Uitspraak in de zaak van de dorststaker: intrekking had naar buitenlandse gevangenis gestuurd? Geen 3 EVRM motivering (uitspraak)
LJN: CA0208, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 13/1181 en AWB 13/8909
Datum uitspraak: 14-05-2013
Datum publicatie: 15-05-2013
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening
Inhoudsindicatie: De juistheid van verzoekers betoog dat het besluit tot intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd in september 2011 niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onaannemelijk. Het valt niet uit te sluiten dat verweerder ten tijde van dat besluit bekend was met verzoekers detentie in Duitsland, in welk geval het op verweerders weg had gelegen dat besluit bekend te maken door verzending naar de penitentiaire inrichting waar verzoeker destijds verbleef. Het beroep tegen het besluit tot intrekking heeft een redelijke kans van slagen. Dat besluit geeft geen blijk van toetsing aan artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Het besluit dient blijk te geven van onderzoek of uitzetting strijdig is met artikel 3 van het EVRM. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat hij hier niet toe was gehouden, had verweerder dat in het besluit tot intrekking moeten motiveren.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
------------------------------------
Verweerder heeft bij besluit van 8 september 2011 (hierna: bestreden besluit I) de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd van verzoeker ingetrokken met terugwerkende kracht tot 20 mei 2011.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij faxbericht van 10 januari 2013 beroep ingesteld. Bij ditzelfde faxbericht heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Verweerder heeft bij besluit van 29 maart 2013 (hierna: bestreden besluit II) afwijzend beslist op de aanvraag van verzoeker tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, de ongewenstverklaring van verzoeker opgeheven en hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij faxbericht van 2 april 2013 beroep ingesteld.
Bij schrijven van 2 april 2013 heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend op grond van artikel 8:81 van de Awb.
De verzoeken om voorlopige voorziening zijn op 13 mei 2013 gevoegd ter zitting behandeld.
Verzoeker is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
Bestreden besluiten
1. Verweerder heeft in het bestreden besluit I, samengevat, de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd van verzoeker ingetrokken met terugwerkende kracht tot 20 mei 2011, de datum waarop verzoeker volgens verweerder zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst. In de gemeentelijke basisadministratie (hierna: gba) is opgenomen dat verzoeker per 18 februari 2005 met onbekende bestemming is vertrokken. Verzoeker is na deze datum een aantal maal veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Verzoeker is in Oostenrijk en in Duitsland veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en is, na ommekomst van de straffen aldaar, overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten op 19 augustus 2010. Verzoeker heeft zich niet opnieuw ingeschreven in de gba en heeft niets meer van zich laten horen.
Bij het bestreden besluit II heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van verzoeker tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, de ongewenstverklaring van verzoeker opgeheven en hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar.
Oordeel van de voorzieningenrechter
2. Zolang het inreisverbod als opgenomen in het bestreden besluit II rechtskracht heeft, kan verzoeker geen rechtmatig verblijf hebben. De voorzieningenrechter vat het betoog van verzoeker over het bestreden besluit I daarom mede op als een verzoek tot schorsing van het inreisverbod. Reden tot schorsing van het inreisverbod kan zijn dat verzoekers beroep tegen het bestreden besluit I een redelijke kans van slagen heeft. Vernietiging van het bestreden besluit I brengt immers mee dat verzoeker beschikt over een verblijfsvergunning asiel voor een onbepaalde tijd, in welk geval een inreisverbod niet kan worden opgelegd op de grond dat rechtmatig verblijf ontbreekt.
Verzoekers beroep tegen het bestreden besluit I kan geen redelijke kans van slagen hebben als, zoals verweerder stelt en verzoeker bestrijdt, het beroep niet ontvankelijk is.
