ECLI:NL:RBDHA:2015:12534 Rechtbank Den Haag, 02-11-2015, AWB-15_19353
- Datum uitspraak:
- 02-11-2015
- Datum publicatie:
- 03-11-2015
- Rechtsgebieden:
- Vreemdelingenrecht
- Bijzondere kenmerken:
- Voorlopige voorziening
- Vindplaatsen:
- Rechtspraak.nl
- Inhoudsindicatie:
- Feitelijke uitzetting naar Armenië. Vervolg op eerdere zaak, waarin uitspraak is gedaan op 27 oktober 2015 (ECLI:NL:RBDHA:2015:12536). Moeder heeft mede namens haar 2 minderjarige kinderen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige te treffen, gericht tegen de geplande uitzetting op dinsdag 3 november 2015. Niet gezegd kan worden dat zich na de uitzetting van de echtgenoot van verzoekster, die reeds heeft plaatsgevonden, dermate nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan dat niet langer gezegd kan worden dat sprake is van evidente frustratie van de uitzetting en dat niet meer kan worden afgeweken van het beleid dat gezinnen niet gescheiden worden uitgezet. De voorzieningenrechter heeft in zijn oordeelsvorming mede betrokken de uitdrukkelijke toezegging van verweerder dat de jongste zoon van verzoekster, zodra duidelijk is waar deze zich bevindt, zo spoedig mogelijk met het gezin zal worden herenigd in Armenië. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen.
- 9. Connex aan de beroepen zijn verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend bij de voorzieningenrechter, teneinde uitzetting hangende de beroepen op 28 oktober 2015 om 8.00 uur te voorkomen. Deze verzoeken (AWB 15/7620 en AWB 15/7622) zijn eveneens op 27 oktober 2015 afgewezen. Hierbij heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat van het beleid dat gezinnen niet gescheiden worden uitgezet in casu kan worden afgeweken, aangezien sprake is van bewust onttrekken aan het toezicht van de jongste [naam zoon 2] en van evidente frustratie van de uitzetting. De voorzieningenrechter heeft daarbij betrokken dat de echtgenoot van verzoekster tijdens de staandehouding voorafgaande aan de inbewaringstelling heeft aangegeven te weten waar [naam zoon 2] verblijft en dat hij op 26 oktober 2015 aan de regievoerder van de Dienst Terugkeer en Vertrek van verweerder heeft toegegeven dat het een bewuste handeling is geweest om [naam zoon 2] niet op het AZC aanwezig te laten zijn. De enkele stelling dat [naam zoon 2] vermist is, heeft de voorzieningenrechter niet nader onderbouwd geacht. Tevens heeft de voorzieningenrechter bij haar oordeel betrokken dat verweerder heeft toegezegd om er alles aan te doen om het gezin te herenigen en gezamenlijk uit te zetten, indien verzoekster en haar echtgenoot aangeven waar [naam zoon 2] zich bevindt.10. In de gronden van het onderhavige bezwaar en verzoek heeft verzoekster naar voren gebracht dat haar echtgenoot inmiddels is uitgezet naar Armenië en dat hij na aankomst aldaar is opgepakt en op 30 oktober 2015 is verhoord. De uitzetting van verzoekster en de kinderen is thans voorzien op de hiervoor genoemde datum en het daarbij genoemde tijdstip. [naam zoon 2] is echter nog steeds vermist. Verzoekster stelt ook niets van de verblijfplaats van haar kind te weten. Verzoekster acht het niet in het belang van [naam zoon 2] dat dit kind in Nederland wordt achtergelaten zonder dat bekend is wat er met hem is gebeurd. Zij verzoekt de voorzieningenrechter dan ook om verweerder te verbieden om haar en [naam zoon 1] uit te zetten met achterlating van [naam zoon 2] .11. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de rechtmatigheid van de uitzetting in het licht van de meergenoemde uitspraken van 27 oktober 2015 gegeven is. De bij het onderhavige verzoek overgelegde stukken, waaruit volgens de gemachtigde zou blijken dat de echtgenoot van verzoekster na aankomst in Armenië is opgepakt, zijn niet vertaald en evenmin is de authenticiteit daarvan vastgesteld. Reeds daarom dient volgens verweerder aan die stukken voorbij te worden gegaan. Daarbij komt, aldus verweerder, dat de stukken, naar gesteld is, enkel betrekking hebben op de echtgenoot van verzoekster en niet op verzoekster en de kinderen. In het licht van de evidente frustratie van de uitzetting hecht verweerder ook geen geloof aan de gestelde arrestatie van de echtgenoot van verzoekster. Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat reeds op 27 oktober 2015 uitspraak is gedaan over het door verzoekster gestelde belang om de zoektocht naar haar zoon in Nederland af te wachten. Volgens verweerder is er geen aanleiding om daar van terug te komen.12. De voorzieningenrechter is met verweerder van oordeel dat hetgeen namens verzoekster in het onderhavige verzoek naar voren is gebracht geen aanleiding geeft om te oordelen dat de voorgenomen uitzetting op 3 november 2015 geen doorgang mag vinden als [naam zoon 2] achterblijft in Nederland. Niet gezegd kan worden dat zich na de datum van uitzetting van de echtgenoot van verzoekster dermate nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan dat niet langer gezegd kan worden dat sprake is van evidente frustratie van de uitzetting en dat niet meer kan worden afgeweken van het beleid dat gezinnen niet gescheiden worden uitgezet. Dat de echtgenoot van verzoekster na aankomst in Armenië zou zijn opgepakt en verhoord, is op basis van het bij het onderhavige verzoek gevoegde documenten niet gebleken. De documenten waaruit de aanhouding en het verhoor zouden blijken zijn niet vertaald en evenmin op authenticiteit waardeerbaar. In hetgeen in het onderhavige verzoek naar voren is gebracht ziet de voorzieningenrechter voorts onvoldoende grond om het belang van verzoekster thans anders te waarderen dan de voorzieningenrechter heeft gedaan in de uitspraak van 27 oktober 2015. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat verweerder reeds met het belang van verzoekster rekening heeft gehouden door in ieder geval de uitzetting van verzoekster en [naam zoon 1] op 28 oktober 2015 geen doorgang te hebben laten vinden. Tevens heeft de voorzieningenrechter in zijn oordeelsvorming betrokken de uitdrukkelijke toezegging van verweerder in het verweerschrift van 2 november 2015 dat [naam zoon 2] , zodra duidelijk is waar deze zich bevindt, zo spoedig mogelijk met zijn gezin zal worden herenigd in Armenië.13. Gelet op het vorenstaande heeft het bezwaar tegen de feitelijke uitzetting geen redelijke kans van slagen. De voorzieningenrechter zal het verzoek daarom afwijzen.14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
- De hele uitspraak staat hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2015:12534
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten