Beroep op pardonvergunning door ongewenstverklaarde moet niet-ontvankelijk worden verklaard (rechtbank)
LJN: BK1030, Rechtbank Roermond , 2009 / 12272
Datum uitspraak: 20-10-2009
Datum publicatie: 22-10-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: P200912272 samenvatting Samenloop Artikel 64 en ongewenstverklaring; samenloop RANOV en ongewenstverklaring; procesbelang Aan de orde is welke gevolgen de ongewenstverklaring heeft voor de toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 en voor de ambtshalve verlening van een vergunning op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude vreemdelingenwet (de Regeling). De rechtbank leidt uit de brief van 29 maart 2009 af dat verweerder klaarblijkelijk, gelet op eisers gezondheidstoestand, naar de ratio van – en dus níet ingevolge – artikel 64 van de Vw 2000, aanleiding heeft gezien om tijdelijk geen gevolg te geven aan de bevoegdheid om eiser uit te zetten, evenwel zonder dat de ongewenstverklaring wordt opgeheven en zonder dat dit leidt tot rechtmatig verblijf. Hieruit volgt dat de ongewenstverklaring thans voortduurt en dat dus ook zo was ten tijde van het primaire besluit van 11 juni 2008. In het verweerschrift van 16 juli 2009 heeft verweerder gesteld dat aangenomen moet worden dat bij een procedure omtrent de weigering een aanbod te doen op grond van de Regeling belang bestaat, óók indien de vreemdeling ongewenst is verklaard. In het kader van de Regeling is het denkbaar dat ondanks de ongewenstverklaring toch een aanbod wordt gedaan en na aanvaarding een verblijfsvergunning wordt verleend. Een dergelijke situatie kan zich voordoen indien de grondslag van de ongewenstverklaring zich niet verhoudt tot het in de Regeling neergelegde openbare ordebeleid, zoals weergegeven in pagraaf 5.3.1 van de Regeling. Deze praktische overwegingen van verweerder kunnen evenwel geen procesbelang creëren bij een verblijfsprocedure, ook al gaat deze – zoals in het geval van eiser – over het niet ambtshalve verlenen van een vergunning op grond van de Regeling. Het gevolg dat artikel 67, derde lid, van de Vw 2000 aan de ongewenstverklaring verbindt, is immers dat de desbetreffende vreemdeling geen rechtmatig verblijf kan hebben zolang de ongewenstverklaring voortduurt. Nu, gelet op het voorgaande, de ongewenstverklaring van eiser reeds ten tijde van het primaire besluit voortduurde en daarmee een belang bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar ontbrak, heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar ten onrechte niet niet ontvankelijk verklaard.
Bron: rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 20-10-2009
Datum publicatie: 22-10-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: P200912272 samenvatting Samenloop Artikel 64 en ongewenstverklaring; samenloop RANOV en ongewenstverklaring; procesbelang Aan de orde is welke gevolgen de ongewenstverklaring heeft voor de toepassing van artikel 64 van de Vw 2000 en voor de ambtshalve verlening van een vergunning op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude vreemdelingenwet (de Regeling). De rechtbank leidt uit de brief van 29 maart 2009 af dat verweerder klaarblijkelijk, gelet op eisers gezondheidstoestand, naar de ratio van – en dus níet ingevolge – artikel 64 van de Vw 2000, aanleiding heeft gezien om tijdelijk geen gevolg te geven aan de bevoegdheid om eiser uit te zetten, evenwel zonder dat de ongewenstverklaring wordt opgeheven en zonder dat dit leidt tot rechtmatig verblijf. Hieruit volgt dat de ongewenstverklaring thans voortduurt en dat dus ook zo was ten tijde van het primaire besluit van 11 juni 2008. In het verweerschrift van 16 juli 2009 heeft verweerder gesteld dat aangenomen moet worden dat bij een procedure omtrent de weigering een aanbod te doen op grond van de Regeling belang bestaat, óók indien de vreemdeling ongewenst is verklaard. In het kader van de Regeling is het denkbaar dat ondanks de ongewenstverklaring toch een aanbod wordt gedaan en na aanvaarding een verblijfsvergunning wordt verleend. Een dergelijke situatie kan zich voordoen indien de grondslag van de ongewenstverklaring zich niet verhoudt tot het in de Regeling neergelegde openbare ordebeleid, zoals weergegeven in pagraaf 5.3.1 van de Regeling. Deze praktische overwegingen van verweerder kunnen evenwel geen procesbelang creëren bij een verblijfsprocedure, ook al gaat deze – zoals in het geval van eiser – over het niet ambtshalve verlenen van een vergunning op grond van de Regeling. Het gevolg dat artikel 67, derde lid, van de Vw 2000 aan de ongewenstverklaring verbindt, is immers dat de desbetreffende vreemdeling geen rechtmatig verblijf kan hebben zolang de ongewenstverklaring voortduurt. Nu, gelet op het voorgaande, de ongewenstverklaring van eiser reeds ten tijde van het primaire besluit voortduurde en daarmee een belang bij een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar ontbrak, heeft verweerder het door eiser gemaakte bezwaar ten onrechte niet niet ontvankelijk verklaard.
Bron: rechtspraak.nl
Reacties