18 oktober 2009

Ongedocumenteerde asielzoekers met beschadigde vingertoppen mogen al puur op artikel 31, eerste lid onder f Vw worden afgewezen (uitspraak ABBRvS)

LJN: BJ9922, Raad van State , 200904612/1/V2.


Datum uitspraak: 06-10-2009
Datum publicatie: 12-10-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Asielaanvraag / manipulatie vingertoppen / onmogelijkheid onderzoek te doen naar identiteit en nationaliteit van de vreemdeling en de geloofwaardigheid van het asielrelaas / afwijzing op grond van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000
Zolang evenwel niet is komen vast te staan dat sprake is van één van de in artikel 30, eerste lid, van de Vw 2000 genoemde omstandigheden, dient de staatssecretaris over te gaan tot de beoordeling of de desbetreffende vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat de aanvraag is gegrond op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening vormen. Daarbij geldt evenwel dat door het niet kunnen beschikken over een goed dactyloscopisch signalement van die vreemdeling de mogelijkheid voor de staatssecretaris om te onderzoeken of bij de beoordeling terzake van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalde omstandigheden, als bedoeld in het tweede lid van die bepaling, mede dienen te worden betrokken, evenzeer wordt bemoeilijkt. In het onderhavige geval dient, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 2.1. ten aanzien van grief 1 is overwogen, thans ervan uit te worden gegaan dat het niet mogelijk is geweest een goed dactyloscopisch signalement van de vreemdeling op te maken vanwege manipulatie van zijn vingertoppen. Aldus heeft de vreemdeling de beoordeling door de staatssecretaris terzake van de artikelen 30, eerste lid, en 31, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bemoeilijkt dan wel onmogelijk gemaakt. Voorts is niet in geschil dat ten aanzien van de vreemdeling sprake is van de omstandigheid, als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder f, van de Vw 2000. Door toerekenbaar geen documenten, als bedoeld in die bepaling, te overleggen en voorts zijn vingertoppen zodanig te manipuleren dat geen goed dactyloscopisch signalement kan worden opgemaakt, heeft de vreemdeling de staatssecretaris elke mogelijkheid ontnomen om zijn asielaanvraag te beoordelen met behulp van objectieve gegevens, zoals voormelde documenten en een dactyloscopisch signalement. Nu het niet kunnen beschikken over evenbedoelde objectieve gegevens geheel is toe te rekenen aan de vreemdeling, bestaat onder deze omstandigheden geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat het onmogelijk is om onderzoek te doen naar de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling en de geloofwaardigheid van diens asielrelaas en de asielaanvraag derhalve reeds om die reden op grond van artikel 31, eerste lid, mede gelezen in verband met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 dient te worden afgewezen. De grieven falen.





2.2.3. In de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, overwogen dat, nu ten aanzien van de vreemdeling sprake is van de omstandigheid, als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000, van zijn asielrelaas een positieve overtuigingskracht dient uit te gaan om het voor waar te kunnen aannemen. Volgens de voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris zich op het standpunt gesteld dat het asielrelaas van de vreemdeling een positieve overtuigingskracht ontbeert, omdat de oprechtheid van de vreemdeling vanwege de manipulatie van zijn vingertoppen op voorhand is aangetast. Nu uit de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal blijkt dat het vanwege manipulatie van de vingertoppen meerdere malen niet mogelijk is geweest om een goed dactyloscopisch signalement van de vreemdeling op te maken, heeft de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de vreemdeling het onderzoek heeft gefrustreerd en diens asielrelaas een positieve overtuigingskracht ontbeert. De staatssecretaris heeft het asielrelaas derhalve niet geloofwaardig hoeven achten en niet inhoudelijk daarop hoeven ingaan, aldus de voorzieningenrechter.