De juistheid van verzoekers betoog dat het bestreden besluit I in september 2011 niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onaannemelijk. Verzoeker stelt dat verweerder ten tijde van het bestreden besluit I via de Nederlandse consul te Duitsland op hoogte was van zijn hernieuwde verblijf in detentie in Duitsland en dat verweerder heeft verzuimd het bestreden besluit I te verzenden of uit te reiken op het adres van die penitentiaire inrichting. Daarbij stelt verzoeker dat de Nederlandse consul tijdens voormeld contact heeft geverifieerd bij verweerder of verzoeker rechtmatig verblijf had. Verweerder heeft gedurende deze procedure geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de gestelde bekendheid ten tijde van het bestreden besluit I met het verblijf van verzoeker in detentie in Duitsland. Gelet hierop valt niet uit te sluiten dat verweerder ten tijde van het bestreden besluit I bekend was met verzoekers detentie in Duitsland, in welk geval het op verweerders weg had gelegen het bestreden besluit I bekend te maken door verzending naar de penitentiaire inrichting waar verzoeker destijds verbleef.
Als verweerder het bestreden besluit I niet rechtsgeldig bekendgemaakt heeft in september 2011, dan heeft verweerder dat alsnog gedaan op 8 januari 2013. In dat geval heeft verzoeker tijdig beroep ingesteld op 10 januari 2013.
3. Indien het beroep tegen het bestreden besluit I ontvankelijk is, dan heeft dat beroep een redelijke kans van slagen.
Verweerder heeft in het bestreden besluit I het voornemen van 7 juli 2011 tot intrekking en ongewenstverklaring herhaald en ingelast. Het voornemen noch het bestreden besluit I geeft blijk van toetsing aan artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Gelet op het door de voorzieningenrechter gevolgde oordeel in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 23 januari 2013, LJN BY9618, dient verweerder bij een besluit tot intrekking van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te toetsen aan artikel 3 van het EVRM, ook indien de intrekking terecht is geschied, nu de intrekking tot gevolg heeft dat de bevoegdheid tot uitzetting bestaat. Het bestreden besluit I dient blijk te geven van onderzoek of uitzetting strijdig is met artikel 3 van het EVRM, zo volgt uit het door de voorzieningenrechter gevolgde oordeel in de uitspraak van de Afdeling van 25 februari 2005 (zaaknummer 200408210/1, RV 2005, 13). Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat hij niet was gehouden te toetsen aan artikel 3 van het EVRM, had het op zijn weg gelegen dat standpunt gemotiveerd te vermelden in het bestreden besluit I.
Voor zover verweerder ten tijde van het bestreden besluit I bekend was met verzoekers detentie in Duitsland, heeft verweerder ten onrechte nagelaten dit feit kenbaar te betrekken bij de beoordeling of verzoeker zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Ook gelet daarop heeft het beroep tegen het bestreden besluit I redelijke kans van slagen, indien het daartegen gerichte beroep ontvankelijk is.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening met het zaaknummer AWB 13/1181 toe, nu het beroep tegen het bestreden besluit I een redelijke kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening met het zaaknummer AWB 13/8909 gedeeltelijk toe, nu het beroep tegen het bestreden besluit II, voor zover gericht tegen het daarin opgenomen inreisverbod, een redelijke kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter schorst het inreisverbod en de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd tot de datum waarop de rechtbank uitspraak doet op de daartegen gerichte beroepen. Dit betekent dat verzoeker hangende deze beroepen rechtmatig verblijf heeft en niet mag worden uitgezet.
Op het verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot bestreden besluit II, voor zover dat strekt tot afwijzing van verzoekers asielaanvraag, doet de voorzieningenrechter afzonderlijk uitspraak.
5. De voorzieningenrechter ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:84, vierde lid, van deze wet, te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van de verzoeken om voorlopige voorziening redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) vastgesteld op € 944,-. Gelet op de samenhang worden de verzoeken om voorlopige voorziening op grond van artikel 3 van het Bbp dit als Ć©Ć©n zaak beschouwd, zodat 1 punt wordt toegekend voor de verzoekschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,- en wegingsfactor 1. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoeker nog andere kosten heeft moeten maken die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.
