Posts tonen met het label voortvarendheid. Alle posts tonen
Posts tonen met het label voortvarendheid. Alle posts tonen

20 augustus 2010

Het verschil tussen een artikel 6 en een artikel 59 Vw procedure ten aanzien van due dilligence (uitspraak Raad van State)

LJN: BN4045, Raad van State , 201004951/1/V3

Datum uitspraak: 09-08-2010
Datum publicatie: 16-08-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / due diligence / voortvarend handelen
In de enige grief klaagt de minister dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de minister niet met de vereiste "due diligence" aan de verwijdering van de vreemdeling heeft gewerkt, nu hij tussen 26 april 2010 en 3 mei 2010 geen handelingen heeft verricht die daadwerkelijk op het vertrek van de vreemdeling zien. Hiertoe betoogt de minister dat "due diligence" is betracht en de vrijheidsontneming niet onredelijk langer heeft geduurd dan noodzakelijk, nu op 29 april 2010 kenbaar is gemaakt dat niet wordt afgezien van een claimprocedure, en op 3 mei 2010 het dossier van de vreemdeling reeds naar het Bureau Dublin is verzonden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 19 juli 2010 in zaak nr. 200908081/1/V3, www.raadvanstate.nl) is het doel van de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000, de desbetreffende vreemdeling te beletten zich toegang te verschaffen tot Nederland en daarmee tot het Schengen-gebied. Indien een vreemdeling de toegang is geweigerd, dient hij zich op eigen initiatief zo spoedig mogelijk te begeven naar een land waar hem mogelijk wel toegang wordt verleend. Anders dan in het geval van inbewaringstelling op grond van artikel 59 van de Vw 2000, dat ziet op een zich reeds op het Nederlands grondgebied verblijvende vreemdeling, is bij het opleggen van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 6 van de Vw 2000 geen zicht op uitzetting vereist. Gelet hierop zal de minister niet in alle gevallen na toepassing van artikel 6 van de Vw 2000 onmiddellijk handelingen moeten verrichten om het vertrek te bewerkstelligen. In die gevallen echter waarin de minister handelingen verricht om het vertrek van de desbetreffende vreemdeling naar zijn land van herkomst of een ander land waartoe hij toegang kan verkrijgen, te faciliteren en waarin de duur van de vrijheidsontneming mede van het handelen van de minister afhankelijk wordt, zal hij daarbij, evenals bij een maatregel op grond van artikel 59 van de Vw 2000, voortvarend moeten handelen. Op 26 april 2010 heeft de minister in de asielprocedure schriftelijk aan de vreemdeling laten weten dat hij heeft besloten hem bij Italië te gaan claimen en hem hieromtrent te zullen horen. Het zogeheten Dublin-gehoor heeft op 27 april 2010 plaatsgevonden. Op 28 april 2010 heeft de minister het voornemen uitgebracht om de aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen af te wijzen, omdat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek op grond van artikel 9, tweede lid, van de Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna: de Verordening). De vreemdeling heeft op dezelfde dag een zienswijze ingediend. Op 29 april 2010 heeft de minister naar aanleiding hiervan in de asielprocedure schriftelijk aan de vreemdeling laten weten niet af te zien van de claimprocedure. Omdat eerst op 29 april 2010 in de asielprocedure een definitief standpunt is ingenomen omtrent het leggen van een claim op grond van de Verordening, heeft de minister eerst daarna aanleiding behoeven te zien de vreemdeling in diens vertrek te faciliteren, zodat de duur van de vrijheidsontneming vanaf dat moment mede afhankelijk is geworden van het handelen van de minister. Nu het dossier van de vreemdeling vier dagen later is verzonden naar het Bureau Dublin, bestaat geen grond voor het oordeel dat de minister niet de vereiste voortvarendheid heeft betracht. De rechtbank is dan ook ten onrechte tot het bestreden oordeel gekomen. De grief slaagt derhalve.


Bron: rechtspraak.nl

30 juli 2010

In geval van vrijheidsbeperking op grond van artikel 6 Vw hoeft verweerder minder voortvarend te handelen als in het geval vreemdelingenbewaring ex artikel 59 Vw (uitspraak Raad van State)

LJN: BN2267, Raad van State , 200908081/1/V3


Datum uitspraak: 19-07-2010
Datum publicatie: 23-07-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Vrijheidsontnemende maatregel / due diligence / voortvarend handelen

Het doel van de oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel, bedoeld in artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000, is de desbetreffende vreemdeling te beletten zich toegang te verschaffen tot Nederland en daarmee tot het Schengen-gebied. Indien een vreemdeling de toegang is geweigerd, dient hij zich op eigen initiatief zo spoedig mogelijk te begeven naar een land waar hem mogelijk wel toegang wordt verleend. Anders dan in het geval van inbewaringstelling op grond van artikel 59 van de Vw 2000, dat ziet op een zich reeds op het Nederlands grondgebied verblijvende vreemdeling, is bij het opleggen van een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 6 van de Vw 2000 geen zicht op uitzetting vereist. Gelet hierop zal de minister niet in alle gevallen na toepassing van artikel 6 van de Vw 2000 onmiddellijk handelingen moeten verrichten om het vertrek te bewerkstelligen. In die gevallen echter waarin de minister handelingen verricht om het vertrek van de desbetreffende vreemdeling naar zijn land van herkomst of een ander land waartoe hij toegang kan verkrijgen, te faciliteren en waarin de duur van de vrijheidsontneming mede van het handelen van de minister afhankelijk wordt, zal hij daarbij, evenals bij een maatregel op grond van artikel 59 van de Vw 2000, voortvarend moeten handelen. Op 27 september 2009 heeft de staatssecretaris het voornemen uitgebracht om de aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen af te wijzen, nu Groot Brittannië verantwoordelijk is op grond van artikel 16, eerste lid, onder c, van de Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend. Op 28 september 2009 heeft de vreemdeling een zienswijze ingediend en heeft de staatssecretaris naar aanleiding hiervan aangegeven niet af te zien van de claimprocedure. Acht dagen later, op 6 oktober 2009, is het dossier van de vreemdeling verzonden naar het Bureau Dublin. De enkele omstandigheid dat de minister in dit opzicht sneller had kunnen handelen, betekent echter, gelet op het totaal van de door de minister verrichte handelingen, niet dat in dit geval niet met gepaste voortvarendheid te werk is gegaan. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat de minister niet de vereiste voortvarendheid heeft betracht. De grief slaagt derhalve


Bron: rechtspraak.nl

09 juli 2010

IND moet snel de gelegenheid geven aan iemand in bewaring om een reguliere aanvraag in te dienen (uitspraak rechtbank)

LJN: BN0073, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 10/19165

Datum uitspraak: 17-06-2010
Datum publicatie: 07-07-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Bewaring / voortvarendheid / gelegenheid bieden tot indienen reguliere aanvraag

De rechtbank is van oordeel dat van verweerder mag worden verwacht dat hij met de nodige voortvarendheid de vreemdeling in de gelegenheid stelt een aanvraag om een verblijfsvergunning in te dienen. Dit is in het bijzonder van belang wanneer de beoordeling van die aanvraag van invloed is op de vraag of uitzetting (medisch gezien) mogelijk is. De strekking van de uitspraak van de Afdeling van 27 februari 2009 (LJN: BH6168) is dat de (asiel)aanvraag voortvarend moet worden afgehandeld, zodat in geval van een afwijzing de uitzetting zo spoedig mogelijk daarna wordt geëffectueerd. Dat betekent dat het tijdsverloop tussen het moment van kennisgeving van de wil tot het doen van een aanvraag en dat van de daadwerkelijke indiening ervan van even groot gewicht is als de tijd die gemoeid is met de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft op 12 mei 2010 verzocht om in de gelegenheid gesteld te worden een aanvraag in te dienen, hetgeen eerst op 26 mei 2010 is gebeurd. Nu verweerder geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat het desbetreffende faxbericht van eiser van 12 mei 2010 eerst op 18 mei 2010 is ontvangen en gesteld noch gebleken is dat verweerder na laatstgenoemde datum een - volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling vereiste - meer dan gebruikelijke voortvarendheid heeft betracht, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank niet met de vereiste voortvarendheid gehandeld.

