4. Op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van deze wet afgewezen, indien een ander land, partij bij het Vluchtelingenverdrag, ingevolge een verdrag of een dit land en Nederland bindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
In
artikel 13 van de Dublin III Verordening is bepaald dat wanneer is
vastgesteld, aan de hand van bewijsmiddelen of indirect bewijs, zoals
omschreven in de twee in artikel 22, lid 3, van deze verordening
genoemde lijsten, inclusief de gegevens zoals bedoeld in Verordening
(EU) nr. 603/2013, dat een verzoeker op illegale wijze de grens van een
lidstaat heeft overschreden via het land, de zee of de lucht of komende
vanuit een derde land, de verantwoordelijkheid voor de behandeling van
het verzoek om internationale bescherming bij die lidstaat berust. Die
verantwoordelijkheid eindigt twaalf maanden na de datum waarop de
illegale grensoverschrijding heeft plaatsgevonden.
In
artikel 22, eerste lid, van de Dublin III Verordening is bepaald dat de
lidstaat die om overname wordt verzocht, de nodige naspeuringen
verricht en reageert op het verzoek tot overname van een verzoeker
binnen twee maanden nadat hij het heeft ontvangen.
Ingevolge het zevende lid staat het zonder reactie laten verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn van twee maanden en van de in lid 6 bedoelde termijn van een maand, gelijk met aanvaarding van het overnameverzoek en houdt dit de verplichting in om de persoon over te nemen en te zorgen voor passende regelingen voor de aankomst.
5.
Met betrekking tot verzoekers betoog dat Italië ten onrechte
verantwoordelijk wordt gehouden voor de behandeling van zijn
asielverzoek, nu daarvoor onvoldoende aanknopingspunten zouden zijn,
overweegt de voorzieningenrechter als volgt. De voorzieningenrechter
stelt vast dat verzoeker in de afgenomen gehoren heeft verklaard dat hij
via Libië met een boot naar Italië is gereisd, dat verzoeker samen met
andere personen naar Italië is gebracht, dat hij heeft verklaard dat in
Italië zijn gegevens zijn genoteerd, dat een foto van hem is gemaakt en
dat hij in Rome in een vluchtelingenkamp heeft verbleven. Nu uit de
verklaringen van verzoeker ondubbelzinnig blijkt dat hij via Italië is
gereisd en aldaar enkele dagen heeft verbleven, heeft verweerder naar
het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen stellen dat er sprake is
van indirect bewijs in de zin van artikel 22, derde lid, van Dublin III.
Gelet hierop heeft verweerder een claimverzoek aan Italië kunnen
richten. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder
op grond van deze verklaringen Italië dan ook verantwoordelijk kunnen
houden voor de behandeling van de asielaanvraag van verzoeker. Dat
verzoeker niet zou hebben verklaard dat zijn naam is geregistreerd en
dat een foto van hem is genomen, zoals hij in zijn beroep en tijdens de
zitting heeft gesteld, heeft verweerder naar het oordeel van de
voorzieningenrechter niet aannemelijk kunnen achten. Verzoeker heeft
tijdens het gehoor aanmeldfase - aan het begin en aan het eind van dit
gehoor - verklaard dat hij de tolk goed kon verstaan en begrijpen. Niet
gebleken is dat sprake is geweest van miscommunicatie. Ingevolge het zevende lid staat het zonder reactie laten verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn van twee maanden en van de in lid 6 bedoelde termijn van een maand, gelijk met aanvaarding van het overnameverzoek en houdt dit de verplichting in om de persoon over te nemen en te zorgen voor passende regelingen voor de aankomst.
6. De voorzieningenrechter stelt voorts vast dat uit artikel 22 van de Dublinverordening direct voortvloeit dat, indien niet tijdig wordt gereageerd op een overnameverzoek, dit verzoek geacht wordt te zijn aanvaard. Nu de Italiaanse autoriteiten niet binnen de gestelde termijn op het overnameverzoek hebben gereageerd, staat daarmee hun verantwoordelijkheid vast.
