Uitspraak inzake intrekking verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd (Uitspraak deel 1)
LJN: BZ9213, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 12/36147
Datum uitspraak: 03-04-2013
Datum publicatie: 02-05-2013
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: 3.86 Vb 200. 3 en 8 EVRM. Procesbelang. Veelplegersregeling. Misdrijven. Rechtszekerheidsbeginsel. Somalië. Intrekken verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd en opleggen inreisverbod voor de duur van 10 jaar.
-------------
Procesbelang:
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) bij uitspraak van 21 december 2012 (in zaak 201200487/1/V3, www.raadvanstate.nl) heeft overwogen, stemt een ongewenstverklaring naar doel en strekking grotendeels met een inreisverbod overeen. Artikel 66a, zevende lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 heeft ook grotendeels dezelfde strekking als artikel 67, derde lid, van de Vw 2000. Volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van 6 juli 2006, LJN AY3849) van de A bRS heeft een vreemdeling geen belang bij een beroep tegen een besluit op een aanvraag tot verlening of verlenging van een verblijfsvergunning, dan wel een intrekking daarvan, zolang hij ongewenst is verklaard, omdat dit beroep, gelet op het bepaalde in artikel 67, derde lid, van de Vw 2000, nimmer tot rechtmatig verblijf kan leiden. Indien een vreemdeling zoals in het onderhavige geval rechtmatig verblijf geniet op grond van een verblijfsvergunning, kan hij op grond van het bepaalde in artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 desondanks ongewenst worden verklaard. Hierbij wordt getoetst aan artikel 3:86 van het Vb 2000, waarin de voorwaarden voor het intrekken van de vergunning zijn neergelegd. Deze voorwaarden zijn derhalve geïncorporeerd in de bepaling die ziet op de ongewenstverklaring. Indien in het kader van de ongewenstverklaring is getoetst dat aan de voorwaarden van artikel 3:86 van het Vb 2000 is voldaan kan de ongewenstverklaring worden opgelegd en volgt daaruit logischerwijs dat tevens de vergunning kan worden ingetrokken.
Het voorgaande ligt evenwel anders bij een intrekking die wordt gevolgd door een inreisverbod. Anders dan een ongewenstverklaring kan een inreisverbod ingevolge het bepaalde in artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 immers eerst worden opgelegd, indien er een terugkeerbesluit is uitgevaardigd en vaststaat dat de vreemdeling het EU grondgebied onmiddellijk dient te verlaten. Deze verplichting om onmiddellijk te vertrekken volgt dan uit het terugkeerbesluit zelf (a) of uit het feit dat de vreemdeling zich niet heeft gehouden aan een in een eerder terugkeerbesluit neergelegde vertrektermijn (b). De rechtmatigheid van dit terugkeerbesluit zal derhalve moeten worden beoordeeld alvorens wordt toegekomen aan de toetsing van het inreisverbod. Indien het terugkeerbesluit onrechtmatig wordt geoordeeld kan immers reeds om die reden geen inreisverbod worden opgelegd. In de onderhavige zaak wordt om die reden procesbelang aangenomen ten aanzien van het beroep gericht tegen de intrekking van de aan eiser verleende asielvergunning voor onbepaalde tijd.
Intrekken asielverblijfsvergunning voor onbepaalde tijd:
2 Op grond van artikel 33, aanhef en onder b, Vw 2000 is verweerder bevoegd om een verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd in te trekken. Op grond van artikel 35, eerste lid, aanhef en onder b, Vw 2000 kan de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd worden ingetrokken indien de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, dan wel hem terzake een maatregel, bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd.
