Overdracht aan Italië in Dublinzaak (uitspraak)
LJN: CA0125, Raad van State , 201301190/1/V4
Datum uitspraak: 08-05-2013
Datum publicatie: 15-05-2013
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Bij onderscheiden besluiten van 17 december 2012 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
-----------------------
3. Bij uitspraak van 14 juli 2011 in zaak nr. 201009278/1/V3, heeft de Afdeling, samengevat weergegeven, overwogen dat uit het arrest van 21 januari 2011 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak M.S.S. tegen België en Griekenland, zaak nr. 30696/09, JV 2011/68 (hierna: het arrest in de zaak M.S.S.) voortvloeit dat ook in een situatie waarin een vreemdeling zijn stelling dat overdracht strijdig is met artikel 3 van het EVRM, louter onderbouwt met een beroep op algemene documentatie die informatie bevat over één of meer van de blijkens het arrest relevante aspecten, een zorgvuldige beoordeling daarvan geboden is.
3.1. In de onderhavige zaak hebben de vreemdelingen zich reeds in de besluitvormingsfase en in beroep bij de rechtbank op documenten beroepen, waaronder de brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 10 oktober 2011, waarvan niet op voorhand kan worden gezegd dat ze niet relevant zijn voor de beoordeling van de vraag of de in het arrest in de zaak M.S.S. genoemde aspecten aan overdracht in de weg staan. Nu in de besluiten een op deze documenten toegespitste standpuntbepaling ten aanzien van de volgens het arrest in de zaak M.S.S. relevante aspecten ontbreekt, zijn deze niet beoordeeld op de in het arrest in de zaak M.S.S. omschreven wijze. De voorzieningenrechter kon de staatssecretaris dan ook niet zonder meer volgen in zijn standpunt dat in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De grief slaagt.
3.2. Het hoger beroep is reeds daarom kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gezien het vooroverwogene, de beroepen tegen de besluiten van 17 december 2012 alsnog gegrond verklaren en die besluiten wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb vernietigen.
4. De Afdeling ziet echter aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven.
4.1. Daartoe wordt in de eerste plaats verwezen naar voormelde uitspraak van 14 juli 2011 waarin reeds is overwogen dat er, gelet op de beoordeling waartoe het arrest in de zaak M.S.S. noopt, vanuit kan worden gegaan dat eventuele schendingen van het Unierecht in het land waaraan de vreemdeling wordt overgedragen die buiten het kader van de door het EHRM in de zaak M.S.S. bij de beoordeling betrokken aspecten vallen en derhalve niet leiden tot de conclusie dat bij overdracht aan een andere lidstaat sprake is van een dreigende schending van artikel 3 van het EVRM, niet tot het oordeel leiden dat een lidstaat vanwege dergelijke schendingen de behandeling van een asielverzoek met toepassing van artikel 3, tweede lid, van de Verordening aan zich moet trekken. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 december 2011 in de gevoegde zaken C-411/10 en C-493/10 (www.curia.europa.eu) blijkt dat zo op de juiste wijze is beoordeeld of wordt voldaan aan de eisen die voortvloeien uit het Unierecht.
4.2. Voorts heeft de Afdeling in de uitspraak van 14 juli 2011 overwogen dat ook indien de voorhanden documenten over de situatie in Italië worden beoordeeld op de wijze waarop dat in het arrest in de zaak M.S.S. is gepreciseerd, geen grond bestaat voor het oordeel dat de documenten waar de vreemdeling zich in die zaak op heeft beroepen, tot het oordeel moeten leiden dat hij niet aan Italië mag worden overgedragen.
De documenten waar de vreemdelingen zich in deze zaak op hebben beroepen geven geen aanleiding voor een ander oordeel.
Daarbij is van belang dat de vreemdelingen niet kunnen worden aangemerkt als kwetsbare vreemdelingen als bedoeld in het rapport van Th. Hammarberg van 7 september 2011.
Ook het persoonlijk relaas van de vreemdelingen biedt geen indicaties voor het oordeel dat de Italiaanse asielprocedure niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. De vreemdelingen hebben immers in Italië een asielaanvraag kunnen indienen, naar aanleiding waarvan zij een verblijfsvergunning hebben gekregen. De vreemdelingen werden in het verleden in Italië dan ook niet bedreigd met uitzetting naar hun land van herkomst. Evenmin kan uit hun verklaringen worden afgeleid dat zij eerder in dat land het slachtoffer zijn geworden van een door artikel 3 van het EVRM verboden behandeling.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 5 september 2012, in zaak nr. 201201024/1/V4, volgt dat door de staatssecretaris voorafgaand aan iedere overdracht van een vreemdeling aan Italië contact wordt opgenomen met de Italiaanse autoriteiten en daarbij ook de persoonlijke omstandigheden en, voor zover van belang, de hulpbehoefte van de over te dragen vreemdeling onder de aandacht worden gebracht. Gelet hierop en hetgeen de staatssecretaris ter zitting bij de rechtbank heeft verklaard, wordt aangenomen dat de staatssecretaris ook in het geval van de vreemdelingen de Italiaanse autoriteiten voorafgaand aan hun overdracht op de hoogte zal stellen van hun persoonlijke omstandigheden, zodat in Italië in hun bijzondere behoeften kan worden voorzien.
Met de door hun overgelegde stukken hebben de vreemdelingen evenmin aannemelijk gemaakt dat zij in Italië, indien nodig, niet de benodigde medische zorg kunnen krijgen.
Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat door de overdracht van de vreemdelingen aan Italië een situatie zal ontstaan die met artikel 3 van het EVRM strijdig is en de staatssecretaris om die reden niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit heeft mogen gaan.
--------------------------
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Tweet
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Datum uitspraak: 08-05-2013
Datum publicatie: 15-05-2013
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Bij onderscheiden besluiten van 17 december 2012 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Deze besluiten zijn aangehecht.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
-----------------------
3. Bij uitspraak van 14 juli 2011 in zaak nr. 201009278/1/V3, heeft de Afdeling, samengevat weergegeven, overwogen dat uit het arrest van 21 januari 2011 van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak M.S.S. tegen België en Griekenland, zaak nr. 30696/09, JV 2011/68 (hierna: het arrest in de zaak M.S.S.) voortvloeit dat ook in een situatie waarin een vreemdeling zijn stelling dat overdracht strijdig is met artikel 3 van het EVRM, louter onderbouwt met een beroep op algemene documentatie die informatie bevat over één of meer van de blijkens het arrest relevante aspecten, een zorgvuldige beoordeling daarvan geboden is.
3.1. In de onderhavige zaak hebben de vreemdelingen zich reeds in de besluitvormingsfase en in beroep bij de rechtbank op documenten beroepen, waaronder de brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 10 oktober 2011, waarvan niet op voorhand kan worden gezegd dat ze niet relevant zijn voor de beoordeling van de vraag of de in het arrest in de zaak M.S.S. genoemde aspecten aan overdracht in de weg staan. Nu in de besluiten een op deze documenten toegespitste standpuntbepaling ten aanzien van de volgens het arrest in de zaak M.S.S. relevante aspecten ontbreekt, zijn deze niet beoordeeld op de in het arrest in de zaak M.S.S. omschreven wijze. De voorzieningenrechter kon de staatssecretaris dan ook niet zonder meer volgen in zijn standpunt dat in zijn algemeenheid ten opzichte van Italië mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De grief slaagt.
3.2. Het hoger beroep is reeds daarom kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gezien het vooroverwogene, de beroepen tegen de besluiten van 17 december 2012 alsnog gegrond verklaren en die besluiten wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb vernietigen.
4. De Afdeling ziet echter aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven.
4.1. Daartoe wordt in de eerste plaats verwezen naar voormelde uitspraak van 14 juli 2011 waarin reeds is overwogen dat er, gelet op de beoordeling waartoe het arrest in de zaak M.S.S. noopt, vanuit kan worden gegaan dat eventuele schendingen van het Unierecht in het land waaraan de vreemdeling wordt overgedragen die buiten het kader van de door het EHRM in de zaak M.S.S. bij de beoordeling betrokken aspecten vallen en derhalve niet leiden tot de conclusie dat bij overdracht aan een andere lidstaat sprake is van een dreigende schending van artikel 3 van het EVRM, niet tot het oordeel leiden dat een lidstaat vanwege dergelijke schendingen de behandeling van een asielverzoek met toepassing van artikel 3, tweede lid, van de Verordening aan zich moet trekken. Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 december 2011 in de gevoegde zaken C-411/10 en C-493/10 (www.curia.europa.eu) blijkt dat zo op de juiste wijze is beoordeeld of wordt voldaan aan de eisen die voortvloeien uit het Unierecht.
4.2. Voorts heeft de Afdeling in de uitspraak van 14 juli 2011 overwogen dat ook indien de voorhanden documenten over de situatie in Italië worden beoordeeld op de wijze waarop dat in het arrest in de zaak M.S.S. is gepreciseerd, geen grond bestaat voor het oordeel dat de documenten waar de vreemdeling zich in die zaak op heeft beroepen, tot het oordeel moeten leiden dat hij niet aan Italië mag worden overgedragen.
De documenten waar de vreemdelingen zich in deze zaak op hebben beroepen geven geen aanleiding voor een ander oordeel.
Daarbij is van belang dat de vreemdelingen niet kunnen worden aangemerkt als kwetsbare vreemdelingen als bedoeld in het rapport van Th. Hammarberg van 7 september 2011.
Ook het persoonlijk relaas van de vreemdelingen biedt geen indicaties voor het oordeel dat de Italiaanse asielprocedure niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. De vreemdelingen hebben immers in Italië een asielaanvraag kunnen indienen, naar aanleiding waarvan zij een verblijfsvergunning hebben gekregen. De vreemdelingen werden in het verleden in Italië dan ook niet bedreigd met uitzetting naar hun land van herkomst. Evenmin kan uit hun verklaringen worden afgeleid dat zij eerder in dat land het slachtoffer zijn geworden van een door artikel 3 van het EVRM verboden behandeling.
Uit de uitspraak van de Afdeling van 5 september 2012, in zaak nr. 201201024/1/V4, volgt dat door de staatssecretaris voorafgaand aan iedere overdracht van een vreemdeling aan Italië contact wordt opgenomen met de Italiaanse autoriteiten en daarbij ook de persoonlijke omstandigheden en, voor zover van belang, de hulpbehoefte van de over te dragen vreemdeling onder de aandacht worden gebracht. Gelet hierop en hetgeen de staatssecretaris ter zitting bij de rechtbank heeft verklaard, wordt aangenomen dat de staatssecretaris ook in het geval van de vreemdelingen de Italiaanse autoriteiten voorafgaand aan hun overdracht op de hoogte zal stellen van hun persoonlijke omstandigheden, zodat in Italië in hun bijzondere behoeften kan worden voorzien.
Met de door hun overgelegde stukken hebben de vreemdelingen evenmin aannemelijk gemaakt dat zij in Italië, indien nodig, niet de benodigde medische zorg kunnen krijgen.
Onder deze omstandigheden bestaat geen grond voor het oordeel dat door de overdracht van de vreemdelingen aan Italië een situatie zal ontstaan die met artikel 3 van het EVRM strijdig is en de staatssecretaris om die reden niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uit heeft mogen gaan.
--------------------------
Law blog
Tweet
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Reacties