7. De voorzieningenrechter volgt verzoeker evenmin in zijn standpunt dat hij in zijn belangen is geschaad doordat direct bij zijn aanmelding een gehoor is afgenomen, verzoeker op dat moment geen gemachtigde had en in strijd zou zijn gehandeld met artikel 5 van de Dublinverordening. Hiertoe overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Verweerder
heeft verzoeker tijdens het gehoor aanmeldfase van 11 juni 2014
geïnformeerd over het doel van dat onderhoud, namelijk de vaststelling
welk land verantwoordelijk is voor zijn asielverzoek. Tijdens dit gehoor
heeft verweerder aan verzoeker vragen gesteld over zijn reisroute en
verblijf in Italië. Ook is tijdens dit gehoor onweersproken de
Dublinbrochure aan verzoeker overhandigd. Deze handelswijze is, zoals
onder meer volgt uit artikel 3.109 van het Vb 2000, in overeenstemming
met de mogelijkheid om reeds tijdens de rust- en voorbereidingstijd
onderzoek te verrichten naar de identiteit, vingerafdrukken en
nationaliteit van de vreemdeling, naar de bij hem aangetroffen
documenten en bescheiden, dan wel naar de vraag of artikel 30, eerste
lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan worden toegepast. Tijdens dit
gehoor worden geen vragen gesteld over het asielrelaas. Bij brief van
19 september 2014 is verzoeker voorts uitgenodigd om op 17 oktober 2014
te verschijnen voor het doorlopen van de Algemene Asielprocedure. In
deze brief staat beschreven dat verweerder heeft vastgesteld dat er
concrete aanwijzingen zijn dat de aanvraag van verzoeker moet worden
afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de
Vw 2000 en dat verzoeker tijdens het eerste gehoor in de gelegenheid
wordt gesteld om eventuele bezwaren tegen een dergelijke afwijzing naar
voren te brengen.
Tijdens het eerste gehoor op 17 oktober 2014 is verzoeker in de gelegenheid gesteld bezwaren tegen een mogelijke overdracht aan Italië kenbaar te maken, waarna hij de mogelijkheid heeft gehad om correcties en aanvullingen in te dienen. Tevens heeft hij in de zienswijze de mogelijkheid gehad bezwaren kenbaar te maken. Hierbij komt dat het claimverzoeker dateert van 24 juni 2014, derhalve van ná het gehoor aanmeldfase.
Gelet op deze gang van zaken heeft verweerder zich terecht in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen.
8.
Voor zover verzoeker, onder verwijzing naar de uitspraak van deze
rechtbank en zittingsplaats van 21 oktober 2014 (AWB 14/21575), heeft
gesteld dat verweerder niet in overeenstemming heeft gehandeld met
artikel 3:118a van het Vb 2000, overweegt de voorzieningenrechter als
volgt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS)
heeft in de uitspraak van 17 oktober 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:3832),
gepubliceerd op 22 oktober 2014, geoordeeld dat uit artikel 3:118a van
het Vb 2000, zoals dat met ingang van 1 januari 2014 luidt, niet volgt
dat verweerder het voornemen vooruitlopend op het verzoek tot overname
of terugname moet uitreiken. Deze grief slaagt dan ook niet. Tijdens het eerste gehoor op 17 oktober 2014 is verzoeker in de gelegenheid gesteld bezwaren tegen een mogelijke overdracht aan Italië kenbaar te maken, waarna hij de mogelijkheid heeft gehad om correcties en aanvullingen in te dienen. Tevens heeft hij in de zienswijze de mogelijkheid gehad bezwaren kenbaar te maken. Hierbij komt dat het claimverzoeker dateert van 24 juni 2014, derhalve van ná het gehoor aanmeldfase.
Gelet op deze gang van zaken heeft verweerder zich terecht in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen.
