Lichter middel? Rechtbank meent niet terughoudend meer te hoeven toetsen in bewaringszaken door Terugkeerrichtlijn (uitspraak rechtbank)
LJN: BP1657, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 11 / 273
Datum uitspraak: 13-01-2011
Datum publicatie: 21-01-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: lichter middel; artikel 15, eerste lid, Terugkeerrichtlijn; artikel 59, tweede lid, Vw 2000 De rechtbank stelt vast dat niet duidelijk uit het dossier is af te leiden of verweerder de mogelijkheid van een lichter middel heeft overwogen. Uit het dossier alsmede het verhandelde ter zitting volgt immers dat eiser, nadat hij op 13 december 2010 had vernomen van de op 12 januari 2011 geplande overdracht aan de Maltese autoriteiten, was begonnen met het treffen van maatregelen om de overdracht naar Malta medisch gezien verantwoord te laten plaatsvinden. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiser kennelijk van plan was te voldoen aan de door verweerder voorgestane overdracht aan Malta. In het licht hiervan kan verweerder niet worden gevolgd in diens standpunt dat een lichter middel niet doeltreffend kon worden toegepast. De rechtbank betrekt daarbij dat verweerder aan de bewaring enkel ten grondslag heeft gelegd dat eiser op korte termijn zal worden overgeplaatst naar Malta, zoals bedoeld in artikel 59, tweede lid van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft niet gesteld dan wel gemotiveerd dat er sprake zou zijn van risico dat die overdracht door een gebrek aan medewerking van eiser niet door gaat.
-----
Motivering
Eiser heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat volstaan kon worden met een lichter middel dan wel dat de bewaring disproportioneel is te achten. Ingevolge artikel 8:69, tweede lid van de Awb, de rechtsgronden ambtshalve aanvullend, overweegt de rechtbank als volgt..
Artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Tri luidt:
Tenzij in een bepaald geval andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast, kunnen de lidstaten de onderdaan van een derde land jegens wie een terugkeerprocedure loopt alleen in bewaring houden om zijn terugkeer voor te bereiden en/of om de verwijderingsprocedure uit te voeren, met name indien:
a) er risico op onderduiken bestaat, of
b) de betrokken onderdaan van een derde land de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Naar het oordeel van de rechtbank is artikel 15, eerste lid aanhef en onder a en b, van de Tri voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk zodat de rechtbank direct zal treden in de vraag of eisers bewaring hiermee in overeenstemming is te achten.
De artikelen 6 tot en met 8 van de Terugkeerrichtlijn behelzen een gelaagde aanpak van het doen terugkeren van een illegaal verblijvende vreemdeling. Er dient een terugkeerbesluit te worden uitgevaardigd waarin de vreemdeling wordt aangekondigd dat hij, bij voorkeur vrijwillig binnen een daartoe gestelde termijn, de lidstaat dient te verlaten. Pas daarna kan de lidstaat overgaan tot het binnen de grenzen van proportionaliteit uitoefenen van dwang om de vreemdeling te verwijderen. Uit deze bepalingen, gelezen in samenhang met de aanhef van artikel 15, eerste lid van de Tri, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat alvorens tot bewaring kan worden overgegaan, eerst bekeken dient te worden of een minder dwingende maatregel dan bewaring doeltreffend kan worden toegepast om de verwijdering van een illegaal verblijvende vreemdeling te verzekeren. In overweging 16 van de considerans van de Tri is dit uitgangspunt eveneens verwoord.
Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ dienen lidstaten het doel en de strekking van een richtlijn in hun uitvoeringspraktijk zoveel mogelijk te verwezenlijken (onder meer
11juli 2002, C-62/00, Marks & Spencer, r.o. 26 en 27, LJN: AV5152). Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder in iedere zaak dient na te gaan of zich de situatie voordoet dat met een minder dwingend middel dan bewaring kan worden volstaan om de illegaal verblijvende vreemdeling te verwijderen. Naast verweerder heeft voorts ook de rechter, als overheidsinstantie en binnen het kader van zijn bevoegdheden, de nakoming van de verplichtingen uit de richtlijn te verzekeren (onder meer 11 juli 2002, C-62/00, Marks & Spencer, r.o. 24, en 8 oktober 1987, C-80/86, Kolpinghuis, Jur. 1987, 3696, r.o. 12). Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat ook de rechter, mits aangevoerd, dient na te gaan of zich de situatie voordoet dat met een minder dwingend middel dan bewaring kan worden volstaan. Voor een terughoudende toets met betrekking tot de vraag of een lichter middel geïndiceerd is, is naar het oordeel van de rechtbank met ingang van 25 december 2010 dan ook geen plaats.
De rechtbank stelt vast dat niet duidelijk uit het dossier is af te leiden of verweerder de mogelijkheid van een lichter middel heeft overwogen. De rechtbank ziet voorts niet in waarom in het onderhavige geval niet kon worden volstaan met een lichter middel. Uit het dossier alsmede het verhandelde ter zitting volgt immers dat eiser, nadat hij op 13 december 2010 had vernomen van de op 12 januari 2011 geplande overdracht aan de Maltese autoriteiten, was begonnen met het treffen van maatregelen om de overdracht naar Malta medisch gezien verantwoord te laten plaatsvinden. Zulks is door verweerder ook niet betwist.
Hieruit leidt de rechtbank af dat eiser kennelijk van plan was te voldoen aan de door verweerder voorgestane overdracht aan Malta.
In het licht hiervan kan verweerder niet worden gevolgd in diens standpunt dat een lichter middel niet doeltreffend kon worden toegepast. De rechtbank betrekt daarbij dat verweerder aan de bewaring enkel ten grondslag heeft gelegd dat eiser op korte termijn zal worden overgeplaatst naar Malta, zoals bedoeld in artikel 59, tweede lid van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft niet gesteld dan wel gemotiveerd dat er sprake zou zijn van risico dat die overdracht door een gebrek aan medewerking van eiser niet door gaat.
De rechtbank oordeelt dat de inbewaringstelling derhalve van meet af aan onrechtmatig is te achten.
Bron: rechtspraak.nl
En nog een uitspraak over lichter middel en bewaring
LJN: BP1758, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 11/654 Print uitspraak
Datum uitspraak: 20-01-2011
Datum publicatie: 21-01-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Bevoegdheid uitvaardigen terugkeerbesluit, artikel 63 Vw 2000, lichter middel "Gelijk verweerder ter zitting heeft gesteld, vloeit uit artikel 63, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 voort dat verweerder, alvorens tot uitzetting over te gaan, de bevoegdheid heeft om te constateren dat zich de in het eerste lid bedoelde voorwaarde voordoet. De bevoegdheid van verweerder tot het schriftelijk vastleggen van een dergelijke constatering – het zogenaamde terugkeerbesluit - vloeit naar het oordeel van de rechtbank eveneens uit dit artikel voort. Anders dan eiser heeft betoogd, bestaat er aldus een wettelijke grondslag voor verweerder tot het uitvaardigen van een terugkeerbesluit. Anders dan verweerder, is de rechtbank uit het dossier niet gebleken dat de mogelijkheid van een lichter middel is onderzocht. Uit het 59-gehoor valt zulks in ieder geval niet af te leiden. Voorts blijkt uit het dossier dat eiser woonachtig is met zijn vrouw op een vast adres en dat eiser en zijn vrouw bezig waren om eiser te laten inschrijven in het GBA alsmede een verblijfsvergunning voor eiser aan te vragen. Omdat bij die gelegenheid het paspoort als vals werd aangemerkt, is eiser in bewaring gesteld. Dat eiser een vals paspoort gebruikt zou hebben – de rechtbank begrijpt dat na de oplegging van de bewaring de Nigeriaanse ambassade heeft medegedeeld dat het paspoort echt is -, maakt nog niet dat een lichter middel, zonder dat deze mogelijkheid daadwerkelijk is onderzocht, niet doeltreffend zou kunnen worden toegepast. Voorts overweegt de rechtbank dat eisers echtgenote over middelen van bestaan beschikt in de vorm van een WIA-uitkering en eiser tevens de mogelijkheid heeft om met behulp van de IOM terug te keren naar zijn land van herkomst. De rechtbank vermag dan ook niet in te zien waarom het door eiser niet zelfstandig beschikken over middelen van bestaan in het doeltreffend toepassen van een lichter middel in de weg zou staan. De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat niet kan worden ingezien waarom verweerder niet zou kunnen overgaan tot het (mede) financieren van een vliegticket vanuit een lichter middel-situatie nu verweerder vanuit bewaring het ticket in ieder geval geheel zal dienen te bekostigen naast de kosten die een inbewaringstelling verder met zich brengt. Beroep gegrond."
