BIj aanvraag moet wel de verblijfsgrond maar niet de beperking worden opgegeven (uitspraak)
Dit komt nog al eens voor als iemand zich op verblijf vanwege klemmende humanitaire redenen beroept
LJN: BK6523, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Haarlem , AWB 09/27461 & AWB 09/42053
Datum uitspraak: 03-12-2009
Datum publicatie: 15-12-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Uit de wettelijke bepalingen volgt niet dat bij de aanvraag, behalve het specifieke verblijfsdoel, ook de beperking dient te worden opgegeven. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker in het aanvraagformulier onder nummer 2. “de persoonlijke gegevens van de verblijfsgever (referent)” de gegevens van zijn dochter heeft ingevuld. Verzoeker heeft in het aanvraagformulier onder 6. “doel van het verblijf in Nederland” aangekruist “anders, vanwege bijzondere en individuele omstandigheden”. In de brief van 16 maart 2009 heeft de gemachtigde van verzoeker de aanvraag toegelicht en aangegeven dat verzoeker op grond van artikel 8 EVRM een verblijfsvergunning moet worden verleend voor verblijf bij zijn dochter. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (JV 2008, 161) van 22 januari 2008 is de voorzieningenrechter van oordeel, dat anders dan verweerder meent, uit de wettelijke bepalingen niet volgt dat verzoeker bij zijn aanvraag, behalve het specifieke verblijfsdoel, ook de beperking dient op te geven. Het is aan verweerder om naar aanleiding van het opgegeven specifieke verblijfsdoel te bepalen welke aan de verblijfsvergunning te verbinden beperking van toepassing is. Uit de door verzoeker bij zijn aanvraag gegeven toelichting en de overige bij de aanvraag overgelegde stukken, komt onmiskenbaar naar voren dat verzoeker verblijf bij zijn dochter beoogt. Verweerder heeft dit ook niet betwist. Gelet hierop heeft verzoeker voldaan aan de op hem rustende verplichting om het specifieke verblijfsdoel, in verband waarmee hij verblijf wenst, op te geven en kan het enkele feit dat hij op het aanvraagformulier niet de juiste hoofdreden van verblijf heeft aangekruist niet aan verzoeker worden tegengeworpen. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder zich in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat verzoeker de gevraagde verblijfsvergunning niet kan worden verleend omdat verzoeker de verkeerde beperking heeft aangegeven bij zijn aanvraag. Het standpunt van verweerder dat artikel 3.100 Vb zich tegen het vorengaande verzet, volgt de voorzieningenrechter niet, nu verzoeker het door hem opgegeven verblijfsdoel, te weten verblijf bij zijn dochter, hangende de besluitvorming niet heeft gewijzigd. Beroep gegrond. Verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Bron: rechtspraak.nl
LJN: BK6523, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Haarlem , AWB 09/27461 & AWB 09/42053
Datum uitspraak: 03-12-2009
Datum publicatie: 15-12-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Uit de wettelijke bepalingen volgt niet dat bij de aanvraag, behalve het specifieke verblijfsdoel, ook de beperking dient te worden opgegeven. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker in het aanvraagformulier onder nummer 2. “de persoonlijke gegevens van de verblijfsgever (referent)” de gegevens van zijn dochter heeft ingevuld. Verzoeker heeft in het aanvraagformulier onder 6. “doel van het verblijf in Nederland” aangekruist “anders, vanwege bijzondere en individuele omstandigheden”. In de brief van 16 maart 2009 heeft de gemachtigde van verzoeker de aanvraag toegelicht en aangegeven dat verzoeker op grond van artikel 8 EVRM een verblijfsvergunning moet worden verleend voor verblijf bij zijn dochter. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (JV 2008, 161) van 22 januari 2008 is de voorzieningenrechter van oordeel, dat anders dan verweerder meent, uit de wettelijke bepalingen niet volgt dat verzoeker bij zijn aanvraag, behalve het specifieke verblijfsdoel, ook de beperking dient op te geven. Het is aan verweerder om naar aanleiding van het opgegeven specifieke verblijfsdoel te bepalen welke aan de verblijfsvergunning te verbinden beperking van toepassing is. Uit de door verzoeker bij zijn aanvraag gegeven toelichting en de overige bij de aanvraag overgelegde stukken, komt onmiskenbaar naar voren dat verzoeker verblijf bij zijn dochter beoogt. Verweerder heeft dit ook niet betwist. Gelet hierop heeft verzoeker voldaan aan de op hem rustende verplichting om het specifieke verblijfsdoel, in verband waarmee hij verblijf wenst, op te geven en kan het enkele feit dat hij op het aanvraagformulier niet de juiste hoofdreden van verblijf heeft aangekruist niet aan verzoeker worden tegengeworpen. Uit het vorenstaande volgt dat verweerder zich in het bestreden besluit ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat verzoeker de gevraagde verblijfsvergunning niet kan worden verleend omdat verzoeker de verkeerde beperking heeft aangegeven bij zijn aanvraag. Het standpunt van verweerder dat artikel 3.100 Vb zich tegen het vorengaande verzet, volgt de voorzieningenrechter niet, nu verzoeker het door hem opgegeven verblijfsdoel, te weten verblijf bij zijn dochter, hangende de besluitvorming niet heeft gewijzigd. Beroep gegrond. Verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
Bron: rechtspraak.nl
Reacties