--------------------------
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Tweet
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Datum uitspraak: 14-05-2013
Datum publicatie: 15-05-2013
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening
Inhoudsindicatie: De juistheid van verzoekers betoog dat het besluit tot intrekking van zijn verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd in september 2011 niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onaannemelijk. Het valt niet uit te sluiten dat verweerder ten tijde van dat besluit bekend was met verzoekers detentie in Duitsland, in welk geval het op verweerders weg had gelegen dat besluit bekend te maken door verzending naar de penitentiaire inrichting waar verzoeker destijds verbleef. Het beroep tegen het besluit tot intrekking heeft een redelijke kans van slagen. Dat besluit geeft geen blijk van toetsing aan artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Het besluit dient blijk te geven van onderzoek of uitzetting strijdig is met artikel 3 van het EVRM. Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat hij hier niet toe was gehouden, had verweerder dat in het besluit tot intrekking moeten motiveren.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
------------------------------------
Verweerder heeft bij besluit van 8 september 2011 (hierna: bestreden besluit I) de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd van verzoeker ingetrokken met terugwerkende kracht tot 20 mei 2011.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij faxbericht van 10 januari 2013 beroep ingesteld. Bij ditzelfde faxbericht heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening ingediend op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
Verweerder heeft bij besluit van 29 maart 2013 (hierna: bestreden besluit II) afwijzend beslist op de aanvraag van verzoeker tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, de ongewenstverklaring van verzoeker opgeheven en hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij faxbericht van 2 april 2013 beroep ingesteld.
Bij schrijven van 2 april 2013 heeft verzoeker een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend op grond van artikel 8:81 van de Awb.
De verzoeken om voorlopige voorziening zijn op 13 mei 2013 gevoegd ter zitting behandeld.
Verzoeker is ter zitting verschenen bij gemachtigde.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Overwegingen
Bestreden besluiten
1. Verweerder heeft in het bestreden besluit I, samengevat, de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd van verzoeker ingetrokken met terugwerkende kracht tot 20 mei 2011, de datum waarop verzoeker volgens verweerder zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft verplaatst. In de gemeentelijke basisadministratie (hierna: gba) is opgenomen dat verzoeker per 18 februari 2005 met onbekende bestemming is vertrokken. Verzoeker is na deze datum een aantal maal veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Verzoeker is in Oostenrijk en in Duitsland veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten en is, na ommekomst van de straffen aldaar, overgedragen aan de Nederlandse autoriteiten op 19 augustus 2010. Verzoeker heeft zich niet opnieuw ingeschreven in de gba en heeft niets meer van zich laten horen.
Bij het bestreden besluit II heeft verweerder afwijzend beslist op de aanvraag van verzoeker tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, de ongewenstverklaring van verzoeker opgeheven en hem een inreisverbod opgelegd voor de duur van vijf jaar.
Oordeel van de voorzieningenrechter
2. Zolang het inreisverbod als opgenomen in het bestreden besluit II rechtskracht heeft, kan verzoeker geen rechtmatig verblijf hebben. De voorzieningenrechter vat het betoog van verzoeker over het bestreden besluit I daarom mede op als een verzoek tot schorsing van het inreisverbod. Reden tot schorsing van het inreisverbod kan zijn dat verzoekers beroep tegen het bestreden besluit I een redelijke kans van slagen heeft. Vernietiging van het bestreden besluit I brengt immers mee dat verzoeker beschikt over een verblijfsvergunning asiel voor een onbepaalde tijd, in welk geval een inreisverbod niet kan worden opgelegd op de grond dat rechtmatig verblijf ontbreekt.
Verzoekers beroep tegen het bestreden besluit I kan geen redelijke kans van slagen hebben als, zoals verweerder stelt en verzoeker bestrijdt, het beroep niet ontvankelijk is.
De juistheid van verzoekers betoog dat het bestreden besluit I in september 2011 niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet onaannemelijk. Verzoeker stelt dat verweerder ten tijde van het bestreden besluit I via de Nederlandse consul te Duitsland op hoogte was van zijn hernieuwde verblijf in detentie in Duitsland en dat verweerder heeft verzuimd het bestreden besluit I te verzenden of uit te reiken op het adres van die penitentiaire inrichting. Daarbij stelt verzoeker dat de Nederlandse consul tijdens voormeld contact heeft geverifieerd bij verweerder of verzoeker rechtmatig verblijf had. Verweerder heeft gedurende deze procedure geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de gestelde bekendheid ten tijde van het bestreden besluit I met het verblijf van verzoeker in detentie in Duitsland. Gelet hierop valt niet uit te sluiten dat verweerder ten tijde van het bestreden besluit I bekend was met verzoekers detentie in Duitsland, in welk geval het op verweerders weg had gelegen het bestreden besluit I bekend te maken door verzending naar de penitentiaire inrichting waar verzoeker destijds verbleef.
Als verweerder het bestreden besluit I niet rechtsgeldig bekendgemaakt heeft in september 2011, dan heeft verweerder dat alsnog gedaan op 8 januari 2013. In dat geval heeft verzoeker tijdig beroep ingesteld op 10 januari 2013.
3. Indien het beroep tegen het bestreden besluit I ontvankelijk is, dan heeft dat beroep een redelijke kans van slagen.
Verweerder heeft in het bestreden besluit I het voornemen van 7 juli 2011 tot intrekking en ongewenstverklaring herhaald en ingelast. Het voornemen noch het bestreden besluit I geeft blijk van toetsing aan artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden (hierna: EVRM). Gelet op het door de voorzieningenrechter gevolgde oordeel in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 23 januari 2013, LJN BY9618, dient verweerder bij een besluit tot intrekking van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd te toetsen aan artikel 3 van het EVRM, ook indien de intrekking terecht is geschied, nu de intrekking tot gevolg heeft dat de bevoegdheid tot uitzetting bestaat. Het bestreden besluit I dient blijk te geven van onderzoek of uitzetting strijdig is met artikel 3 van het EVRM, zo volgt uit het door de voorzieningenrechter gevolgde oordeel in de uitspraak van de Afdeling van 25 februari 2005 (zaaknummer 200408210/1, RV 2005, 13). Voor zover verweerder zich op het standpunt stelt dat hij niet was gehouden te toetsen aan artikel 3 van het EVRM, had het op zijn weg gelegen dat standpunt gemotiveerd te vermelden in het bestreden besluit I.
Voor zover verweerder ten tijde van het bestreden besluit I bekend was met verzoekers detentie in Duitsland, heeft verweerder ten onrechte nagelaten dit feit kenbaar te betrekken bij de beoordeling of verzoeker zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Ook gelet daarop heeft het beroep tegen het bestreden besluit I redelijke kans van slagen, indien het daartegen gerichte beroep ontvankelijk is.
4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening met het zaaknummer AWB 13/1181 toe, nu het beroep tegen het bestreden besluit I een redelijke kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening met het zaaknummer AWB 13/8909 gedeeltelijk toe, nu het beroep tegen het bestreden besluit II, voor zover gericht tegen het daarin opgenomen inreisverbod, een redelijke kans van slagen heeft.
De voorzieningenrechter schorst het inreisverbod en de intrekking van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd tot de datum waarop de rechtbank uitspraak doet op de daartegen gerichte beroepen. Dit betekent dat verzoeker hangende deze beroepen rechtmatig verblijf heeft en niet mag worden uitgezet.
Op het verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot bestreden besluit II, voor zover dat strekt tot afwijzing van verzoekers asielaanvraag, doet de voorzieningenrechter afzonderlijk uitspraak.
5. De voorzieningenrechter ziet aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb, gelezen in samenhang met artikel 8:84, vierde lid, van deze wet, te veroordelen in de kosten die verzoeker in verband met de behandeling van de verzoeken om voorlopige voorziening redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) vastgesteld op € 944,-. Gelet op de samenhang worden de verzoeken om voorlopige voorziening op grond van artikel 3 van het Bbp dit als Ć©Ć©n zaak beschouwd, zodat 1 punt wordt toegekend voor de verzoekschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 472,- en wegingsfactor 1. De voorzieningenrechter is niet gebleken dat verzoeker nog andere kosten heeft moeten maken die op grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.
--------------------------
Law blog
Tweet
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Reacties