Pas ging hadden we het er in de groep Vreemdelingenrecht op LINKEDIN het hier nog over. Waarom direct in bewaring stellen en niet eerst eens echt streng in bromsnor-stijl toespreken en zien wie dan zelf niet maakt dat hij weg komt? Vreemdelingendetentie kost een hoop geld en bij bijvoorbeeld grensoverschrijders of dit soort gevallen kan wellicht worden volstaan met "Hup wegwezen. Je hebt een dag / week om een ticket te kopen". Immers er moet nu toch een Terugkeerbesluit eerst worden opgemaakt. Of is dat omdat het dan meer werk kost voor de politie?
En nog één:
LJN: BP1507, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 10/43061
Datum uitspraak: 30-12-2010
Datum publicatie: 20-01-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Lichter middel, wijze van toetsing, grondslag van de bewaring, 'risico op onderduiken', ongegrond. Uit artikel 15, eerste lid en aanhef, gelezen in samenhang met de artikelen 6 tot en met 8, van de Terugkeerrichtlijn volgt dat, alvorens tot een eventuele inbewaringstelling wordt overgegaan, eerst bekeken dient te worden of een minder dwingende maatregel dan bewaring doeltreffend kan worden toegepast om verwijdering van een illegaal verblijvende vreemdeling te verzekeren. Naast verweerder heeft ook de rechter, als overheidsinstantie en binnen het kader van zijn bevoegdheden, de nakoming van de verplichtingen uit de richtlijn te verzekeren (o.m. HvJ C-62/00, Marks & Spencer, r.o. 24, LJN AV5152). Voor een terughoudende toets met betrekking tot de vraag of een lichter middel geïndiceerd is, is met ingang van 25 december 2010 dan ook geen plaats. Verweerder kan de bewaring met ingang van 25 december 2010 niet op ‘risico op onderduiken’ als bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Terugkeerrichtlijn baseren. De Nederlandse Staat heeft immers niet, zoals artikel 3, zevende lid van de Terugkeerrichtlijn vereist, objectieve criteria op grond waarvan dit risico kan worden aangenomen, in nationale wetgeving vastgesteld. Er is geen mogelijkheid om artikel 59, eerste lid, van de Vw 2000 op dit punt richtlijnconform uit te leggen. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat is gekeken naar de vraag of een lichter middel kon worden toegepast maar dat het gevaar dat eiser zich daar niet aan zal houden, te groot is bevonden. Verweerder verwijst daartoe naar de gronden van de bewaring en met name naar het feit dat eiser twee keer niet aan zijn meldplicht heeft voldaan en dat hij heeft gesteld niet aan zijn terugkeer mee te zullen werken. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder terecht tot het oordeel gekomen dat niet kan worden gezegd dat in het onderhavige geval een meldplicht doeltreffend kan worden toegepast teneinde de verwijdering van eiser te verwezenlijken.