Bron: rechtspraak.nl

06 juli 2010

Wil een illegaal asielaanvragen terwijl hij vast zit dan moet de IND wel HEEEL snel zijn (uitspraak Raad van State)

LJN: BN0229, Raad van State , 201003322/1/V3

Datum uitspraak: 24-06-2010
Datum publicatie: 05-07-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / strafrechtelijke detentie / asielaanvraag / inspanningsverplichting

Nu een vreemdeling in bewaring wordt gesteld ter fine van uitzetting, is de genoemde inspanningsverplichting primair gericht op het tijdens de strafrechtelijke detentie voorbereiden van de uitzetting van de betrokken vreemdeling. In dat kader is ook van belang dat een vreemdeling zo spoedig mogelijk in staat wordt gesteld een asielaanvraag in te dienen, wanneer hij daartoe de wens heeft geuit. Het tijdsverloop tussen het uiten van deze wens en het daadwerkelijk indienen van de asielaanvraag kan van invloed zijn op de voorbereiding van de uitzetting en daarmee op de noodzaak van de inbewaringstelling en/of de duur van deze maatregel. In dit geval is de vreemdeling op 20 januari 2010 strafrechtelijk gedetineerd en heeft hij op dezelfde dag te kennen gegeven een asielaanvraag te willen indienen. Nu de minister de vreemdeling tijdens de strafrechtelijke detentie reeds hiertoe in de gelegenheid had kunnen stellen, hetgeen uiteindelijk na het eindigen van deze detentie op 21 maart 2010 eerst op 24 maart 2010 is gebeurd, kan de minister niet gevolgd worden in zijn standpunt dat hij in dit opzicht zijn inspanningsverplichting voldoende is nagekomen.

www.rechtspraak.nl

14 april 2010

Eerste uitzettingshandeling moet binnen een week na inbewaringstelling met een claimakkoord (uitspraak raad van State)

LJN: BM0723, Raad van State , 201000617/1/V3

Datum uitspraak: 29-03-2010
Datum publicatie: 12-04-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / voortvarendheid / claimakkoord / geplande inbewaringstelling / op achtste dag vlucht aangevraagd / onvoldoende voortvarend

Niet in geschil is dat ten tijde van het opleggen van de maatregel van bewaring, ingevolge de Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten is ingediend, een claimakkoord voorhanden was en dat de vreemdeling daadwerkelijk kon worden uitgezet. De staatssecretaris (lees: de minister) heeft in zijn faxbericht van 1 maart 2010 uiteengezet dat op 28 december 2009 de vlucht voor 5 januari 2010 is aangevraagd en dat er niet eerder dan op die dag een mogelijkheid was om de vreemdeling over te dragen. In dat bericht is geen verklaring gegeven voor de omstandigheid dat, terwijl aanvankelijk het voornemen bestond om de vreemdeling op 30 december 2009 over te dragen, de maatregel van bewaring daarom reeds op 21 december 2009 is opgelegd en er vervolgens gedurende zeven dagen geen daadwerkelijke handeling ter voorbereiding van zijn uitzetting is verricht. Ook anderszins is niet gebleken van bijzondere, niet aan de staatssecretaris toe te rekenen omstandigheden die dit tijdsverloop hebben veroorzaakt. Door eerst op de achtste dag van de bewaring een vlucht voor de vreemdeling aan te vragen, heeft de staatssecretaris in dit geval geen rekening gehouden met de omstandigheid dat de inbewaringstelling van de vreemdeling van te voren was gepland, hetgeen een bijzondere omstandigheid vormt die ertoe noopt bepaalde handelingen sneller te verrichten of achterwege te laten. Onder deze omstandigheden klaagt de vreemdeling terecht dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en de duur van de vrijheidsontneming niet zo beperkt mogelijk heeft gehouden. De grief slaagt.