Volgens het door verweerder gevoerde beleid in paragraaf C8/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is artikel 3.86, tweede tot en met negende lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) van overeenkomstige toepassing. In dat artikel is de zogenoemde glijdende schaal bij intrekking van een verblijfsvergunning opgenomen. Bij de toepassing daarvan wordt, blijkens artikel 3.86, vierde en vijfde lid, van het Vb 2000 zoals dat geldt sinds 31 juli 2010, mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdelingen voor ten minste drie misdrijven bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis een gevangenisstraf of jeugddetentie, een taakstraf of een maatregel als bedoeld in artikel 37a, 38m of 77h, vierde lid, onder a of b, van het Wetboek van Strafrecht (WvS) is opgelegd, dan wel het buitenlandse equivalent van een dergelijke straf of maatregel is opgelegd, en de totale duur van de onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelten van die straffen en maatregelen ten minste gelijk is aan de in het vijfde lid bedoelde norm, de zogenoemde veelplegersregeling. Conform artikel 3.86, vijfde lid, van het Vb 2000 bedraagt die norm bij een verblijfsduur van ten minste 15 jaar, maar minder dan 20 jaar, 14 maanden.
(...)
7 Nu de laatste twee veroordelingen van eiser zijn uitgesproken voor delicten gepleegd op een datum gelegen ná de inwerkingtreding van de veelplegersregeling op 31 juli 2010 en één van die twee delicten wordt bedreigd met een straf van ten minste twee jaren, te weten het mishandelen en beledigen van een ambtenaar in functie (artikel 300, eerste lid, van het WvS, jo artikel 304 ahf/sub 2, van het WvS, en artikel 266, eerste lid, van het WvS en artikel 267 ahf/sub 2 van het WvS), is voldaan aan het bepaalde in artikel XIII als hiervoor weergegeven. Van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake nu, zoals verweerder ook heeft betoogd, eiser door het plegen van nieuwe misdrijven na 31 juli 2010 had kunnen en behoren te weten dat ook de oude misdrijven van invloed konden zijn op zijn verblijfsrechtelijke positie hier te lande. In zoverre verschilt deze zaak wezenlijk van de zaak die aanleiding gaf tot uit uitspraak van de AbRS van 29 juli 2010, LJN: BN3366. Niet in geschil is dat alle veroordelingen meetellend wordt voldaan aan de glijdende schaal neergelegd in artikel 3.86, vierde en vijfde lid, van de Vb 2000.
8 Ten aanzien van eisers beroep op het bepaalde in artikel 3.86, tiende lid, van het Vb 2000, stelt de rechtbank allereerst vast dat verweerder ter zitting uitdrukkelijk heeft bevestigd dat, in afwijking van hetgeen in paragraaf C8/3 van de Vc 2000 is neergelegd, in het bestreden besluit terecht is overwogen dat artikel 3.86 van het Vb 2000 in zijn geheel van toepassing is, dus ook het hiervoor genoemde tiende lid. De rechtbank acht dit geen onjuist standpunt nu het strookt met de ratio van het toepasselijke beleid. Hierin is immers expliciet neergelegd dat artikel 35, eerste lid, onder b, van de Vw 2000 een verzwaard openbare-ordevereiste behelst voor de intrekking van asielvergunningen voor onbepaalde tijd ten opzichte van de asielvergunningen voor bepaalde tijd en reguliere vergunningen. Het zou dan ook strijdig zijn met deze ratio om de in artikel 3.86, tiende lid, van het Vb 2000 neergelegde gunstige afwijkingsbepaling wel van toepassing te achten op de intrekkingen van (asielvergunningen) voor bepaalde tijd, maar niet op asielvergunningen voor onbepaalde tijd.
