Interim measures leiden niet automatisch tot de conclusie dat er geen zicht op uitzetting is (uitspraak ABRRvS)
LJN: BK0484, Raad van State , 200905814/1/V3
Datum uitspraak: 08-10-2009
Datum publicatie: 16-10-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Vreemdelingenbewaring / zicht op uitzetting / Dublinclaimant / interim measures
De vraag of een vreemdeling in het kader van een zogenoemde Dublinclaim aan een andere lidstaat van de Europese Unie kan worden overgedragen dient te worden beoordeeld in het kader van een asielprocedure en/of een procedure inzake de overdracht. Dat neemt niet weg dat, indien de desbetreffende vreemdeling in de procedure die heeft geleid tot zijn inbewaringstelling heeft aangetoond dat op voorhand vaststaat dat de beoogde overdracht niet kan plaatsvinden, zulks kan worden betrokken bij de beoordeling of zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank heeft bij haar oordeel in aanmerking genomen dat de President van het EHRM een groot aantal interim measures heeft getroffen en in een aantal daarvan, onder meer van 5 juni 2009, nr. 26494/09, van 9 juni 2009, nr. 28631/09, en van 23 juni 2009, nr. 32256/09, aan Griekenland vragen heeft gesteld over de asielprocedure en de detentie-omstandigheden voor asielzoekers, dat de voorzitter van de Afdeling op 19 juni 2009, zaak nr. 200904216/2 (LJN: BJ1665), bij wijze van voorlopige voorziening heeft bepaald dat de vreemdeling gedurende het hoger beroep met betrekking tot zijn asielprocedure niet naar Griekenland mag worden uitgezet, om, mede in het licht van het arrest van het EHRM in de zaak S.D. tegen Griekenland van 11 juni 2009, nr. 53541/07 (JV 2009/343), de grieven van de vreemdeling nader te onderzoeken, en dat de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, in een uitspraak van 13 juli 2009 (LJN: BJ2413), heeft overwogen dat kan worden betwijfeld of aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden vastgehouden. Uit voormelde interim measures, de daarin gestelde vragen en aangehaalde uitspraken kan echter niet worden afgeleid dat op voorhand moet worden aangenomen dat een overdracht van de vreemdeling aan Griekenland niet tot de mogelijkheden zal behoren. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De grief slaagt.
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / zicht op uitzetting / Dublinclaimant / interim measures
De vraag of een vreemdeling in het kader van een zogenoemde Dublinclaim aan een andere lidstaat van de Europese Unie kan worden overgedragen dient te worden beoordeeld in het kader van een asielprocedure en/of een procedure inzake de overdracht. Dat neemt niet weg dat, indien de desbetreffende vreemdeling in de procedure die heeft geleid tot zijn inbewaringstelling heeft aangetoond dat op voorhand vaststaat dat de beoogde overdracht niet kan plaatsvinden, zulks kan worden betrokken bij de beoordeling of zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank heeft bij haar oordeel in aanmerking genomen dat de President van het EHRM een groot aantal interim measures heeft getroffen en in een aantal daarvan, onder meer van 5 juni 2009, nr. 26494/09, van 9 juni 2009, nr. 28631/09, en van 23 juni 2009, nr. 32256/09, aan Griekenland vragen heeft gesteld over de asielprocedure en de detentie-omstandigheden voor asielzoekers, dat de voorzitter van de Afdeling op 19 juni 2009, zaak nr. 200904216/2 (LJN: BJ1665), bij wijze van voorlopige voorziening heeft bepaald dat de vreemdeling gedurende het hoger beroep met betrekking tot zijn asielprocedure niet naar Griekenland mag worden uitgezet, om, mede in het licht van het arrest van het EHRM in de zaak S.D. tegen Griekenland van 11 juni 2009, nr. 53541/07 (JV 2009/343), de grieven van de vreemdeling nader te onderzoeken, en dat de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, in een uitspraak van 13 juli 2009 (LJN: BJ2413), heeft overwogen dat kan worden betwijfeld of aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden vastgehouden. Uit voormelde interim measures, de daarin gestelde vragen en aangehaalde uitspraken kan echter niet worden afgeleid dat op voorhand moet worden aangenomen dat een overdracht van de vreemdeling aan Griekenland niet tot de mogelijkheden zal behoren. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De grief slaagt.