Bron: rechtspraak.nl

21 december 2009

Alleen een vertrekgesprek houden in 15 dagen in onvoortvarend handelen (uitspraak Raad van State)

LJN: BK7184, Raad van State , 200907912/1/V3

Datum uitspraak: 10-12-2009
Datum publicatie: 21-12-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / onvoldoende voortvarendheid / eerst op vijftiende dag daadwerkelijke handelingen ter voorbereiding van de uitzettingGesteld, noch gebleken is dat, naast het op 16 september 2009 gevoerde vertrekgesprek, andere daadwerkelij...Vreemdelingenbewaring / onvoldoende voortvarendheid / eerst op vijftiende dag daadwerkelijke handelingen ter voorbereiding van de uitzetting
Gesteld, noch gebleken is dat, naast het op 16 september 2009 gevoerde vertrekgesprek, andere daadwerkelijke handelingen ter voorbereiding van de uitzetting zijn verricht. Evenmin is gebleken van bijzondere, niet aan de staatssecretaris toe te rekenen omstandigheden die het achterwege blijven, dan wel niet eerder verrichten van bedoelde daadwerkelijke handelingen kunnen rechtvaardigen. Onder deze omstandigheden klaagt de vreemdeling terecht dat de staatssecretaris, door eerst op de vijftiende dag van de inbewaringstelling middels het voeren van een vertrekgesprek een aanvang te maken met de daadwerkelijke voorbereiding van zijn uitzetting, in dit geval onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. De bewaring is van meet af aan onrechtmatig geweest.


Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / onvoldoende voortvarendheid / eerst op vijftiende dag daadwerkelijke handelingen ter voorbereiding van de uitzetting
Gesteld, noch gebleken is dat, naast het op 16 september 2009 gevoerde vertrekgesprek, andere daadwerkelijke handelingen ter voorbereiding van de uitzetting zijn verricht. Evenmin is gebleken van bijzondere, niet aan de staatssecretaris toe te rekenen omstandigheden die het achterwege blijven, dan wel niet eerder verrichten van bedoelde daadwerkelijke handelingen kunnen rechtvaardigen. Onder deze omstandigheden klaagt de vreemdeling terecht dat de staatssecretaris, door eerst op de vijftiende dag van de inbewaringstelling middels het voeren van een vertrekgesprek een aanvang te maken met de daadwerkelijke voorbereiding van zijn uitzetting, in dit geval onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. De bewaring is van meet af aan onrechtmatig geweest.


www.rechtspraak.nl



05 december 2009

Binnen 10 dagen uitzettingshandeling in bewaringszaak want anders is er onvoldoende voortvarend gehandeld door Justitie vindt de Raad van State (uitspraak)


LJN: BK4692, Raad van State , 200908430/1/V3



Datum uitspraak: 23-11-2009

Datum publicatie: 01-12-2009

Inhoudsindicatie: Niet in geschil is dat de vreemdeling ten tijde van de oplegging van de maatregel van bewaring beschikte over een geldige Nüfus en met dit document kon worden uitgezet. De overplaatsing van de vreemdeling op 14 oktober 2009 naar de detentieboot te Dordrecht en de overplaatsing op dinsdag 20 oktober 2009 naar het UC hadden voor de uitzetting geen directe betekenis. Dit geldt ook voor de administratieve overdracht van diens dossier aan DT&V. De staatssecretaris heeft ter zitting van de rechtbank verklaard dat ten onrechte over het hoofd is gezien dat in het verlopen paspoort van de vreemdeling een gestempelde Nüfus was aangebracht en dat bij tijdige onderkenning daarvan de vreemdeling direct in het UC zou zijn geplaatst. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen ligt deze vertraging in de risicosfeer van de staatssecretaris. Zij heeft evenwel niet onderkend dat de staatssecretaris in de gegeven situatie onvoldoende voortvarend heeft gehandeld, nu eerst op de tiende dag van de bewaring, met het op 21 oktober 2009 te houden vertrekgesprek, een aanvang zou worden gemaakt met de daadwerkelijke voorbereiding van de uitzetting van de vreemdeling.

