Zaak van Iraanse asielzoeker die zich tot christen heeft bekeerd (uitspraak rechtbank)
LJN: BM9251, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Amsterdam , AWB 08/35546
Datum uitspraak: 09-06-2010
Datum publicatie: 30-06-2010
Inhoudsindicatie: Iran / bekeerde christenen / afzien van bekeringshandelingen / thematisch ambtsbericht
Uit het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 28 februari 2006 inzake Z. en T. tegen het Verenigd Koninkrijk (LJN: BJ6296) kan niet worden afgeleid dat van een asielzoeker mag worden gevergd dat hij een wezenlijk onderdeel van zijn geloofsuitoefening achterwege laat om het risico op een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM te ontlopen. De overweging waar verweerder op doelt houdt in dat de vreemdeling, indien het hem in zijn land van herkomst weliswaar wordt bemoeilijkt zijn geloof uit te oefenen, maar niet in die mate dat hij daardoor een risico loopt als bedoeld in artikel 3 EVRM, aan artikel 9 EVRM, uitzonderlijke situaties daargelaten, niet een zelfstandig recht op bescherming en dus op verblijf kan ontlenen. Hieruit kan niet worden afgeleid dat van een persoon verwacht mag worden dat hij zich beperkt in zijn geloofsuitoefening om een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM te voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voorts het standpunt dat eiser bij terugkeer naar Iran als bekerende christen niet reeds vanwege zijn bekeringsactiviteiten een reëel risico loopt als bedoeld in artikel 3 EVRM onvoldoende gemotiveerd, gelet op de in het thematisch ambtsbericht vermelde en de overige door eiser naar voren gebrachte geweldsincidenten tegen christenen. Verweerder heeft, eveneens gezien die incidenten, in redelijkheid niet het beleid kunnen handhaven dat de nieuwe geloofsovertuiging op zichzelf onvoldoende reden vormt om een verblijfsvergunning asiel te verlenen.
www.rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 09-06-2010
Datum publicatie: 30-06-2010
Inhoudsindicatie: Iran / bekeerde christenen / afzien van bekeringshandelingen / thematisch ambtsbericht
Uit het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 28 februari 2006 inzake Z. en T. tegen het Verenigd Koninkrijk (LJN: BJ6296) kan niet worden afgeleid dat van een asielzoeker mag worden gevergd dat hij een wezenlijk onderdeel van zijn geloofsuitoefening achterwege laat om het risico op een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM te ontlopen. De overweging waar verweerder op doelt houdt in dat de vreemdeling, indien het hem in zijn land van herkomst weliswaar wordt bemoeilijkt zijn geloof uit te oefenen, maar niet in die mate dat hij daardoor een risico loopt als bedoeld in artikel 3 EVRM, aan artikel 9 EVRM, uitzonderlijke situaties daargelaten, niet een zelfstandig recht op bescherming en dus op verblijf kan ontlenen. Hieruit kan niet worden afgeleid dat van een persoon verwacht mag worden dat hij zich beperkt in zijn geloofsuitoefening om een behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM te voorkomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voorts het standpunt dat eiser bij terugkeer naar Iran als bekerende christen niet reeds vanwege zijn bekeringsactiviteiten een reëel risico loopt als bedoeld in artikel 3 EVRM onvoldoende gemotiveerd, gelet op de in het thematisch ambtsbericht vermelde en de overige door eiser naar voren gebrachte geweldsincidenten tegen christenen. Verweerder heeft, eveneens gezien die incidenten, in redelijkheid niet het beleid kunnen handhaven dat de nieuwe geloofsovertuiging op zichzelf onvoldoende reden vormt om een verblijfsvergunning asiel te verlenen.
www.rechtspraak.nl
Reacties