Bron: rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 08-10-2009
Datum publicatie: 16-10-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Vreemdelingenbewaring / zicht op uitzetting / Dublinclaimant / interim measures
De vraag of een vreemdeling in het kader van een zogenoemde Dublinclaim aan een andere lidstaat van de Europese Unie kan worden overgedragen dient te worden beoordeeld in het kader van een asielprocedure en/of een procedure inzake de overdracht. Dat neemt niet weg dat, indien de desbetreffende vreemdeling in de procedure die heeft geleid tot zijn inbewaringstelling heeft aangetoond dat op voorhand vaststaat dat de beoogde overdracht niet kan plaatsvinden, zulks kan worden betrokken bij de beoordeling of zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank heeft bij haar oordeel in aanmerking genomen dat de President van het EHRM een groot aantal interim measures heeft getroffen en in een aantal daarvan, onder meer van 5 juni 2009, nr. 26494/09, van 9 juni 2009, nr. 28631/09, en van 23 juni 2009, nr. 32256/09, aan Griekenland vragen heeft gesteld over de asielprocedure en de detentie-omstandigheden voor asielzoekers, dat de voorzitter van de Afdeling op 19 juni 2009, zaak nr. 200904216/2 (LJN: BJ1665), bij wijze van voorlopige voorziening heeft bepaald dat de vreemdeling gedurende het hoger beroep met betrekking tot zijn asielprocedure niet naar Griekenland mag worden uitgezet, om, mede in het licht van het arrest van het EHRM in de zaak S.D. tegen Griekenland van 11 juni 2009, nr. 53541/07 (JV 2009/343), de grieven van de vreemdeling nader te onderzoeken, en dat de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, in een uitspraak van 13 juli 2009 (LJN: BJ2413), heeft overwogen dat kan worden betwijfeld of aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden vastgehouden. Uit voormelde interim measures, de daarin gestelde vragen en aangehaalde uitspraken kan echter niet worden afgeleid dat op voorhand moet worden aangenomen dat een overdracht van de vreemdeling aan Griekenland niet tot de mogelijkheden zal behoren. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De grief slaagt.
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / zicht op uitzetting / Dublinclaimant / interim measures
De vraag of een vreemdeling in het kader van een zogenoemde Dublinclaim aan een andere lidstaat van de Europese Unie kan worden overgedragen dient te worden beoordeeld in het kader van een asielprocedure en/of een procedure inzake de overdracht. Dat neemt niet weg dat, indien de desbetreffende vreemdeling in de procedure die heeft geleid tot zijn inbewaringstelling heeft aangetoond dat op voorhand vaststaat dat de beoogde overdracht niet kan plaatsvinden, zulks kan worden betrokken bij de beoordeling of zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank heeft bij haar oordeel in aanmerking genomen dat de President van het EHRM een groot aantal interim measures heeft getroffen en in een aantal daarvan, onder meer van 5 juni 2009, nr. 26494/09, van 9 juni 2009, nr. 28631/09, en van 23 juni 2009, nr. 32256/09, aan Griekenland vragen heeft gesteld over de asielprocedure en de detentie-omstandigheden voor asielzoekers, dat de voorzitter van de Afdeling op 19 juni 2009, zaak nr. 200904216/2 (LJN: BJ1665), bij wijze van voorlopige voorziening heeft bepaald dat de vreemdeling gedurende het hoger beroep met betrekking tot zijn asielprocedure niet naar Griekenland mag worden uitgezet, om, mede in het licht van het arrest van het EHRM in de zaak S.D. tegen Griekenland van 11 juni 2009, nr. 53541/07 (JV 2009/343), de grieven van de vreemdeling nader te onderzoeken, en dat de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, in een uitspraak van 13 juli 2009 (LJN: BJ2413), heeft overwogen dat kan worden betwijfeld of aan het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden vastgehouden. Uit voormelde interim measures, de daarin gestelde vragen en aangehaalde uitspraken kan echter niet worden afgeleid dat op voorhand moet worden aangenomen dat een overdracht van de vreemdeling aan Griekenland niet tot de mogelijkheden zal behoren. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De grief slaagt.
Bron: rechtspraak.nl
Reacties