Verblijfsrecht in het kader van EU regelgeving (uistpraak rechtbank)
LJN: BP0726, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Haarlem , AWB 10/2877
Datum uitspraak: 12-01-2011
Datum publicatie: 13-01-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Uit jurisprudentie van het HvJEU (Surinder Singh en Eind) volgt dat eiser rechtstreeks een verblijfsrecht in Nederland ontleent aan het EU-Verdrag als familielid van een Nederlander die gebruik heeft gemaakt van het recht op vrij personenverkeer. Dat verblijfsrecht is niet afhankelijk van de afgifte van een verblijfskaart als bedoeld in artikel 9, eerste lid, Vw, zoals door eiser is aangevraagd. De verplichting op grond van artikel 8.13, derde lid, aanhef en onder a, Vb om een geldig paspoort te overleggen, geldt blijkens het eerste lid van artikel 8.13 Vb alleen voor familieleden van vreemdelingen met de nationaliteit van een andere EU-lidstaat. Voor familieleden van Nederlanders die gebruik hebben gemaakt van het recht op vrij personenverkeer hanteert verweerder het beleid, neergelegd in paragraaf B10/5.3.2.1 Vc. Daarin is opgenomen dat deze familie- of gezinsleden door verweerder worden aangemerkt als gemeenschapsonderdaan in de zin van artikel 1, aanhef en onder e, Vw indien middels documenten is aangetoond dat dit familie- of gezinslid in de andere lidstaat waar de Nederlander met dit familie- of gezinslid heeft verbleven op grond van het EU-Verdrag verblijfsrecht is toegekend. Aan die voorwaarde heeft eiser voldaan door het overleggen van zijn Belgische verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie. Voor zover verweerder twijfelt aan de identiteit van eiser, kan uit het feit dat verweerder eiser in de gelegenheid heeft gesteld (alsnog) een geldig paspoort te overleggen niet worden geconcludeerd dat eiser thans geen rechtstreeks verblijfsrecht aan het EU-Verdrag ontleent. Indien alsnog zou komen vast te staan dat eiser geen verblijfsrecht ontleent aan het EU-Verdrag of indien zijn verblijfsrecht anderszins vervalt en een opvolgende aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel wordt afgewezen, dan staat het beoordelingskader als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2008 (JV 2008/169) niet aan toetsing van dat besluit in de weg. Beroep niet-ontvankelijk.
Bron: rechtspraak.nl
Law blog
Datum uitspraak: 12-01-2011
Datum publicatie: 13-01-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Uit jurisprudentie van het HvJEU (Surinder Singh en Eind) volgt dat eiser rechtstreeks een verblijfsrecht in Nederland ontleent aan het EU-Verdrag als familielid van een Nederlander die gebruik heeft gemaakt van het recht op vrij personenverkeer. Dat verblijfsrecht is niet afhankelijk van de afgifte van een verblijfskaart als bedoeld in artikel 9, eerste lid, Vw, zoals door eiser is aangevraagd. De verplichting op grond van artikel 8.13, derde lid, aanhef en onder a, Vb om een geldig paspoort te overleggen, geldt blijkens het eerste lid van artikel 8.13 Vb alleen voor familieleden van vreemdelingen met de nationaliteit van een andere EU-lidstaat. Voor familieleden van Nederlanders die gebruik hebben gemaakt van het recht op vrij personenverkeer hanteert verweerder het beleid, neergelegd in paragraaf B10/5.3.2.1 Vc. Daarin is opgenomen dat deze familie- of gezinsleden door verweerder worden aangemerkt als gemeenschapsonderdaan in de zin van artikel 1, aanhef en onder e, Vw indien middels documenten is aangetoond dat dit familie- of gezinslid in de andere lidstaat waar de Nederlander met dit familie- of gezinslid heeft verbleven op grond van het EU-Verdrag verblijfsrecht is toegekend. Aan die voorwaarde heeft eiser voldaan door het overleggen van zijn Belgische verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie. Voor zover verweerder twijfelt aan de identiteit van eiser, kan uit het feit dat verweerder eiser in de gelegenheid heeft gesteld (alsnog) een geldig paspoort te overleggen niet worden geconcludeerd dat eiser thans geen rechtstreeks verblijfsrecht aan het EU-Verdrag ontleent. Indien alsnog zou komen vast te staan dat eiser geen verblijfsrecht ontleent aan het EU-Verdrag of indien zijn verblijfsrecht anderszins vervalt en een opvolgende aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel wordt afgewezen, dan staat het beoordelingskader als bedoeld in de uitspraak van de Afdeling van 6 maart 2008 (JV 2008/169) niet aan toetsing van dat besluit in de weg. Beroep niet-ontvankelijk.
Bron: rechtspraak.nl
Law blog
Reacties