Posts tonen met het label claimakkoord. Alle posts tonen
Posts tonen met het label claimakkoord. Alle posts tonen

09 juli 2015

Vovo uitspraak over Dublin-claims asielzoekers naar Hongarije


ECLI:NL:RBDHA:2015:7727 Rechtbank Den Haag, 07-07-2015, AWB 15/11536

Datum uitspraak:07-07-2015
Datum publicatie:07-07-2015
Rechtsgebieden:Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken:Voorlopige voorziening
Vindplaatsen:Rechtspraak.nl
Inhoudsindicatie:
Hongarije, Vo 604/2013, claimakkoord op grond van artikel 18, aanhef en onder c, interstatelijk vertrouwensbeginsel, notitie van Vluchtelingenwerk Nederland van mei 2015, Veelgestelde vragen Dublin-Hongarije, rapport van het Hungarian Helsinki Committee van februari 2015, tussenuitspraak van 22 juni 2015 (ECLI:NL:RBDHA:2015:7071), artikel 3 EVRM, bepaling 54(2), Hongaarse Vreemdelingenwet, Hongaarse Helsinki Comité, HHC, Hongaarse immigratiedienst, OIN, DubliNet netwerk, alle terugnames en overnames op grond van Vo 604/2013 voor onbepaalde tijd opgeschort, AIDA, ECRE, website van de minister van Binnenlandse Zaken van de Hongaarse regering, withdrawl, Europese Commissie navraag zal doen bij Hongarije, nader onderzoek van Bureau Dublin aangaande de Hongaarse asielprocedure, opting out van de zogenaamde Dublin III regelgeving. Ondanks de voormelde tussenuitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 december 2014 en het feit dat verweerder ter zitting expliciet te kennen heeft gegeven zich niet te verzetten tegen de toewijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, stelt de voorzieningenrechter met klem voorop dat uit de officiële website van de Hongaarse regering (ministerie van Binnenlandse Zaken) valt op te maken dat Hongarije op 23 juni 2015 heeft besloten tot opschorting van de terugname van Dublinclaimanten voor onbepaalde tijd. Ook de Hongaarse minister-president Viktor Orban heeft voor onbepaalde tijd een opting out van de zogenaamde Dublin III regelgeving aangekondigd, zoals volgt uit openbaar toegankelijk informatie. Hoewel uit het (internet)artikel in The Telegraph op 24 juni 2015 getiteld: "Hungary reverses decision over suspension of EU rule on taking back asylum seekers" ook volgt dat de Hongaarse minister van Buitenlandse Zaken, Peter Szijjarto, de Oostenrijkse minister van Buitenlandse Zaken kennelijk desgevraagd heeft geïnformeerd dat Hongarije geen enkele EU-rechtelijke regel schorst, laat dit onverlet dat het officiële standpunt van Hongarije is dat de opschorting van de terugname van Dublinclaimanten voor onbepaalde tijd wordt gehandhaafd en om geduld wordt verzocht bij de toepassing van de Dublin regelgeving. De voorzieningenrechter kan dit niet anders verstaan dan dat Hongarije expliciet te kennen geeft de verplichtingen die volgen uit de Dublin-verordening voor onbepaalde tijd niet langer na te zullen komen. In dat licht is het standpunt van verweerder dat desondanks onverkort kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel onbegrijpelijk. Nu verweerder zich – ondanks het claimakkoord – dient uit te laten over de consequenties van de officiële berichtgeving van de Hongaarse autoriteiten voor de beroepszaak van verzoekster, komt het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening naar het oordeel van de voorzieningenrechter reeds om deze reden voor toewijzing in aanmerking. Gelet op het korte tijdsverloop tussen de aankondiging van de Hongaarse autoriteiten en de behandeling ter zitting zal de voorzieningenrechter thans volstaan met beslissen op het verzoek en niet tevens beslissen op het beroep. Verweerder wordt hiermee in de gelegenheid gesteld een goed onderbouwd standpunt in te nemen ten aanzien van de ontstane situatie. Tevens kan verweerder, indien Hongarije terugkomt op de beslissing tot opschorting van nakoming van de Dublin-verplichtingen, overwegen om zelf initiatief te nemen om garanties te vragen bij de Hongaarse autoriteiten dat zij toepassing zullen geven aan de Dublin-verordening, ook indien in de Verordening andere, voor de vreemdeling gunstigere, bepalingen staan dan in de nationale asielwetgeving. Bij de huidige stand van zaken kan het beroep van verzoekster een redelijke kans van slagen niet worden ontzegd. De voorzieningenrechter is voornemens om het beroep van verzoekster in beginsel na ommekomst van twee maanden ter zitting te behandelen.
 Hier staat de hele uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:7727

Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

28 november 2014

Uitspraak: Geslaagd beroep op gelijkheidsbeginsel in Dublin- zaak Eritrese asielzoeker met claim richting Italië


4. Op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van deze wet afgewezen, indien een ander land, partij bij het Vluchtelingenverdrag, ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
In artikel 13 van de Dublin III Verordening is bepaald dat wanneer is vastgesteld, aan de hand van bewijsmiddelen of indirect bewijs, zoals omschreven in de twee in artikel 22, lid 3, van deze verordening genoemde lijsten, inclusief de gegevens zoals bedoeld in Verordening (EU) nr. 603/2013, dat een verzoeker op illegale wijze de grens van een lidstaat heeft overschreden via het land, de zee of de lucht of komende vanuit een derde land, de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming bij die lidstaat berust. Die verantwoordelijkheid eindigt twaalf maanden na de datum waarop de illegale grensoverschrijding heeft plaatsgevonden.
In artikel 22, eerste lid, van de Dublin III Verordening is bepaald dat de lidstaat die om overname wordt verzocht, de nodige naspeuringen verricht en reageert op het verzoek tot overname van een verzoeker binnen twee maanden nadat hij het heeft ontvangen.
Ingevolge het zevende lid staat het zonder reactie laten verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn van twee maanden en van de in lid 6 bedoelde termijn van een maand, gelijk met aanvaarding van het overnameverzoek en houdt dit de verplichting in om de persoon over te nemen en te zorgen voor passende regelingen voor de aankomst.
5. Met betrekking tot verzoekers betoog dat Italië ten onrechte verantwoordelijk wordt gehouden voor de behandeling van zijn asielverzoek, nu daarvoor onvoldoende aanknopingspunten zouden zijn, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoeker in de afgenomen gehoren heeft verklaard dat hij via Libië met een boot naar Italië is gereisd, dat verzoeker samen met andere personen naar Italië is gebracht, dat hij heeft verklaard dat in Italië zijn gegevens zijn genoteerd, dat een foto van hem is gemaakt en dat hij in Rome in een vluchtelingenkamp heeft verbleven. Nu uit de verklaringen van verzoeker ondubbelzinnig blijkt dat hij via Italië is gereisd en aldaar enkele dagen heeft verbleven, heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen stellen dat er sprake is van indirect bewijs in de zin van artikel 22, derde lid, van Dublin III. Gelet hierop heeft verweerder een claimverzoek aan Italië kunnen richten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder op grond van deze verklaringen Italië dan ook verantwoordelijk kunnen houden voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker. Dat verzoeker niet zou hebben verklaard dat zijn naam is geregistreerd en dat een foto van hem is genomen, zoals hij in zijn beroep en tijdens de zitting heeft gesteld, heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk kunnen achten. Verzoeker heeft tijdens het gehoor aanmeldfase - aan het begin en aan het eind van dit gehoor - verklaard dat hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen. Niet gebleken is dat sprake is geweest van miscommunicatie.
6. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat uit artikel 22 van de Dublinverordening direct voortvloeit dat, indien niet tijdig wordt gereageerd op een overnameverzoek, dit verzoek geacht wordt te zijn aanvaard. Nu de Italiaanse autoriteiten niet binnen de gestelde termijn op het overnameverzoek hebben gereageerd, staat daarmee hun verantwoordelijkheid vast.
7. De voorzieningenrechter volgt verzoeker evenmin in zijn standpunt dat hij in zijn belangen is geschaad doordat direct bij zijn aanmelding een gehoor is afgenomen, verzoeker op dat moment geen gemachtigde had en in strijd zou zijn gehandeld met artikel 5 van de Dublinverordening. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Verweerder heeft verzoeker tijdens het gehoor aanmeldfase van 11 juni 2014 geïnformeerd over het doel van dat onderhoud, namelijk de vaststelling welk land verantwoordelijk is voor zijn asielverzoek. Tijdens dit gehoor heeft verweerder aan verzoeker vragen gesteld over zijn reisroute en verblijf in Italië. Ook is tijdens dit gehoor onweersproken de Dublinbrochure aan verzoeker overhandigd. Deze handelswijze is, zoals onder meer volgt uit artikel 3.109 van het Vb 2000, in overeenstemming met de mogelijkheid om reeds tijdens de rust- en voorbereidingstijd onderzoek te verrichten naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling, naar de bij hem aangetroffen documenten en bescheiden, dan wel naar de vraag of artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan worden toegepast. Tijdens dit gehoor worden geen vragen gesteld over het asielrelaas. Bij brief van 19 september 2014 is verzoeker voorts uitgenodigd om op 17 oktober 2014 te verschijnen voor het doorlopen van de Algemene Asielprocedure. In deze brief staat beschreven dat verweerder heeft vastgesteld dat er concrete aanwijzingen zijn dat de aanvraag van verzoeker moet worden afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 en dat verzoeker tijdens het eerste gehoor in de gelegenheid wordt gesteld om eventuele bezwaren tegen een dergelijke afwijzing naar voren te brengen.
Tijdens het eerste gehoor op 17 oktober 2014 is verzoeker in de gelegenheid gesteld bezwaren tegen een mogelijke overdracht aan Italië kenbaar te maken, waarna hij de mogelijkheid heeft gehad om correcties en aanvullingen in te dienen. Tevens heeft hij in de zienswijze de mogelijkheid gehad bezwaren kenbaar te maken. Hierbij komt dat het claimverzoeker dateert van 24 juni 2014, derhalve van ná het gehoor aanmeldfase.
Gelet op deze gang van zaken heeft verweerder zich terecht in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen.
8. Voor zover verzoeker, onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 21 oktober 2014 (AWB 14/21575), heeft gesteld dat verweerder niet in overeenstemming heeft gehandeld met artikel 3:118a van het Vb 2000, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft in de uitspraak van 17 oktober 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3832), gepubliceerd op 22 oktober 2014, geoordeeld dat uit artikel 3:118a van het Vb 2000, zoals dat met ingang van 1 januari 2014 luidt, niet volgt dat verweerder het voornemen vooruitlopend op het verzoek tot overname of terugname moet uitreiken. Deze grief slaagt dan ook niet.
9. Ten aanzien van het beroep van verzoeker op het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Verzoeker heeft een beschikking en de verslagen van de gehoren aanmeldfase die zien op drie andere Eritrese vreemdelingen in het geding gebracht.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder betoogd dat iedere zaak op zijn eigen merites wordt beoordeeld en dat de zaken van de andere vreemdelingen in belangrijke mate verschillen van die van verzoeker. Van slechts twee van deze drie vreemdelingen is de naam geregistreerd en slechts één van hen heeft opvang gekregen, terwijl er volgens verweerder bij verzoeker meer aanknopingspunten bestaan voor een claim bij Italië.
De voorzieningenrechter kan verweerder niet volgen in zijn motivering. Uit de door verzoeker overgelegde stukken van de andere Eritrese vreemdelingen blijkt dat aan hen verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd zijn verleend. Uit de verslagen van de gehoren aanmeldfase blijkt voorts dat deze vreemdelingen hebben verklaard dat zij met een boot uit Libië zijn aangekomen voor de kust van Italië, dat zij uit zee zijn opgepikt door de Italiaanse autoriteiten, dat zij door deze autoriteiten zijn gecontroleerd en dat aan één van hen opvang is verleend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de verschillen tussen de verklaringen van deze vreemdelingen en die van verzoeker marginaal. Verzoeker is ook uit zee opgepikt na een bootreis vanuit Libië, heeft in Italië opvang gekregen en zijn naam is daar geregistreerd, net als in de zaak van één van de drie vreemdelingen, [naam] genaamd. Het enige significante verschil tussen beide zaken is dat van verzoeker een foto is genomen en van [naam] niet. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verweerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er tussen de casus van verzoeker en die van - met name -[naam] dermate relevante verschillen bestaan, dat deze aan toepassing van het gelijkheidsbeginsel in de weg staan. Uitgaande van de gelijkheid van gevallen en de gebrekkige motivering van verweerder op dit punt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er in dit geval sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur.
10. Het beroep zal met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb gegrond worden verklaard. Hetgeen verzoeker overigens naar voren heeft gebracht behoeft geen bespreking.