Law blog
Datum uitspraak: 13-01-2011
Datum publicatie: 21-01-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: lichter middel; artikel 15, eerste lid, Terugkeerrichtlijn; artikel 59, tweede lid, Vw 2000 De rechtbank stelt vast dat niet duidelijk uit het dossier is af te leiden of verweerder de mogelijkheid van een lichter middel heeft overwogen. Uit het dossier alsmede het verhandelde ter zitting volgt immers dat eiser, nadat hij op 13 december 2010 had vernomen van de op 12 januari 2011 geplande overdracht aan de Maltese autoriteiten, was begonnen met het treffen van maatregelen om de overdracht naar Malta medisch gezien verantwoord te laten plaatsvinden. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiser kennelijk van plan was te voldoen aan de door verweerder voorgestane overdracht aan Malta. In het licht hiervan kan verweerder niet worden gevolgd in diens standpunt dat een lichter middel niet doeltreffend kon worden toegepast. De rechtbank betrekt daarbij dat verweerder aan de bewaring enkel ten grondslag heeft gelegd dat eiser op korte termijn zal worden overgeplaatst naar Malta, zoals bedoeld in artikel 59, tweede lid van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft niet gesteld dan wel gemotiveerd dat er sprake zou zijn van risico dat die overdracht door een gebrek aan medewerking van eiser niet door gaat.
-----
Motivering
Eiser heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat volstaan kon worden met een lichter middel dan wel dat de bewaring disproportioneel is te achten. Ingevolge artikel 8:69, tweede lid van de Awb, de rechtsgronden ambtshalve aanvullend, overweegt de rechtbank als volgt..
Artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Tri luidt:
Tenzij in een bepaald geval andere afdoende maar minder dwingende maatregelen doeltreffend kunnen worden toegepast, kunnen de lidstaten de onderdaan van een derde land jegens wie een terugkeerprocedure loopt alleen in bewaring houden om zijn terugkeer voor te bereiden en/of om de verwijderingsprocedure uit te voeren, met name indien:
a) er risico op onderduiken bestaat, of
b) de betrokken onderdaan van een derde land de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert.
Naar het oordeel van de rechtbank is artikel 15, eerste lid aanhef en onder a en b, van de Tri voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk zodat de rechtbank direct zal treden in de vraag of eisers bewaring hiermee in overeenstemming is te achten.
De artikelen 6 tot en met 8 van de Terugkeerrichtlijn behelzen een gelaagde aanpak van het doen terugkeren van een illegaal verblijvende vreemdeling. Er dient een terugkeerbesluit te worden uitgevaardigd waarin de vreemdeling wordt aangekondigd dat hij, bij voorkeur vrijwillig binnen een daartoe gestelde termijn, de lidstaat dient te verlaten. Pas daarna kan de lidstaat overgaan tot het binnen de grenzen van proportionaliteit uitoefenen van dwang om de vreemdeling te verwijderen. Uit deze bepalingen, gelezen in samenhang met de aanhef van artikel 15, eerste lid van de Tri, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat alvorens tot bewaring kan worden overgegaan, eerst bekeken dient te worden of een minder dwingende maatregel dan bewaring doeltreffend kan worden toegepast om de verwijdering van een illegaal verblijvende vreemdeling te verzekeren. In overweging 16 van de considerans van de Tri is dit uitgangspunt eveneens verwoord.
