08 januari 2011

Vreemdelingenbewaring mag anderhalf jaar door nieuwe EU-richtlijn (divergerende rechtspraak)

UTRECHT (ANP i) - De rechtbank in Utrecht heeft in een vreemdelingenzaak geoordeeld dat vreemdelingenbewaring in Nederland anderhalf jaar mag duren. Dat maakte de rechtbank woensdag bekend. De rechtbank gaat hiermee in tegen een uitspraak van de rechtbank Roermond van deze week.

De Europese richtlijn voor de terugkeer van illegale vreemdelingen, die onder meer stelt dat vreemdelingendetentie maximaal een half jaar mag duren en met een jaar mag worden verlengd, had eind december ingevoerd moeten zijn. De Nederlandse wetgever liet die termijn verlopen. De rechtbank in Roermond oordeelde maandag dat de vreemdelingenbewaring daarom niet langer dan een half jaar mag duren. Die verlenging met een jaar moet geregeld zijn in de nationale wet, vindt de rechtbank in Roermond.

De rechtbank in Utrecht kwam tot de conclusie dat de rechtbank zich ook rechtstreeks mag beroepen op Europese regels wanneer die regels duidelijk genoeg zijn.

Bron: http://www.europa-nu.nl/id/vilqof3yptzm/nieuws/vreemdelingenbewaring_mag_anderhalf_jaar?ctx=vh1aly4653wh&s0e=vhdubxdwqrzw



De uitspraak

LJN: BO9860, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 10/43054 Print uitspraak


Datum uitspraak: 31-12-2010
Datum publicatie: 05-01-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Aan de Terugkeerrichtlijn komt directe werking toe vanaf 25 december 2010. De rechtbank toetst de rechtmatigheid van de maatregel aan de Terugkeerrichtlijn, waarbij voor zover nodig de nationale wetgeving richtlijnconform wordt uitgelegd of buiten toepassing wordt gelaten. Nu een bewaring na verloop van zes maanden kan alleen rechtmatig voortduren indien een beslissing tot het verlengen van de bewaringstermijn (hierna: verlengingsbesluit) is genomen. Nu het verlengingsbesluit een handeling gericht op enig rechtsgevolg inhoudt, te weten het rechtmatig voortduren van de bewaring na verloop van zes maanden, moet het worden aangemerkt als een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerst lid, van de Awb. Over de wettelijke basis wordt overwogen dat artikel 59 van de Vw geen maximale duur aan de bewaring stelt. Wel dient er op grond van dat artikel steeds een beoordeling en een belangenafweging plaats te vinden, die leiden tot de beslissing of de bewaring rechtmatig kan voortduren dan wel dient te worden opgeheven. Door de directe werking van de Terugkeerrichtlijn wordt, gezien artikel 15, vijfde en zesde lid, van deze richtlijn, een maximale duur aan de bewaring gesteld. Artikel 59 van de Vw dient conform deze richtlijn te worden uitgelegd en toegepast. Dit heeft tot gevolg dat een bewaring op grond van artikel 59 van de Vw maximaal 18 maanden rechtmatig kan voortduren, waarbij na zes maanden een verlengingsbeslissing nodig is. Het verlengingsbesluit moet dan ook worden beschouwd als een invulling van verweerders beslissing om de bewaring na afweging van alle belangen te laten voortduren. De wettelijke basis is dus artikel 59 van de Vw. Nu artikel 59 van de Vw de wettelijke basis voor het verlengingsbesluit vormt, staat tegen dit besluit, ingevolge artikel 75, aanhef en onder a, van de Vw, geen bezwaar open, maar kan, zoals eiser ook heeft gedaan, direct beroep worden ingesteld. Gelet op het onderwerp en de inhoud van het verlengingsbesluit ziet de rechtbank geen aanleiding om voor haar beoordelingswijze een onderscheid te maken tussen de tot nog toe gebruikelijke toetsing in vervolgberoepen en de toetsing van verlengingsbesluiten. De rechtbank zal de toetsing daarom op dezelfde wijze en zo mogelijk ook gezamenlijk doen. In dit geval is op 14 december 2010, dus ná afloop van de bewaringstermijn van zes maanden die liep tot en met 11 december 2010, het verlengingsbesluit genomen en blijkens het uitreikingsblad op diezelfde dag, 14 december 2010, om 13.25 uur aan eiser uitgereikt. In deze zaak is de vraag naar een mogelijke onrechtmatigheid wegens het ontbreken van zo'n verlengingsbesluit pas aan de orde vanaf het moment waarop de Terugkeerrichtlijn directe werking heeft gekregen, op 25 december 2010. Vanaf het moment waarop het vereiste van een verlengingsbesluit langs die weg gold, was er in deze zaak dus een verlengingsbesluit voor handen. Dat de rechtbank het in deze zaak accepteert dat het verlengingsbesluit pas na ommekomst van de termijn van zes maanden is genomen en uitgereikt, wil dus niet zeggen dat ook in gevallen waarin de termijn van zes maanden afloopt op of na 25 december 2010, zo'n verlenging van de bewaringstermijn achteraf rechtmatig zou zijn. Arrest van het (voormalige) Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen (hierna: het Hof) van 30 november 2009, C-357/09, LJN: BK5471, rechtsoverweging 70. De rechtbank toetst of is voldaan aan de in artikel 15, eerste lid van de Terugkeerrichtlijn vervatte criteria voor het opleggen van de maatregel. Daaraan moet immers gelet op onder meer artikel 15, vierde lid, van de Terugkeerrichtijn ook bij het voortduren van de maatregel worden voldaan. Het belang van de openbare orde en de nationale veiligheid als zodanig mogen niet langer aan de maatregel van bewaring ten grondslag kan worden gelegd. Slechts voor zover de bewaringsgronden zijn te scharen onder artikel 15, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn, is dit deel van het nationale recht met de Terugkeerrichtlijn in overeenstemming. Aan de maatregel zijn in dit geval zes gronden ten grondslag gelegd: (a) het ontbreken van een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000, (b) de omstandigheid dat eiser niet beschikt over een vaste woon- of verblijfplaats, (c) de omstandigheid dat eiser is veroordeeld ter zake van een misdrijf, (d) de omstandigheid dat eiser wordt verdacht van het plegen van een misdrijf, (e) de omstandigheid dat eiser zich bedient van één of meer aliassen en (f) de omstandigheid dat eiser onvoldoende middelen van bestaan heeft. Verweerder heeft niet verklaard waarom deze gronden ook in het kader van artikel 15, eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn nog zouden kunnen worden gehanteerd. De gronden genoemd onder (a) en (e) zijn naar het oordeel van de rechtbank ook zonder nadere toelichting te scharen onder het criterium van artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, het ontwijken of belemmeren van de voorbereiding van de terugkeer of de verwijdering. De gronden onder (b), (c), (d) en (f) zijn dat niet. De gronden onder (c) en (d) zijn kennelijk gestoeld op het deel van artikel 59 waarin openbare orde en nationale veiligheid als zodanig worden genoemd als redenen voor de maatregel, wat met ingang van 25 december 2010 niet meer mogelijk is. De gronden onder (b) en (f) zijn mogelijk verdedigbaar in het licht van de Terugkeerrichtlijn als grond voor de bewaring, maar, zoals gezegd, niet zonder nadere toelichting van de zijde van verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de twee overblijvende gronden de maatregel echter nog dragen, zodat niet op deze grond moet worden geoordeeld dat de maatregel onrechtmatig is geworden. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Bron: rechtspraak.nl (zie daar de hele tekst)

Law Blogs
Law blog

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...