2.2.4. Bij zijn beoordeling is de voorzieningenrechter ten onrechte er vanuit gegaan dat de staatssecretaris zich in het besluit van 29 mei 2009 op het standpunt heeft gesteld dat het asielrelaas van de vreemdeling een positieve overtuigingskracht ontbeert en derhalve niet geloofwaardig kan worden geacht. In voormeld besluit is de staatssecretaris niet toegekomen aan een beoordeling van de positieve overtuigingskracht van het asielrelaas van de vreemdeling, nu volgens hem zodanige beoordeling juist niet mogelijk is vanwege het ontbreken van documenten, als bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000, en het frustreren van het onderzoek door de vreemdeling door manipulatie van zijn vingertoppen.

2.2.5. Uit de tekst van de artikelen 30, eerste lid, en 31, eerste lid, van de Vw 2000 en hun onderlinge verhouding volgt, zoals ook in voormelde paragraaf C14/2 van de Vc 2000 uiteengezet is, dat eerst dient te worden beoordeeld of een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28, moet worden afgewezen op één van de gronden van artikel 30, eerste lid, van de Vw 2000, alvorens wordt toegekomen aan een beoordeling van de aanvraag in het licht van artikel 31, eerste en tweede lid, van die wet. Indien van een vreemdeling door manipulatie van diens vingertoppen geen goed dactyloscopisch signalement kan worden opgemaakt, wordt de staatssecretaris de feitelijke mogelijkheid ontnomen om aan de hand van zodanig signalement te onderzoeken of die vreemdeling reeds eerder in Nederland dan wel een ander land binnen de Europese Unie heeft verbleven. In dat geval wordt door de manipulatie van de vingertoppen de mogelijkheid voor de staatssecretaris om te beoordelen of de aanvraag ingevolge artikel 30, eerste lid, van de Vw 2000 dient te worden afgewezen, ernstig bemoeilijkt dan wel onmogelijk gemaakt. Zolang evenwel niet is komen vast te staan dat sprake is van één van de in artikel 30, eerste lid, van de Vw 2000 genoemde omstandigheden, dient de staatssecretaris over te gaan tot de beoordeling of de desbetreffende vreemdeling aannemelijk heeft gemaakt dat de aanvraag is gegrond op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening vormen. Daarbij geldt evenwel dat door het niet kunnen beschikken over een goed dactyloscopisch signalement van die vreemdeling de mogelijkheid voor de staatssecretaris om te onderzoeken of bij de beoordeling terzake van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalde omstandigheden, als bedoeld in het tweede lid van die bepaling, mede dienen te worden betrokken, evenzeer wordt bemoeilijkt.

2.2.6. In het onderhavige geval dient, mede gelet op hetgeen hiervoor onder 2.1. ten aanzien van grief 1 is overwogen, thans ervan uit te worden gegaan dat het niet mogelijk is geweest een goed dactyloscopisch signalement van de vreemdeling op te maken vanwege manipulatie van zijn vingertoppen. Aldus heeft de vreemdeling de beoordeling door de staatssecretaris terzake van de artikelen 30, eerste lid, en 31, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 bemoeilijkt dan wel onmogelijk gemaakt.
Voorts is niet in geschil dat ten aanzien van de vreemdeling sprake is van de omstandigheid, als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder f, van de Vw 2000. Door toerekenbaar geen documenten, als bedoeld in die bepaling, te overleggen en voorts zijn vingertoppen zodanig te manipuleren dat geen goed dactyloscopisch signalement kan worden opgemaakt, heeft de vreemdeling de staatssecretaris elke mogelijkheid ontnomen om zijn asielaanvraag te beoordelen met behulp van objectieve gegevens, zoals voormelde documenten en een dactyloscopisch signalement. Nu het niet kunnen beschikken over evenbedoelde objectieve gegevens geheel is toe te rekenen aan de vreemdeling, bestaat onder deze omstandigheden geen grond voor het oordeel dat de staatssecretaris zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat het onmogelijk is om onderzoek te doen naar de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling en de geloofwaardigheid van diens asielrelaas en de asielaanvraag derhalve reeds om die reden op grond van artikel 31, eerste lid, mede gelezen in verband met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw 2000 dient te worden afgewezen.
De grieven falen.

Zie: rechtspraak.nl




Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...