Bron: rechtspraak.nl

10 november 2009

Amsterdamse rechtbank gaat contrair aan de Raad van State inzake wachten met uitzetting van vreemdeling met paspoort tot achtste dag (uitspraak)

LJN: BK2243,President Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Amsterdam , AWB 09/38469


Datum uitspraak: 03-11-2009
Datum publicatie: 09-11-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Eerste uitzettingshandeling op achtste dag van de bewaring is onvoldoende voortvarend.

Adverteren bij Daisycon


Eiser is op 21 oktober 2009 in bewaring gesteld. Op 23 oktober 2009 (dag 3) is hij overgeplaatst naar het UC Schiphol; zijn dossier is daar op 27 oktober 2009 (dag 7) aangekomen. Op 28 oktober 2009 (dag 8) heeft verweerder voor eiser een vlucht aangevraagd. Op 29 oktober 2009 (dag 9) heeft verweerder een vluchtakkoord ontvangen. Eiser zal op 5 november 2009 (dag 16) worden uitgezet. Niet in geschil is dat verweerder bij het opleggen van de maatregel van bewaring reeds beschikte over eisers geldige paspoort. De rechtbank concludeert op grond van de weergegeven handelingen van verweerder dat pas op de achtste dag van de bewaring een concrete uitzettingshandeling heeft verricht. Niet is gebleken dat de staatssecretaris vóór 28 oktober 2009 zodanige handelingen heeft verricht. De overplaatsing van eiser en het overbrengen van zijn dossier worden, volgens vaste jurisprudentie, niet aangemerkt als handelingen die van directe betekenis zijn voor de uitzetting. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat pas een vlucht voor eiser kon worden geboekt nadat zijn dossier op het UC Schiphol was aangekomen. De rechtbank overweegt dat deze handelwijze bij vreemdelingen die beschikken over een geldig paspoort, voor rekening en risico van verweerder dient te komen. In ieder geval wordt deze handelwijze van verweerder niet aangemerkt als een bijzondere omstandigheid of concreet beletsel op grond waarvan het aan verweerder niet is toe te rekenen dat hij niet eerder uitzettingshandelingen heeft verricht. De rechtbank concludeert ook overigens niet is gebleken dat sprake is geweest van bijzondere omstandigheden of concrete beletselen Evenmin is gebleken dat de vreemdeling heeft geweigerd de benodigde medewerking aan zijn uitzetting te verlenen. Onder verwijzing naar de voornoemde uitspraak van 29 juni 2009 van de AbRS, welke uitspraak overigens zag op een situatie waar eerst op de negende dag een eerste uitzettingshandeling is verricht, oordeelt de rechtbank dat verweerder door onder deze omstandigheden pas op de achtste dag van de bewaring een aanvang te maken met de daadwerkelijke voorbereiding van de uitzetting van de vreemdeling, in dit geval onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.

www.rechtspraak.nl

06 november 2009

IND mag week wachten voordat ze uitzettingshandelingen aanvangen ondanks dat de vreemdeling gewoon een paspoort heeft waarmeen hij kan vertrekken (uitspraak ABRRvS)

LJN: BK2270, Raad van State , 200906877/1/V3

Datum uitspraak: 29-10-2009
Datum publicatie: 06-11-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / voortvarendheid / op de zevende dag daadwerkelijke handelingen / paspoort voorhanden

Hoewel de staatssecretaris op onderdelen van de uitzettingsprocedure wellicht sneller had kunnen handelen, heeft de staatssecretaris, anders dan de rechtbank heeft overwogen, door op de zevende dag van de bewaring een aanvang te maken met de daadwerkelijke voorbereiding van de uitzetting van de vreemdeling, die reeds ten tijde van de inbewaringstelling in het bezit was van een geldig, op zijn naam gesteld paspoort, niettemin voldoende voortvarend gehandeld.