9 Gelet op het voorgaande dient het beroep van eiser op artikel 3.86, tiende lid, van het Vb 2000 eveneens te worden beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat in het bestreden besluit van 14 november 2012 en in het daarin geïncorporeerde voornemen van 16 augustus 2012 ten onrechte is verwezen naar de tekst van artikel 3.86 van het Vb 2000 zoals die gold tot 1 juli 2012. Ten tijde van de bestreden besluitvorming was artikel 3.86 van het Vb 2000 gewijzigd bij besluit van 26 maart 2012, houdende wijziging van het Vb 2000 in verband met aanscherping van de glijdende schaal (Staatsblad 2012, nr. 158), in werking getreden bij besluit van 22 juni 2012 (Staatsblad 2012, nr. 286) per 1 juli 2012. Sindsdien is het gelet op het bepaalde in artikel 3.86, tiende lid, van de Vb 2000 enkel mogelijk om een verblijfsvergunning bij een verblijfsduur van tien jaren in te trekken indien er sprake is van een misdrijf als bedoeld in artikel 22b, eerste lid, van het WvS, of een misdrijf uit de Opiumwet, waarop naar de wettelijke omschrijving een straf van meer dan zes jaar is gesteld. Het is dus niet langer voldoende dat sprake is van een geweldsdelict. Het in het bestreden besluit ingenomen standpunt van verweerder dat moet worden getoetst aan de bepaling zoals die luidde ten tijde van het plegen van het ter zake relevante delict vindt geen grondslag in het recht. Het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit is van toepassing. Eveneens onjuist is de stelling van verweerder dat deze bepaling in artikel 3.86, tiende lid, van het Vb 2000 niet zou zien op de veelplegerssituatie beschreven in artikel 3.86, vierde en vijfde lid, van de Vb 2000. Artikel 3.86, tiende lid, van de Vb 2000 wijst immers terug naar alle voorgaande leden en maakt daarbij geen uitzondering voor de leden vier en vijf.
10 Het voorgaande dient te leiden tot gegrondverklaring van het beroep wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank zal evenwel de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten, nu (een aantal van) de door eiser gepleegde strafbare feiten naar het oordeel van de rechtbank misdrijven zijn in de zin van artikel 22b, eerste lid, van het WvS. Zowel een poging zware mishandeling als een poging doodslag is immers een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad .
--------------------------
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Tweet
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Datum uitspraak: 03-04-2013
Datum publicatie: 02-05-2013
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: 3.86 Vb 200. 3 en 8 EVRM. Procesbelang. Veelplegersregeling. Misdrijven. Rechtszekerheidsbeginsel. Somalië. Intrekken verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd en opleggen inreisverbod voor de duur van 10 jaar.
-------------
Procesbelang:
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) bij uitspraak van 21 december 2012 (in zaak 201200487/1/V3, www.raadvanstate.nl) heeft overwogen, stemt een ongewenstverklaring naar doel en strekking grotendeels met een inreisverbod overeen. Artikel 66a, zevende lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 heeft ook grotendeels dezelfde strekking als artikel 67, derde lid, van de Vw 2000. Volgens vaste jurisprudentie (onder meer de uitspraak van 6 juli 2006, LJN AY3849) van de A bRS heeft een vreemdeling geen belang bij een beroep tegen een besluit op een aanvraag tot verlening of verlenging van een verblijfsvergunning, dan wel een intrekking daarvan, zolang hij ongewenst is verklaard, omdat dit beroep, gelet op het bepaalde in artikel 67, derde lid, van de Vw 2000, nimmer tot rechtmatig verblijf kan leiden. Indien een vreemdeling zoals in het onderhavige geval rechtmatig verblijf geniet op grond van een verblijfsvergunning, kan hij op grond van het bepaalde in artikel 67, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 desondanks ongewenst worden verklaard. Hierbij wordt getoetst aan artikel 3:86 van het Vb 2000, waarin de voorwaarden voor het intrekken van de vergunning zijn neergelegd. Deze voorwaarden zijn derhalve geïncorporeerd in de bepaling die ziet op de ongewenstverklaring. Indien in het kader van de ongewenstverklaring is getoetst dat aan de voorwaarden van artikel 3:86 van het Vb 2000 is voldaan kan de ongewenstverklaring worden opgelegd en volgt daaruit logischerwijs dat tevens de vergunning kan worden ingetrokken.
Het voorgaande ligt evenwel anders bij een intrekking die wordt gevolgd door een inreisverbod. Anders dan een ongewenstverklaring kan een inreisverbod ingevolge het bepaalde in artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 immers eerst worden opgelegd, indien er een terugkeerbesluit is uitgevaardigd en vaststaat dat de vreemdeling het EU grondgebied onmiddellijk dient te verlaten. Deze verplichting om onmiddellijk te vertrekken volgt dan uit het terugkeerbesluit zelf (a) of uit het feit dat de vreemdeling zich niet heeft gehouden aan een in een eerder terugkeerbesluit neergelegde vertrektermijn (b). De rechtmatigheid van dit terugkeerbesluit zal derhalve moeten worden beoordeeld alvorens wordt toegekomen aan de toetsing van het inreisverbod. Indien het terugkeerbesluit onrechtmatig wordt geoordeeld kan immers reeds om die reden geen inreisverbod worden opgelegd. In de onderhavige zaak wordt om die reden procesbelang aangenomen ten aanzien van het beroep gericht tegen de intrekking van de aan eiser verleende asielvergunning voor onbepaalde tijd.
Intrekken asielverblijfsvergunning voor onbepaalde tijd:
2 Op grond van artikel 33, aanhef en onder b, Vw 2000 is verweerder bevoegd om een verleende verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd in te trekken. Op grond van artikel 35, eerste lid, aanhef en onder b, Vw 2000 kan de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd worden ingetrokken indien de vreemdeling bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis is veroordeeld wegens een misdrijf waartegen een gevangenisstraf van drie jaren of meer is bedreigd, dan wel hem terzake een maatregel, bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, is opgelegd.
Volgens het door verweerder gevoerde beleid in paragraaf C8/3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000) is artikel 3.86, tweede tot en met negende lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) van overeenkomstige toepassing. In dat artikel is de zogenoemde glijdende schaal bij intrekking van een verblijfsvergunning opgenomen. Bij de toepassing daarvan wordt, blijkens artikel 3.86, vierde en vijfde lid, van het Vb 2000 zoals dat geldt sinds 31 juli 2010, mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdelingen voor ten minste drie misdrijven bij onherroepelijk geworden rechterlijk vonnis een gevangenisstraf of jeugddetentie, een taakstraf of een maatregel als bedoeld in artikel 37a, 38m of 77h, vierde lid, onder a of b, van het Wetboek van Strafrecht (WvS) is opgelegd, dan wel het buitenlandse equivalent van een dergelijke straf of maatregel is opgelegd, en de totale duur van de onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelten van die straffen en maatregelen ten minste gelijk is aan de in het vijfde lid bedoelde norm, de zogenoemde veelplegersregeling. Conform artikel 3.86, vijfde lid, van het Vb 2000 bedraagt die norm bij een verblijfsduur van ten minste 15 jaar, maar minder dan 20 jaar, 14 maanden.
(...)
7 Nu de laatste twee veroordelingen van eiser zijn uitgesproken voor delicten gepleegd op een datum gelegen ná de inwerkingtreding van de veelplegersregeling op 31 juli 2010 en één van die twee delicten wordt bedreigd met een straf van ten minste twee jaren, te weten het mishandelen en beledigen van een ambtenaar in functie (artikel 300, eerste lid, van het WvS, jo artikel 304 ahf/sub 2, van het WvS, en artikel 266, eerste lid, van het WvS en artikel 267 ahf/sub 2 van het WvS), is voldaan aan het bepaalde in artikel XIII als hiervoor weergegeven. Van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake nu, zoals verweerder ook heeft betoogd, eiser door het plegen van nieuwe misdrijven na 31 juli 2010 had kunnen en behoren te weten dat ook de oude misdrijven van invloed konden zijn op zijn verblijfsrechtelijke positie hier te lande. In zoverre verschilt deze zaak wezenlijk van de zaak die aanleiding gaf tot uit uitspraak van de AbRS van 29 juli 2010, LJN: BN3366. Niet in geschil is dat alle veroordelingen meetellend wordt voldaan aan de glijdende schaal neergelegd in artikel 3.86, vierde en vijfde lid, van de Vb 2000.