Volgens vaste jurisprudentie van het HvJ dienen lidstaten het doel en de strekking van een richtlijn in hun uitvoeringspraktijk zoveel mogelijk te verwezenlijken (onder meer
11juli 2002, C-62/00, Marks & Spencer, r.o. 26 en 27, LJN: AV5152). Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder in iedere zaak dient na te gaan of zich de situatie voordoet dat met een minder dwingend middel dan bewaring kan worden volstaan om de illegaal verblijvende vreemdeling te verwijderen. Naast verweerder heeft voorts ook de rechter, als overheidsinstantie en binnen het kader van zijn bevoegdheden, de nakoming van de verplichtingen uit de richtlijn te verzekeren (onder meer 11 juli 2002, C-62/00, Marks & Spencer, r.o. 24, en 8 oktober 1987, C-80/86, Kolpinghuis, Jur. 1987, 3696, r.o. 12). Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit dat ook de rechter, mits aangevoerd, dient na te gaan of zich de situatie voordoet dat met een minder dwingend middel dan bewaring kan worden volstaan. Voor een terughoudende toets met betrekking tot de vraag of een lichter middel geïndiceerd is, is naar het oordeel van de rechtbank met ingang van 25 december 2010 dan ook geen plaats.
De rechtbank stelt vast dat niet duidelijk uit het dossier is af te leiden of verweerder de mogelijkheid van een lichter middel heeft overwogen. De rechtbank ziet voorts niet in waarom in het onderhavige geval niet kon worden volstaan met een lichter middel. Uit het dossier alsmede het verhandelde ter zitting volgt immers dat eiser, nadat hij op 13 december 2010 had vernomen van de op 12 januari 2011 geplande overdracht aan de Maltese autoriteiten, was begonnen met het treffen van maatregelen om de overdracht naar Malta medisch gezien verantwoord te laten plaatsvinden. Zulks is door verweerder ook niet betwist.
Hieruit leidt de rechtbank af dat eiser kennelijk van plan was te voldoen aan de door verweerder voorgestane overdracht aan Malta.
In het licht hiervan kan verweerder niet worden gevolgd in diens standpunt dat een lichter middel niet doeltreffend kon worden toegepast. De rechtbank betrekt daarbij dat verweerder aan de bewaring enkel ten grondslag heeft gelegd dat eiser op korte termijn zal worden overgeplaatst naar Malta, zoals bedoeld in artikel 59, tweede lid van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft niet gesteld dan wel gemotiveerd dat er sprake zou zijn van risico dat die overdracht door een gebrek aan medewerking van eiser niet door gaat.
De rechtbank oordeelt dat de inbewaringstelling derhalve van meet af aan onrechtmatig is te achten.
Bron: rechtspraak.nl
En nog een uitspraak over lichter middel en bewaring
LJN: BP1758, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 11/654 Print uitspraak
Datum uitspraak: 20-01-2011
Datum publicatie: 21-01-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Bevoegdheid uitvaardigen terugkeerbesluit, artikel 63 Vw 2000, lichter middel "Gelijk verweerder ter zitting heeft gesteld, vloeit uit artikel 63, eerste en tweede lid, van de Vw 2000 voort dat verweerder, alvorens tot uitzetting over te gaan, de bevoegdheid heeft om te constateren dat zich de in het eerste lid bedoelde voorwaarde voordoet. De bevoegdheid van verweerder tot het schriftelijk vastleggen van een dergelijke constatering – het zogenaamde terugkeerbesluit - vloeit naar het oordeel van de rechtbank eveneens uit dit artikel voort. Anders dan eiser heeft betoogd, bestaat er aldus een wettelijke grondslag voor verweerder tot het uitvaardigen van een terugkeerbesluit. Anders dan verweerder, is de rechtbank uit het dossier niet gebleken dat de mogelijkheid van een lichter middel is onderzocht. Uit het 59-gehoor valt zulks in ieder geval niet af te leiden. Voorts blijkt uit het dossier dat eiser woonachtig is met zijn vrouw op een vast adres en dat eiser en zijn vrouw bezig waren om eiser te laten inschrijven in het GBA alsmede een verblijfsvergunning voor eiser aan te vragen. Omdat bij die gelegenheid het paspoort als vals werd aangemerkt, is eiser in bewaring gesteld. Dat eiser een vals paspoort gebruikt zou hebben – de rechtbank begrijpt dat na de oplegging van de bewaring de Nigeriaanse ambassade heeft medegedeeld dat het paspoort echt is -, maakt nog niet dat een lichter middel, zonder dat deze mogelijkheid daadwerkelijk is onderzocht, niet doeltreffend zou kunnen worden toegepast. Voorts overweegt de rechtbank dat eisers echtgenote over middelen van bestaan beschikt in de vorm van een WIA-uitkering en eiser tevens de mogelijkheid heeft om met behulp van de IOM terug te keren naar zijn land van herkomst. De rechtbank vermag dan ook niet in te zien waarom het door eiser niet zelfstandig beschikken over middelen van bestaan in het doeltreffend toepassen van een lichter middel in de weg zou staan. De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat niet kan worden ingezien waarom verweerder niet zou kunnen overgaan tot het (mede) financieren van een vliegticket vanuit een lichter middel-situatie nu verweerder vanuit bewaring het ticket in ieder geval geheel zal dienen te bekostigen naast de kosten die een inbewaringstelling verder met zich brengt. Beroep gegrond."
Pas ging hadden we het er in de groep Vreemdelingenrecht op LINKEDIN het hier nog over. Waarom direct in bewaring stellen en niet eerst eens echt streng in bromsnor-stijl toespreken en zien wie dan zelf niet maakt dat hij weg komt? Vreemdelingendetentie kost een hoop geld en bij bijvoorbeeld grensoverschrijders of dit soort gevallen kan wellicht worden volstaan met "Hup wegwezen. Je hebt een dag / week om een ticket te kopen". Immers er moet nu toch een Terugkeerbesluit eerst worden opgemaakt. Of is dat omdat het dan meer werk kost voor de politie?
En nog één:
LJN: BP1507, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 10/43061
Datum uitspraak: 30-12-2010
Datum publicatie: 20-01-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Lichter middel, wijze van toetsing, grondslag van de bewaring, 'risico op onderduiken', ongegrond. Uit artikel 15, eerste lid en aanhef, gelezen in samenhang met de artikelen 6 tot en met 8, van de Terugkeerrichtlijn volgt dat, alvorens tot een eventuele inbewaringstelling wordt overgegaan, eerst bekeken dient te worden of een minder dwingende maatregel dan bewaring doeltreffend kan worden toegepast om verwijdering van een illegaal verblijvende vreemdeling te verzekeren. Naast verweerder heeft ook de rechter, als overheidsinstantie en binnen het kader van zijn bevoegdheden, de nakoming van de verplichtingen uit de richtlijn te verzekeren (o.m. HvJ C-62/00, Marks & Spencer, r.o. 24, LJN AV5152). Voor een terughoudende toets met betrekking tot de vraag of een lichter middel geïndiceerd is, is met ingang van 25 december 2010 dan ook geen plaats. Verweerder kan de bewaring met ingang van 25 december 2010 niet op ‘risico op onderduiken’ als bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a, van de Terugkeerrichtlijn baseren. De Nederlandse Staat heeft immers niet, zoals artikel 3, zevende lid van de Terugkeerrichtlijn vereist, objectieve criteria op grond waarvan dit risico kan worden aangenomen, in nationale wetgeving vastgesteld. Er is geen mogelijkheid om artikel 59, eerste lid, van de Vw 2000 op dit punt richtlijnconform uit te leggen. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat is gekeken naar de vraag of een lichter middel kon worden toegepast maar dat het gevaar dat eiser zich daar niet aan zal houden, te groot is bevonden. Verweerder verwijst daartoe naar de gronden van de bewaring en met name naar het feit dat eiser twee keer niet aan zijn meldplicht heeft voldaan en dat hij heeft gesteld niet aan zijn terugkeer mee te zullen werken. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder terecht tot het oordeel gekomen dat niet kan worden gezegd dat in het onderhavige geval een meldplicht doeltreffend kan worden toegepast teneinde de verwijdering van eiser te verwezenlijken.
Law blog
Reacties