IND moet snel de gelegenheid geven aan iemand in bewaring om een reguliere aanvraag in te dienen (uitspraak rechtbank)
LJN: BN0073, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 10/19165
Datum uitspraak: 17-06-2010
Datum publicatie: 07-07-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Bewaring / voortvarendheid / gelegenheid bieden tot indienen reguliere aanvraag
De rechtbank is van oordeel dat van verweerder mag worden verwacht dat hij met de nodige voortvarendheid de vreemdeling in de gelegenheid stelt een aanvraag om een verblijfsvergunning in te dienen. Dit is in het bijzonder van belang wanneer de beoordeling van die aanvraag van invloed is op de vraag of uitzetting (medisch gezien) mogelijk is. De strekking van de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2009 (LJN: BH6168) is dat de (asiel)aanvraag voortvarend moet worden afgehandeld, zodat in geval van een afwijzing de uitzetting zo spoedig mogelijk daarna wordt geëffectueerd. Dat betekent dat het tijdsverloop tussen het moment van kennisgeving van de wil tot het doen van een aanvraag en dat van de daadwerkelijke indiening ervan van even groot gewicht is als de tijd die gemoeid is met de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft op 12 mei 2010 verzocht om in de gelegenheid gesteld te worden een aanvraag in te dienen, hetgeen eerst op 26 mei 2010 is gebeurd. Nu verweerder geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat het desbetreffende faxbericht van eiser van 12 mei 2010 eerst op 18 mei 2010 is ontvangen en gesteld noch gebleken is dat verweerder na laatstgenoemde datum een - volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling vereiste - meer dan gebruikelijke voortvarendheid heeft betracht, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet met de vereiste voortvarendheid gehandeld.
Bron: rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 17-06-2010
Datum publicatie: 07-07-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Bewaring / voortvarendheid / gelegenheid bieden tot indienen reguliere aanvraag
De rechtbank is van oordeel dat van verweerder mag worden verwacht dat hij met de nodige voortvarendheid de vreemdeling in de gelegenheid stelt een aanvraag om een verblijfsvergunning in te dienen. Dit is in het bijzonder van belang wanneer de beoordeling van die aanvraag van invloed is op de vraag of uitzetting (medisch gezien) mogelijk is. De strekking van de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2009 (LJN: BH6168) is dat de (asiel)aanvraag voortvarend moet worden afgehandeld, zodat in geval van een afwijzing de uitzetting zo spoedig mogelijk daarna wordt geëffectueerd. Dat betekent dat het tijdsverloop tussen het moment van kennisgeving van de wil tot het doen van een aanvraag en dat van de daadwerkelijke indiening ervan van even groot gewicht is als de tijd die gemoeid is met de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft op 12 mei 2010 verzocht om in de gelegenheid gesteld te worden een aanvraag in te dienen, hetgeen eerst op 26 mei 2010 is gebeurd. Nu verweerder geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat het desbetreffende faxbericht van eiser van 12 mei 2010 eerst op 18 mei 2010 is ontvangen en gesteld noch gebleken is dat verweerder na laatstgenoemde datum een - volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling vereiste - meer dan gebruikelijke voortvarendheid heeft betracht, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet met de vereiste voortvarendheid gehandeld.
Bron: rechtspraak.nl
Reacties