8 Ten aanzien van eisers beroep op het bepaalde in artikel 3.86, tiende lid, van het Vb 2000, stelt de rechtbank allereerst vast dat verweerder ter zitting uitdrukkelijk heeft bevestigd dat, in afwijking van hetgeen in paragraaf C8/3 van de Vc 2000 is neergelegd, in het bestreden besluit terecht is overwogen dat artikel 3.86 van het Vb 2000 in zijn geheel van toepassing is, dus ook het hiervoor genoemde tiende lid. De rechtbank acht dit geen onjuist standpunt nu het strookt met de ratio van het toepasselijke beleid. Hierin is immers expliciet neergelegd dat artikel 35, eerste lid, onder b, van de Vw 2000 een verzwaard openbare-ordevereiste behelst voor de intrekking van asielvergunningen voor onbepaalde tijd ten opzichte van de asielvergunningen voor bepaalde tijd en reguliere vergunningen. Het zou dan ook strijdig zijn met deze ratio om de in artikel 3.86, tiende lid, van het Vb 2000 neergelegde gunstige afwijkingsbepaling wel van toepassing te achten op de intrekkingen van (asielvergunningen) voor bepaalde tijd, maar niet op asielvergunningen voor onbepaalde tijd.
9 Gelet op het voorgaande dient het beroep van eiser op artikel 3.86, tiende lid, van het Vb 2000 eveneens te worden beoordeeld. De rechtbank is van oordeel dat in het bestreden besluit van 14 november 2012 en in het daarin geïncorporeerde voornemen van 16 augustus 2012 ten onrechte is verwezen naar de tekst van artikel 3.86 van het Vb 2000 zoals die gold tot 1 juli 2012. Ten tijde van de bestreden besluitvorming was artikel 3.86 van het Vb 2000 gewijzigd bij besluit van 26 maart 2012, houdende wijziging van het Vb 2000 in verband met aanscherping van de glijdende schaal (Staatsblad 2012, nr. 158), in werking getreden bij besluit van 22 juni 2012 (Staatsblad 2012, nr. 286) per 1 juli 2012. Sindsdien is het gelet op het bepaalde in artikel 3.86, tiende lid, van de Vb 2000 enkel mogelijk om een verblijfsvergunning bij een verblijfsduur van tien jaren in te trekken indien er sprake is van een misdrijf als bedoeld in artikel 22b, eerste lid, van het WvS, of een misdrijf uit de Opiumwet, waarop naar de wettelijke omschrijving een straf van meer dan zes jaar is gesteld. Het is dus niet langer voldoende dat sprake is van een geweldsdelict. Het in het bestreden besluit ingenomen standpunt van verweerder dat moet worden getoetst aan de bepaling zoals die luidde ten tijde van het plegen van het ter zake relevante delict vindt geen grondslag in het recht. Het recht zoals dat gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit is van toepassing. Eveneens onjuist is de stelling van verweerder dat deze bepaling in artikel 3.86, tiende lid, van het Vb 2000 niet zou zien op de veelplegerssituatie beschreven in artikel 3.86, vierde en vijfde lid, van de Vb 2000. Artikel 3.86, tiende lid, van de Vb 2000 wijst immers terug naar alle voorgaande leden en maakt daarbij geen uitzondering voor de leden vier en vijf.
10 Het voorgaande dient te leiden tot gegrondverklaring van het beroep wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb. De rechtbank zal evenwel de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand laten, nu (een aantal van) de door eiser gepleegde strafbare feiten naar het oordeel van de rechtbank misdrijven zijn in de zin van artikel 22b, eerste lid, van het WvS. Zowel een poging zware mishandeling als een poging doodslag is immers een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad .
--------------------------
Law blog
Tweet
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Reacties