18 oktober 2009

Het moet gaan om daadwerkelijke handelingen ter voorbereiding van uitzetting want anders is de bewaring onrechtmatig vanwege onvoortvarend handelen (uitspraak ABRRvS)

LJN: BK0519, Raad van State , 200907032/1/V3

Datum uitspraak: 07-10-2009
Datum publicatie: 16-10-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep



Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / onvoldoende voortvarendheid / daadwerkelijke handelingen ter voorbereiding van de uitzetting

Niet in geschil is dat de vreemdeling op 19 augustus 2009 een geldig, op zijn naam gesteld, paspoort heeft overgelegd. De overplaatsing van de vreemdeling naar het uitzetcentrum op 21 augustus 2009 en de overdracht van zijn dossier op 26 augustus 2009 houden weliswaar verband met de beoogde uitzetting van de vreemdeling, maar hebben voor de uitzetting als zodanig geen directe betekenis. Het op 27 augustus 2009 gehouden vertrekgesprek en de vluchtaanvraag op diezelfde dag zijn wel aan te merken als daadwerkelijke handelingen ter voorbereiding van de uitzetting van de vreemdeling. Niet is gebleken dat de staatssecretaris vóór 27 augustus 2009 zodanige handelingen heeft verricht, dan wel dat zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan de staatssecretaris niet is toe te rekenen dat hij zodanige handelingen niet heeft verricht. Van concrete beletselen om de op de uitzetting gerichte handelingen eerder dan op 27 augustus 2009 uit te voeren is niet gebleken. Door onder deze omstandigheden eerst op de tiende dag van de bewaring een aanvang te maken met de daadwerkelijke voorbereiding van de uitzetting van de vreemdeling, heeft de staatssecretaris, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in dit geval onvoldoende voortvarend gehandeld. De grief slaagt.

Bron rechtspraak.nl



10 september 2009

Eerste uitzettingshandeling moet binnen 10 dagen (uitspraak)

LJN: BJ6909, Raad van State , 200905432/1/V3

Datum uitspraak: 28-08-2009
Datum publicatie: 04-09-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / voortvarendheid / eerst op tiende dag uitzettingshandelingen / onvoldoende voortvarend

Niet in geschil is dat de vreemdeling ten tijde van het opleggen van de maatregel van bewaring beschikte over een geldig, op zijn naam gesteld, paspoort en over een verblijfsvergunning voor Spanje. De overplaatsing van de vreemdeling op 7 juli 2009 naar het UC houdt weliswaar verband met de beoogde uitzetting van de vreemdeling, doch heeft voor de uitzetting als zodanig geen directe betekenis. Dit geldt ook voor de overdracht van diens dossier op 10 juli 2009. Het op 13 juli 2009 met de vreemdeling gehouden vertrekgesprek en de op dezelfde dag aangevraagde vlucht zijn wel aan te merken als handelingen die van directe betekenis zijn voor de uitzetting van de vreemdeling. Niet is gebleken dat de staatssecretaris vóór 13 juli 2009 zodanige handelingen heeft verricht, dan wel dat zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan op grond waarvan de staatssecretaris niet is toe te rekenen dat hij zodanige handelingen niet heeft verricht. Dat in de periode van 4 tot 13 juli 2009 twee weekenden waren gelegen, kan niet worden aangemerkt als een bijzondere omstandigheid ter verklaring van het achterwege blijven van bedoelde handelingen in deze periode. Van een weigering van de vreemdeling om de benodigde medewerking aan zijn uitzetting te verlenen, is niet gebleken. Ook anderszins is niet gebleken dat er concrete beletselen waren om de op uitzetting gerichte handelingen eerder dan op 13 juli 2009 uit te voeren. Door onder deze omstandigheden eerst op de tiende dag van de bewaring een aanvang te maken met de daadwerkelijke voorbereiding van de uitzetting van de vreemdeling, heeft de staatssecretaris, anders dan de rechtbank heeft overwogen, in dit geval onvoldoende voortvarend gehandeld. De grief slaagt reeds hierom. Hetgeen voor het overige in de grief is aangevoerd behoeft geen bespreking.






Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...