzoeken omdat de beroepen die verzoeker op 9 oktober 2009 heeft ingediend niet zijn behandeld ter zitting van 12 oktober 2009.
3.2 Van vooringenomenheid is geen sprake omdat artikel 6:19 Awb van openbare orde is en door de rechtbank ambtshalve moet worden toegepast. Dat er door de griffie per abuis uitnodigingen zijn verstuurd voor de zitting van 19 oktober 2009 maakt dat niet anders.
4. De beoordeling
4.1 Ingevolge artikel 8:15 Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
4.2 De beslissing om de door mr. Ilahi op 1 oktober 2009 ingestelde beroepen mede gericht te achten tegen de maatregelen van 9 oktober 2009 raakt de belangen van verzoeker en de vijf Somaliërs namens wie hij op 9 oktober 2009 beroep heeft ingesteld. De rechtbank is daarom van oordeel dat verzoeker in casu als partij is aan te merken. Dat de door hem ingestelde beroepen niet op de zitting van 12 oktober 2009 zijn behandeld doet daaraan niet af.
4.3 Omdat voorts niet is gebleken dat verzoeker niet heeft voldaan aan de vereisten zoals neergelegd in artikel 8:16 Awb, is verzoeker derhalve ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
4.4 Inhoudelijk overweegt de rechtbank als volgt.
4.5 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.6 Mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra hebben de op 1 oktober 2009 door mr. Ilahi ingestelde beroepen op grond van artikel 6:19 Awb aangemerkt als mede te zijn gericht tegen de maatregelen van 9 oktober 2009. Artikel 6:19 Awb is van openbare orde. Dit artikel diende derhalve ambtshalve door mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra te worden toegepast, het stond hen niet vrij anders te beslissen. Reeds daarom kan naar het oordeel van de rechtbank van (een schijn van) vooringenomenheid geen sprake zijn.
4.7 Ook in het feit dat de door verzoeker namens zijn cliënten ingediende beroepen inmiddels buiten zitting uitspraak is gedaan ziet de rechtbank geen aanleiding om anders te oordelen. Zoals ter zitting ook door verzoeker is erkend vloeide het oordeel in die zaken immers voort uit de eerdere gang van zaken.
4.8 Gelet op het voorgaande zullen de verzoeken tot wraking worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst de verzoeken tot wraking van mrs. Venema-Dietvorst en Dijkstra af;
- beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker,
mr. Venema-Dietvorst, mr. Dijkstra en de staatssecretaris van Justitie.
Deze beslissing is gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, E.J. Oostdijk en M.W. de Jonge, leden, in tegenwoordigheid van W.A. Jager als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2009.
bron: www.rechtspraak.nl
Reacties