 Hier staat de uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2014:14522





Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

03 oktober 2014

Niet voldoende voortvarend gehandeld tijdens beginweek vreemdelingenbewaring (uitspraak ABRRvS)


2. Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 5 augustus 2014 blijkt dat de vreemdeling op 24 juli 2014 was uitgenodigd voor een gesprek met de regievoerder van de Dienst Terugkeer en Vertrek (hierna: de DT&V), waarvoor hij niet verschenen is. Tevens staat in dit proces-verbaal dat in overleg met de DT&V is besloten de vreemdeling op te halen en in bewaring te stellen ter overdracht aan Duitsland. De vreemdeling is op 4 augustus 2014 in bewaring gesteld krachtens artikel 59a van de Vw 2000. Op 5 augustus 2014 is de vreemdeling overgeplaatst naar het detentiecentrum in Rotterdam. Vervolgens is op 11 augustus 2014 een vertrekgesprek met de vreemdeling gevoerd.
2.1. De vreemdeling klaagt in grief II dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan zijn overdracht heeft gewerkt. De vreemdeling voert hiertoe aan dat, mede in aanmerking genomen dat er reeds sinds 17 juni 2014 een claimakkoord was en omdat zijn medische situatie van meet af aan bekend was, de staatssecretaris door eerst een week na de inbewaringstelling de medische toestemmingsverklaring te laten ondertekenen de duur van de maatregel niet zo beperkt mogelijk heeft gehouden.
2.2. Vast staat dat er ten tijde van het opleggen van de maatregel van bewaring, ingevolge de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (Pb 2013 L 180), een claimakkoord was.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen vormt een geplande inbewaringstelling een bijzondere omstandigheid die ertoe noopt bepaalde handelingen ter voorbereiding van de uitzetting of overdracht van een vreemdeling sneller te verrichten of achterwege te laten (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 26 oktober 2009 in zaak nr. 200905611/1/V3). Uit het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van gehoor als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 blijkt dat de vreemdeling de staatssecretaris reeds op 4 augustus 2014 op de hoogte heeft gebracht van zijn medische situatie. Pas op de achtste dag van de inbewaringstelling heeft de staatssecretaris de vreemdeling echter de voor diens overdracht noodzakelijke medische toestemmingsverklaring laten ondertekenen. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat daarvóór andere daadwerkelijke handelingen ter voorbereiding van zijn overdracht zijn verricht, klaagt de vreemdeling terecht dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan zijn overdracht heeft gewerkt.
Hier kunt u de uitspraak vinden:


ECLI:NL:RVS:2014:3597

Instantie Raad van State
Datum uitspraak 24-09-2014
Datum publicatie 01-10-2014
Zaaknummer 201407108/1/V3
Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken Hoger beroep
Inhoudsindicatie Bij besluit van 4 augustus 2014 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.
Vindplaatsen Rechtspraak.nl
 
Dit is een link naar de uitspraak zelf: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2014:3597 

In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

14 april 2010

Eerste uitzettingshandeling moet binnen een week na inbewaringstelling met een claimakkoord (uitspraak raad van State)

LJN: BM0723, Raad van State , 201000617/1/V3

Datum uitspraak: 29-03-2010
Datum publicatie: 12-04-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / voortvarendheid / claimakkoord / geplande inbewaringstelling / op achtste dag vlucht aangevraagd / onvoldoende voortvarend

Niet in geschil is dat ten tijde van het opleggen van de maatregel van bewaring, ingevolge de Verordening (EG) 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten is ingediend, een claimakkoord voorhanden was en dat de vreemdeling daadwerkelijk kon worden uitgezet. De staatssecretaris (lees: de minister) heeft in zijn faxbericht van 1 maart 2010 uiteengezet dat op 28 december 2009 de vlucht voor 5 januari 2010 is aangevraagd en dat er niet eerder dan op die dag een mogelijkheid was om de vreemdeling over te dragen. In dat bericht is geen verklaring gegeven voor de omstandigheid dat, terwijl aanvankelijk het voornemen bestond om de vreemdeling op 30 december 2009 over te dragen, de maatregel van bewaring daarom reeds op 21 december 2009 is opgelegd en er vervolgens gedurende zeven dagen geen daadwerkelijke handeling ter voorbereiding van zijn uitzetting is verricht. Ook anderszins is niet gebleken van bijzondere, niet aan de staatssecretaris toe te rekenen omstandigheden die dit tijdsverloop hebben veroorzaakt. Door eerst op de achtste dag van de bewaring een vlucht voor de vreemdeling aan te vragen, heeft de staatssecretaris in dit geval geen rekening gehouden met de omstandigheid dat de inbewaringstelling van de vreemdeling van te voren was gepland, hetgeen een bijzondere omstandigheid vormt die ertoe noopt bepaalde handelingen sneller te verrichten of achterwege te laten. Onder deze omstandigheden klaagt de vreemdeling terecht dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend heeft gehandeld en de duur van de vrijheidsontneming niet zo beperkt mogelijk heeft gehouden. De grief slaagt.

Bron: rechtspraak.nl

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...