9. Ten aanzien van het beroep van verzoeker op het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
Verzoeker
heeft een beschikking en de verslagen van de gehoren aanmeldfase die
zien op drie andere Eritrese vreemdelingen in het geding gebracht.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder betoogd dat iedere zaak op zijn eigen merites wordt beoordeeld en dat de zaken van de andere vreemdelingen in belangrijke mate verschillen van die van verzoeker. Van slechts twee van deze drie vreemdelingen is de naam geregistreerd en slechts één van hen heeft opvang gekregen, terwijl er volgens verweerder bij verzoeker meer aanknopingspunten bestaan voor een claim bij Italië.
De voorzieningenrechter kan verweerder niet volgen in zijn motivering. Uit de door verzoeker overgelegde stukken van de andere Eritrese vreemdelingen blijkt dat aan hen verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd zijn verleend. Uit de verslagen van de gehoren aanmeldfase blijkt voorts dat deze vreemdelingen hebben verklaard dat zij met een boot uit Libië zijn aangekomen voor de kust van Italië, dat zij uit zee zijn opgepikt door de Italiaanse autoriteiten, dat zij door deze autoriteiten zijn gecontroleerd en dat aan één van hen opvang is verleend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de verschillen tussen de verklaringen van deze vreemdelingen en die van verzoeker marginaal. Verzoeker is ook uit zee opgepikt na een bootreis vanuit Libië, heeft in Italië opvang gekregen en zijn naam is daar geregistreerd, net als in de zaak van één van de drie vreemdelingen, [naam] genaamd. Het enige significante verschil tussen beide zaken is dat van verzoeker een foto is genomen en van [naam] niet. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verweerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er tussen de casus van verzoeker en die van - met name -[naam] dermate relevante verschillen bestaan, dat deze aan toepassing van het gelijkheidsbeginsel in de weg staan. Uitgaande van de gelijkheid van gevallen en de gebrekkige motivering van verweerder op dit punt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er in dit geval sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur.
10.
Het beroep zal met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb
gegrond worden verklaard. Hetgeen verzoeker overigens naar voren heeft
gebracht behoeft geen bespreking.Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder betoogd dat iedere zaak op zijn eigen merites wordt beoordeeld en dat de zaken van de andere vreemdelingen in belangrijke mate verschillen van die van verzoeker. Van slechts twee van deze drie vreemdelingen is de naam geregistreerd en slechts één van hen heeft opvang gekregen, terwijl er volgens verweerder bij verzoeker meer aanknopingspunten bestaan voor een claim bij Italië.
De voorzieningenrechter kan verweerder niet volgen in zijn motivering. Uit de door verzoeker overgelegde stukken van de andere Eritrese vreemdelingen blijkt dat aan hen verblijfsvergunningen asiel voor bepaalde tijd zijn verleend. Uit de verslagen van de gehoren aanmeldfase blijkt voorts dat deze vreemdelingen hebben verklaard dat zij met een boot uit Libië zijn aangekomen voor de kust van Italië, dat zij uit zee zijn opgepikt door de Italiaanse autoriteiten, dat zij door deze autoriteiten zijn gecontroleerd en dat aan één van hen opvang is verleend. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de verschillen tussen de verklaringen van deze vreemdelingen en die van verzoeker marginaal. Verzoeker is ook uit zee opgepikt na een bootreis vanuit Libië, heeft in Italië opvang gekregen en zijn naam is daar geregistreerd, net als in de zaak van één van de drie vreemdelingen, [naam] genaamd. Het enige significante verschil tussen beide zaken is dat van verzoeker een foto is genomen en van [naam] niet. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat verweerder onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er tussen de casus van verzoeker en die van - met name -[naam] dermate relevante verschillen bestaan, dat deze aan toepassing van het gelijkheidsbeginsel in de weg staan. Uitgaande van de gelijkheid van gevallen en de gebrekkige motivering van verweerder op dit punt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat er in dit geval sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel en het verbod van willekeur.
Hier staat de uitspraak: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2014:14522
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten