27 juni 2011

Wel dwangsom in Visumzaken

Eiseres heeft te Egypte een aanvraag ingediend voor een visum kort verblijf. Zij heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag. Nadien heeft verweerder alsnog op de aanvraag beslist.
De rechtbank stelt vast dat sinds 5 april 2010 alle voor Nederland geldende regelgeving op het gebied van visa, met uitzondering van het terugkeervisum en de machtiging tot voorlopig verblijf, zijn neergelegd in de Visumcode. Het Soeverein Besluit van 12 december 1813 vormt naar het oordeel van de rechtbank sindsdien niet meer dan de toebedeling van de bevoegdheid om een visum te verstrekken.
Dit betekent dat, naar het oordeel van de rechtbank, een visum kort verblijf wordt verleend uitsluitend op grond van de Visumcode.
Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat paragraaf 4.1.3.2 van de Awb in de onderhavige zaak van toepassing is. De rechtbank zal ingevolge deze paragraaf de hoogte van de dwangsommen die verweerder aan eiseres heeft verbeurd, vaststellen.
http://zoeken.rechtspraak.nl/detailpage.aspx?ljn=BQ8465

Met dank aan Gart Adang voor het toesturen.




Law Blogs
Law blog

Leges mvv en vvr per 1 juli 2011 omhoog

De legestarieven voor aanvragen om in Nederland te mogen werken, studeren of een gezin te vormen of herenigen worden per 1 juli verhoogd. Met deze verhoging wordt uitvoering gegeven aan het regeerakkoord, waarin is opgenomen dat de leges zoveel mogelijk kostendekkend moeten zijn.

Verhoging van de leges geldt niet voor een eerste aanvraag voor kennismigranten, Turkse onderdanen en hun gezinsleden die rechten ontlenen aan de Associatieovereenkomst tussen Turkije en de EU en evenmin voor EU/EER-onderdanen.

Overzicht legestarieven per 1 juli
Arbeid in loondienst
Mvv
€ 600
Mvv verkorte procedure
€ 600
Vvr na mvv
€ 300
Vvr zonder mvv
€ 600
Wijziging verblijfsvergunning
€ 600


Verlenging verblijfsvergunning
€ 375

Wetenschappelijk onderzoeker op grond van richtlijn 2005/71
Mvv verkorte procedure
€ 350
Vvr na mvv
€ 300
Vvr zonder mvv
€ 600
Wijziging verblijfsvergunning
€ 600


Verlenging verblijfsvergunning
€ 375

Voor (afhankelijke) gezinsleden
Mvv
€ 1250
Mvv (gezinstarief)
€ 250
Vvr na mvv
€ 300
Vvr zonder mvv
€ 1250
Wijziging verblijfsvergunning
€ 1250


Verlenging verblijfsvergunning
€ 375
Verlenging verblijfsvergunning (gezinstarief)
€ 150

Kennismigranten
Mvv
€ 750
Vvr na mvv
€ 188
Vvr zonder mvv
€ 750
Wijziging verblijfsvergunning
€ 750


Verlenging verblijfsvergunning
€ 375



De nieuwe legestarieven gelden voor alle aanvragen die op of na 1 juli a.s. worden ingediend. De aanvraagformulieren met daarin de nieuwe legesbedragen worden voor 1 juli op de website van de IND geplaatst.


Fees for mvv and vvr up on 1 July 2011

The fees for applications that enable foreign nationals to work or study in the Netherlands or to form or reunite a family will go up on 1 July. This increase is in line with the coalition agreement, in which is laid down that the fees have to be as cost-effective as possible.

The fee increase does not apply to the first application of highly skilled migrants, to Turkish nationals and their family members who can derive rights from the EC-Turkey Association Agreement, or to EU/EEA citizens.

Overview fees as of 1 July
To work as an employee
Mvv
€ 600
Mvv accelerated procedure
€ 600
Vvr after mvv
€ 300
Vvr without mvv
€ 600
Change of purpose
€ 600


Extension of vvr
€ 375

Scientific researchers in accordance with Directive 2005/71
Mvv accelerated procedure
€ 350
Vvr after mvv
€ 300
Vvr without mvv
€ 600
Change of purpose
€ 600


Extension of vvr
€ 375

For (dependent) family members
Mvv
€ 1250
Mvv (family fee)
€ 250
Vvr after mvv
€ 300
Vvr without mvv
€ 1250
Change of purpose
€ 1250


Extension of vvr
€ 375
Extension of vvr (family fee)
€ 150

Highly Skilled migrants
Mvv
€ 750
Vvr after mvv
€ 188
Vvr without mvv
€ 750
Change of purpose
€ 750


Extension of vvr
€ 375



The new fees apply to all applications that are submitted on or after 1 July 2011. The application forms with the new fees will be published on the IND website before 1 July.


Met dank aan Julien Luscuere voor het opsturen.


Law Blogs
Law blog

Verslag lezing over detentiecentrum Rotterdam

Ik heb aantekeningen gemaakt. Onjuistheden komen dus voor mijn rekening. Overleg met vragen / controleer feiten altijd eerst direct met het Detentiecentrum zelf. U kunt aan deze tekst geen rechten ontlenen.

De lezing werd gehouden door twee medewerkers van het Detentiecentrum.

“Onder Albayrak kwam er een andere kijk op detentie. Meer werd het gericht op oriëntatie op het land van herkomst. Ook kwam er meer bezigheidstherapie. Er is een duidelijk verschil tussen het Detentiecentrum en het Uitzetcentrum. Het Uitzetcentrum faciliteert naar uitzetting, de datum van uitzetting is al bekend en er wordt gestreefd naar een verblijf van uiterlijk 14 dagen.
In het detentiecentrum zitten wel gezinnen die op uitzetting wachten. Het Uitzettingscentrum blijft open tot het gebouw in Alphen a/d Rijn opengaat.

In het Detentiecentrum worden zaken als muziek, sport, luchten, creatieve bezigheden, dingen om kinderen zoet te houden aangeboden.

Gebleken is dat een sober of rijker regime geen verschil maakt op het aantal geslaagde uitzettingen.

De bewoners hebben telefonie op de cel. Ze krijgen 5 euro en 10 euro zakgeld per week wat onder meer aan telefoonkosten kan worden besteed. Maar als iemand als het op is nog wil bellen wordt daar altijd de gelegenheid toe gegeven. De nummers uit de eigen telefoon worden uitgelezen voor nummers en die telefoons mogen niet worden gebruikt. Dit uitlezen gebeurt door de Vreemdelingendienst. DT&V mag het niet daarna nog doen. Het klopt dat de telefoons in de cel worden getapt maar er zijn per afdeling twee telefoons waar dat niet gebeurt. Die kunnen mensen gebruiken om bijvoorbeeld hun advocaat te bellen. Dit soort praktijken worden intern steeds door een jurist op rechtmatigheid bekeken. Bewoners kunnen niet e-mailen. Maar ze kunnen wel aan de begeleiding vragen of die hen daar mee wil helpen. Zo kunnen ze ook brieven laten versturen.

Het metselproject bestaat niet meer.

Het IOM kan veel voor de mensen doen. Bijvoorbeeld met het helpen van een bedrijfsplan, het geven van middelen van bestaan. Zo krijgen ze 250 euro handgeld en in het land van herkomst krijgen ze ook wat. Het IOM heeft overal zusterorganisaties.

Bewoners krijgen de dag na binnenkomst een intake gesprek. Daarbij wordt gevraagd wie hun advocaat is en als ze die niet hebben wordt contact opgenomen met de Piketcentrale. Vervolgens wordt gewerkt met verzoekbriefjes. Zo kan een gesprek met de “terugkeerfunctionaris” worden gevraagd. Die briefjes zijn er in het Nederlands, Engels, Frans, Arabisch, Russisch en Chinees. Medewerker vreemdelingenzaken is de nieuwe naam van de terugkeerfunctionarissen. Dit omdat de focus niet meer ligt op terugkeer maar op intermediair en bewustwording. Deze medewerkers komen iedere dag minstens één keer op de afdeling. Zij vallen onder DJI en niet onder DT&V. Ze zorgen als DJI dat de mensen eten en drinken krijgen en dat er orde en veiligheid is op de afdelingen. DT&V zorgt voor de uitzettingen.

De bewoners zitten met 2 op een cel of in hun eentje. Gezinnen zitten bij elkaar. Partners zitten niet bij elkaar maar ze kunnen wel bij elkaar op bezoek. De Penitiaire Beginselen Wet schrijft voor dat mannen en vrouwen gescheiden zitten.

Van 9-12 en 1-5 is de servicebalie bereikbaar op 088-0735200. Er wordt dan gelijk een terugbelverzoek gedaan naar de afdeling. Er zal een landelijk nummer komen. De Servicebalieruimte zit naast de portier en daar kan bezoek en advocatuur naar toe gaan.

Bezoek kan zeven dagen per week langsgaan en mag 2 maal per week komen. De bewoners moeten aangeven wie ze verwachten voor de volgende dag. De portiers zijn iets minder streng. In Zeist werken ze daarentegen met een lijst van mensen die überhaupt op bezoek mogen komen. In Rotterdam kan bij uitzondering het bezoek ook buiten kantooruren komen.

De isoleercel wordt gebruikt bij vechtpartijen als afkoelplek, bij buitensporig verbaal geweld richting personeel en bij zelfbeschadiging.

Vreemdelingendetentie is een bestuursrechtelijke maatregel dus soepeler. De Commissie van Toezicht controleert. De gedetineerde kan altijd zijn advocaat bellen bij vragen.

Er is een speciale afdeling voor extra zorg. Hier komt dagelijks een psycholoog langs, er is hoger opgeleid personeel en de mensen zitten alleen op cel.

In Alphen wil men ook juist een strakker regime voor mensen met gedragsproblemen.”






Law Blogs
Law blog

24 juni 2011

Reactie van Leers op kamervragen over vreemdelingenbewaring en uitzetting van Iraakse gezinnen

Nr. 69
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 juni 2011
Tijdens het algemeen overleg ter zake de herijking beleid Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen op 24 mei 2011, heeft het lid Spekman gerefereerd aan een uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage1. Deze uitspraak ziet op de beoordeling van de rechtmatigheid van de opgelegde maatregel van vreemdelingenbewaring aan een Irakees gezin voorafgaand aan hun verwijdering.
Mij is daarbij gevraagd waarom deze uitspraak niet is betrokken bij de beantwoording van de schriftelijke kamervragen van 7 april 2011 met kenmerk 2011Z07338, over de verwijdering en inbewaringstelling van Irakese gezinnen met minderjarige kinderen. Tevens is mij gevraagd of deze uitspraak reden is mijn beleid aan te passen en of ik een schadevergoeding zal betalen aan de betrokken vreemdelingen. Met deze brief reageer ik op deze vragen.
De uitzettingen naar Irak naar aanleiding waarvan de voornoemde vragen zijn gesteld, hebben geleid tot een aantal uitspraken waarin de rechtmatigheid van de maatregel van vreemdelingenbewaring is beoordeeld. Ook de genoemde uitspraak ziet op de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van Irakese gezinnen die op 31 maart in vreemdelingenbewaring waren gesteld in verband met de geplande verwijdering op 7 april 2011. Door de Rechtbank ’s-Gravenhage, nevenzittingsplaats Rotterdam, zijn ten aanzien van vijf andere gezinnen gelijkluidende uitspraken gedaan en is de maatregel van vreemdelingenbewaring onrechtmatig geacht en is een schadevergoeding toegewezen.
Gezien de inhoud van de eerder op 7 april 2011 gestelde vragen, wordt er terecht op gewezen dat het beter was geweest als, in dit geval, dit in de beantwoording van deze uitspraken was meegenomen. De inhoud van het antwoord op de eerdere vragen van 7 april 2011 verandert daardoor echter niet. Ik wil dat graag kort toelichten.
In de genoemde uitspraak en de overige, hoegenaamd identieke uitspraken, oordeelt de rechter dat de maatregel van de vreemdelingenbewaring onrechtmatig is, omdat de gronden van de maatregel niet voldoende zijn. De rechtbank passeert een aantal door mijn gemachtigde ter zitting aangevoerde argumenten, omdat deze niet al eerder in de maatregel van vreemdelingenbewaring zelf naar voren zijn gebracht. De gronden die in de maatregel naar voren zijn gebracht acht de rechtbank niet voldoende om de maatregelen van bewaring te kunnen rechtvaardigen. Dit oordeel van de rechter betekent niet zonder meer dat de rechtbank van oordeel is dat de omstandigheid dat sprake is van gezinnen met kinderen, steeds met zich meebrengt dat inbewaringstelling niet mogelijk is.
Ik heb moeten constateren dat de rechtbank terecht constateert dat niet alle relevante gronden in het inleidende besluit zijn opgenomen en dat sprake is van een motiveringsgebrek. Dat heeft mij doen besluiten geen hoger beroep in te stellen. Dat laat onverlet dat ik in een vergelijkbare situatie in de toekomst, met volledige motivering, opnieuw het middel van vreemdelingenbewaring zal overwegen, conform mijn beleid zoals ik in voornoemd antwoord op de vragen van 7 april 2011 heb aangegeven.
Volledigheidshalve verduidelijk ik nog dat, zoals bericht in mijn antwoord op de voormelde vragen, de terugkeer van deze gezinnen op 7 april 2011 doorgang heeft gevonden. De uitspraken waaraan wordt gerefereerd, doen ook op geen enkele wijze afbreuk aan de rechtmatigheid van de verwijdering. Zij zien alleen op de vraag of voorafgaand daaraan een maatregel van vreemdelingenbewaring kon worden opgelegd. Overigens is ten aanzien van twee gezinnen een voorlopige voorziening getroffen door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State en heeft de verwijdering niet plaatsgevonden.
Zoals uit het voorgaande valt op te maken, zie ik in deze uitspraken geen reden mijn beleid aan te passen. Dat ik berust in deze uitspraken, is gelegen in de onvoldoende draagkrachtige motivering van de beslissing in de individuele dossiers, niet in de uitwerking van mijn beleid in het concrete geval. Nu ik in de uitspraak berust, betekent dat ook dat het in de uitspraken toegekende bedrag aan schadevergoeding op de gebruikelijke wijze zal worden uitgekeerd.
Ik neem aan dat ik middels deze brief Uw kamer voldoende heb geïnformeerd omtrent de inhoud van deze uitspraken.
De minister voor Immigratie en Asiel,
G. B. M. Leers

Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27062-69.html

Law Blogs
Law blog

VACATURE: medewerker bij de COA in Ter Apel

Administratieve spin in het web

Uitgebreide omschrijving:
Organisatie
Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA)is een zelfstandig bestuursorgaan, die in opdracht van het ministerie van Justitie de opvang van asielzoekers verzorgd.Onderdeel van het COA is de afdeling plaatsing van de directie Huisvesting. Vreemdelingen die in Nederland asiel willen aanvragen doen dit op Schiphol of maken dit kenbaar bij de aanmeldunit van de Vreemdelingenpolitie (VP) in Ter Apel. Hun asielprocedure wordt behandeld in een van de vier aanmeldcentrum van de immigratie –en naturalisatiedienst (IND) te weten Schiphol, Ter Apel, Zevenaar of (vanaf 1 juli 2010) Den Bosch. Voorafgaand aan de asielprocedure is er sprake van een rust –en voorbereidingstijd (RVT), waarin bepaalde activiteiten plaatsvinden ter voorbereiding op de behandeling van de asielprocedure. De afdeling plaatsing van het COA verzorgt de toelating tot de opvang en houdt zich hiertoe ook bezig met het organisatorische, logistieke en administratieve proces. Daarnaast verzorgt de afdeling plaatsing samen met ketenpartners de planning van bepaalde RVT-activiteiten en de planning van de asielprocedure.

Functiebeschrijving
FunctieomschrijvingAls medewerker van de afdeling plaatsing maak je onderdeel uit van de asielketen binnen de aanmeldunit en het aanmeldcentrum. Je analyseert/beoordeelt de aanmeldingen voor opvang van asielzoekers. Je verzorgt de registratie van asielzoekers die opvang krijgen. Je verzorgt de distributie en logistiek van asielzoekers richting de aanmeldcentra en de bijbehorende opvanglocaties. Je plant diverse activiteiten van de rust –en voorbereidingstijd. Je neemt deel aan de planning van de algemene asielprocedure. Je verzorgt het administratieve proces met betrekking tot de plaatsing en logistiek in de reguliere opvang na de algemene asielprocedure. Je verzorgt de afstemming met de opvanglocaties. Je bent namens het COA aanspreekpunt en vraagbaak voor de ketenpartners binnen het aanmeldcentrum.

Functie-eisen
We zijn op zoek naar een HBO'er die zijn studie onlangs heeft afgerond en het werk snel kan oppakken. Heb je een MBO diploma op niveau 4 en enige jaren werkervaring, dan nodigen we je ook uit om te reageren. De werktijden zijn van 8.00 tot 18.00 uur, 7 dagen per week, volgens rooster inzetbaar (je werkt gemiddeld 2 weekenden per maand).Gewenste compententies:- je hebt bij voorkeur ervaring met plannen- je kunt goed samenwerken- je kunt onder tijdsdruk presteren- je bent omgevingsbewust

Arbeidsvoorwaarden
Het salaris voor deze functie staat vast: € 10,09 bruto per uur. Het betreft een 36-urige werkweek. Zoek je een dynamische functie waarbij je veel moet communiceren en informeren? Kun je goed het overzicht houden, prioriteiten stellen, plannen en kun je je snel eigen maken in automatiseringsprogrammas? Reageer dan snel en mail naar 1152@startpeople.nl of bel met 050-3694310 voor meer informatie!

Bron: http://vacatures.trovit.nl/index.php/cod.frame/url.http%253A%252F%252Fbanenmatch.nl%252F%252Findex.php%253Fpage%253Dview_job%2526post_id%253D88392/id_ad.671-1fCt11q/type./what.vreemdelingen/pos.5/org.1/pop.1

Law Blogs
Law blog

VACATURE: Woonbegeleider bij een asielzoekersopvang voor 24 tot 36 uur in Den Helder

Korte omschrijving:
Woonbegeleider bij een asielzoekersopvang voor 24 tot 36 uur in Den Helder
Uitgebreide omschrijving:
Organisatie
Onze opdrachtgever is een opvangorganisatie die zorgt voor probleemloze opvang van vreemdelingen. In opdracht van het ministerie van Justitie biedt de opdrachtgever asielzoekers, vluchtelingen en andere specifieke groepen in een kwetsbare positie veilige huisvesting en ondersteunt hen in de voorbereiding op hun toekomst.

Functiebeschrijving
Voor een bedrijf in de opvang van vreemdelingen zijn wij op zoek naar een Woonbegeleider. Heb jij affiniteit met deze doelgroep, ben je communicatief vaardig en consequent? Dan is dit misschien wat voor jou!Functieomschrijving:- De woonbegeleider is verantwoordelijk voor uitvoering van de basisprocessen. Informeert, instrueert en controleert de bewoners hier ook in- Informeert, instrueert, controleert, faciliteert en werkt mee met de bewoners in de werkzaamheden in en rond het centrum.- Voert individuele gesprekken met betrekking tot de specifiek aan hem opgedragen processen. - Bemant de informatiebalie.- Signaleert spanningen en spreekt bewoners aan op ongewenst gedrag.- Voert sanctionering- en stimuleringsbeleid uit.

Functie-eisen
Een afgeronde MBO-opleiding of MBO werk- en denkniveau.- Communicatief vaardig.- Consequent kunnen zijn, een sterke persoonlijkheid en de discipline kunnen bewaken.- Affiniteit met de doelgroep.- In bezit van BHV is een pr�.- Qua persoonlijkheid een echte doener en een flexibele instelling, doordat er ook avonden en weekenden gewerkt worden.


Arbeidsvoorwaarden
Goede primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden.

Bron: http://vacatures.trovit.nl/index.php/cod.frame/url.http%253A%252F%252Fbanenmatch.nl%252F%252Findex.php%253Fpage%253Dview_job%2526post_id%253D88329/id_ad.E101n31t1P8x/type


Law Blogs
Law blog

Waarom noemen we in het vreemdelingenrecht een mensensmokkelaar een reisagent?

De term mensensmokkelaar dekt de lading veel meer en maakt meer duidelijk dat het hier gaat om een illegale handeling waar onevenredig geld mee wordt verdiend.

In onze Linkedingroep is inmiddels een discussie ontstaan over de termen mensenhandel en mensensmokkel. Hierover volgt later meer.


Law Blogs
Law blog

Wordt een visum voor een gezin afgewezen op vestigingsgevaar, biedt dan aan dat de mensen gescheiden op bezoek komen (zie hiervoor ook deze uitspraak)

LJN: BQ9083, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Haarlem , AWB 10 / 43545

Datum uitspraak: 01-06-2011
Datum publicatie: 23-06-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Visum kort verblijf, aanbod van gezinsleden om gescheiden te komen, beroep op het gelijkheidsbeginsel, hoorplicht, beroep gegrond. Verweerder heeft een visum voor kort verblijf voor eisers geweigerd, omdat niet aannemelijk is geacht dat eisers een wezenlijke sociale en economische binding hebben met het land van herkomst. Eisers hebben hiertegen aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet heeft gereageerd op het aanbod van eisers om afzonderlijk naar Nederland te komen. De rechtbank overweegt dat uit de zaken, waarop eisers zich beroepen ter onderbouwing van het standpunt dat bij verweerder sprake is van een bestendige praktijk, volgt dat in die zaken, bij het besluit in primo, vestigingsgevaar werd aangenomen. Vervolgens is, naar aanleiding van hetgeen in bezwaar is aangevoerd, aan betrokkenen alsnog een visum verleend, onder de voorwaarde dat zij om beurten naar Nederland zouden komen, met een meldplicht bij terugkeer, bij de Nederlandse ambassade. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd, waarin de zaak van eisers zich onderscheidt van de gevallen waarop eisers zich beroepen. Voorts hebben eisers in bezwaar nadere omstandigheden aangedragen, teneinde hun economische binding met Sri Lanka aan te tonen. Verweerder heeft daarom ten onrechte van horen afgezien. Het beroep wordt gegrond worden verklaard en het besluit vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2, 7:2 en 7:12 van de Awb.


Uitspraak


RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Sector bestuursrecht

Nevenzittingsplaats Haarlem

zaaknummer: AWB 10 / 43545

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 1 juni 2011

in de zaak van:

[naam eiser 1],
geboren op [geboortedatum], eiser 1
[naam eiseres],
geboren op [geboortedatum], eiseres
[naam eiser 2],
geboren op [geboortedatum], eiser 2
allen van Srilankaanse nationaliteit,
nader te noemen, eisers,
gemachtigde: mr. drs. M.L. van Riel, advocaat te Alkmaar,

tegen:

de minister van Buitenlandse Zaken,
verweerder,
gemachtigde: mr. E.M.M. Wantenaar, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te ’s-Gravenhage.


1. Procesverloop

1.1 Eisers hebben op 31 mei 2010 aanvragen ingediend tot het verlenen van een visum kort verblijf voor familiebezoek aan de heer [naam referent] (referent). Verweerder heeft de aanvraag bij besluit van 1 juni 2010 afgewezen. Verweerder heeft het hiertegen gemaakte bezwaar bij besluit van 22 november 2010 ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen dit besluit op 17 december 2010 beroep ingesteld.

1.2 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 3 maart 2011. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Vervolgens is het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder de gelegenheid te geven om een nader schriftelijk standpunt in te nemen. Verweerder heeft bij brief kennelijk abusievelijk gedateerd op 20 januari 2010, door de rechtbank ontvangen op 8 maart 2011, een standpunt ingenomen. De gemachtigde van eisers heeft hierop gereageerd bij brief van 17 maart 2011. Nadat partijen desgevraagd hun toestemming daartoe hadden gegeven, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de datum van uitspraak bepaald op heden.

2. Overwegingen

2.1 Verweerder heeft het visum van eisers geweigerd op grond van de voorwaarden zoals die gesteld worden in artikel 32 van de Visumcode, onder a) ii en onder b). Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat reeds gelet op de omstandigheid dat eiser samen met zijn echtgenote en zijn zoontje naar Nederland wenst te reizen, niet zonder meer kan worden aangenomen dat eisers een zodanige sociale binding hebben met Sri Lanka dat terugkeer naar dat land redelijkerwijs gewaarborgd is te achten. Voorts is niet met documenten aangetoond dat eiser 1 op het land dat hij in eigendom heeft, gewassen verbouwt en hieruit inkomsten genereert. Bovendien is aangegeven dat eiser 1 en zijn gezin vanaf augustus 2006 tot en met oktober 2009 ontheemd zijn geweest door de oorlog. Zij hebben in een vluchtelingenkamp gezeten en zijn na vrijlating teruggekeerd naar het huis en het stuk land waar zij eerder woonden. Het wekt bevreemding dat eiser 1 al zo kort na de aanvang van zijn economische activiteiten (in oktober 2009) in de gelegenheid is om hiervan voor de duur van 90 dagen afstand te nemen. Gelet hierop wordt niet aannemelijk geacht dat eisers een wezenlijke sociale en economische binding hebben met het land van herkomst, waardoor tijdige terugkeer naar het land van herkomst redelijkerwijs gewaarborgd is te achten, zodat wordt getwijfeld aan het uiteindelijke reisdoel, en daarmee samenhangend, aan de uiteindelijke verblijfsduur. Derhalve kan aan eisers een visum voor kort verblijf worden geweigerd.

2.2 Eisers hebben hiertegen in beroep het volgende aangevoerd. Verweerder heeft in het bestreden besluit ten onrechte niet gereageerd op het aanbod van eisers om afzonderlijk naar Nederland te komen (eerst eiser 1 en als hij is teruggekeerd, eiseres en eiser 2). Dit klemt temeer, omdat in andere zaken het aanbod om gescheiden te komen voor verweerder reden vormt om daarmee een waarborg op tijdige terugkeer aan te nemen. Voorts heeft verweerder ten onrechte referent (als belanghebbende) niet gehoord naar aanleiding van het bezwaarschrift. Zo heeft verweerder eisers ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om te verklaren hoe het mogelijk is dat eiser 1, nu hij pas kort geleden is begonnen met het bebouwen van zijn landbouwgrond, voor een verblijf van 90 dagen naar Nederland kan komen. Dit is tevens in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel. Voorts geldt, aldus eisers, ten aanzien van de economische binding dat eiser 1 weliswaar geen bewijzen van zijn inkomsten heeft kunnen overleggen, omdat de verkoop van zijn landbouwproducten contant geschiedt, maar dat er wel bewijzen van grondeigendom zijn overgelegd. Voorts is verweerder volgens eisers er ten onrechte vanuit gegaan dat van een substantiële economische binding alleen sprake is na verloop van een periode, waarin achtereen economische activiteiten zijn verricht. Verweerder heeft nagelaten te motiveren wat de relevantie van de duur in het verleden van de inkomsten is en waarom deze inkomsten in het verleden onafgebroken moeten zijn.

2.3 Verweerder heeft, ten aanzien van de sociale binding, in het verweerschrift opgemerkt dat eisers bij hun aanvragen hebben gevraagd om als gezin te komen en hiermee zelf het kader hebben aangegeven waarbinnen hun aanvragen zijn beoordeeld. De enkele suggestie in bezwaar om eerst alleen eiser 1 voor kort verblijf tot Nederland toe te laten, doet niets af aan de juistheid van de conclusie dat er onvoldoende waarborg voor de terugkeer van het hele gezin bestaat. Voor zover eisers bedoeld hebben het kader van hun aanvraag te wijzigen, had het op hun weg gelegen de aanvragen van echtgenote en kind in te trekken.

2.4 In de nadere reactie van 8 maart 2011 heeft verweerder aangegeven dat -zoals door eisers ter zitting was betoogd- geen sprake is van een staande praktijk, waarbij verweerder tijdens een hoorzitting met de vreemdeling in overleg treedt teneinde sociale binding met het land van herkomst te creëren, door de gezinsleden gescheiden van elkaar naar Nederland te laten afreizen. Evenmin wenst verweerder dit tot staande praktijk te maken. Voor zover het al is voorgekomen dat tijdens een hoorzitting een dergelijk compromis werd besproken, was dit in situaties waarbij nog sprake was van enige twijfel omtrent de sociale en/of economische binding met het land van herkomst. Het compromis van gescheiden reizen diende in dit verband om de laatste belemmering voor het verlenen van een visum weg te nemen. Naar het oordeel van verweerder onderscheidt de situatie van eisers zich van voornoemde gevallen, nu ten aanzien van eisers niet alleen de sociale binding, maar ook de economische binding onvoldoende is geacht. Om die reden behoefde verweerder niet tot horen over te gaan en behoefde verweerder in het bestreden besluit niet gemotiveerd te reageren op het aanbod om afzonderlijk te reizen.

2.5 Eisers hebben hierop, bij brief van 17 maart 2011, als volgt gereageerd. Sinds begin 2010 is wel degelijk sprake van een bestendige praktijk van verweerders Visadienst om het aanbod, om betrokkenen gescheiden te laten komen met een terugmeldplicht bij de ambassade te accepteren, als sprake is van een heel gezin (of meerdere ongehuwde broers en zussen) dat naar Nederland wil komen. In aansluiting hierop pleegt de gemachtigde van eisers in alle zaken waarin sprake is van een gezin of meerdere ongehuwde broers of zussen die gelijktijdig een visum hebben aangevraagd aan te bieden, dat zij als garantie tegen vestigingsgevaar gescheiden komen. Daarop wordt, aldus eisers’ gemachtigde, altijd positief beslist. Eisers’ gemachtigde heeft in dit verband acht afschriften van beslissingen op bezwaar overgelegd, in zaken waarbij in primo alleen vestigingsgevaar was tegengeworpen en waarbij visa zijn verleend onder de voorwaarde dat de gezinsleden gescheiden komen. Deze zaken betreffen, met uitzondering van één zaak, alle zaken van Tamils uit Sri Lanka.

2.6 De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Uit de zaken, waarop eisers zich beroepen ter onderbouwing van het standpunt dat bij verweerder sprake is van een bestendige praktijk, volgt dat in die zaken, bij het besluit in primo, vestigingsgevaar werd aangenomen. Vervolgens is, naar aanleiding van hetgeen in bezwaar is aangevoerd, aan betrokkenen alsnog een visum verleend, onder de voorwaarde dat zij om beurten naar Nederland zouden komen, met een meldplicht bij terugkeer, bij de Nederlandse ambassade. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder met de gegeven toelichting onvoldoende gemotiveerd, waarin de zaak van eisers zich onderscheidt van de gevallen waarop eisers zich beroepen. Immers, in de zaak van eisers is eveneens in het primaire besluit vestigingsgevaar aangenomen.

2.7 Voor zover verweerder heeft betoogd dat bij eisers de economische binding onvoldoende is aangetoond en reeds daarom geen beroep kan worden gedaan op voornoemde gevallen, waarin tot een compromis werd gekomen, oordeelt de rechtbank als volgt. Eisers hebben in bezwaar nadere omstandigheden aangedragen, teneinde hun economische binding met Sri Lanka aan te tonen. Zij hebben hiertoe onder meer notariële aktes overgelegd, ten aanzien van hun grondeigendom. Dat uit deze aktes niet kan worden opgemaakt dat op deze grond daadwerkelijk gewassen worden verbouwd, is naar het oordeel van de rechtbank op zich onvoldoende om tot het ontbreken van economische binding te concluderen. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder niet met de overweging dat het niet aannemelijk is dat eiser 1 reeds korte tijd nadat eisers naar hun gebied waren teruggekeerd, zijn landbouwgrond weer zou kunnen verlaten om voor 90 dagen naar Nederland te reizen, het bezwaar kennelijk ongegrond heeft kunnen achten. Voor zover verweerder deze gang van zaken bevreemdingwekkend acht, had het op de weg van verweerder gelegen om hieromtrent op een hoorzitting opheldering te vragen. Bij die gelegenheid had verweerder eisers eveneens in de gelegenheid kunnen stellen om nadere stukken in te dienen ten aanzien van de economische landbouwactiviteiten en het grondbezit. Verweerder heeft dan ook ten onrechte van horen afgezien.

2.8 Nu verweerder niet zonder nadere hoorzitting tot de slotsom kon komen dat eisers hun economische binding met Sri Lanka onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt, kon verweerder evenmin op voorhand concluderen dat geen aanleiding zou bestaan om eisers –gelijk verweerder kennelijk in de door eisers aangehaalde zaken heeft gedaan- in de gelegenheid te stellen om, bij wijze van compromis, gescheiden te reizen. Immers, zonder nadere hoorzitting kon niet worden vastgesteld, dat een situatie waarin verweerder wel tot een dergelijk compromis pleegt over te gaan, zich in het geval van eisers niet voordeed.

2.9 Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij tijdig naar hun land van herkomst zullen terugkeren. Voorts heeft verweerder het bezwaar ten onrechte kennelijk ongegrond geacht en eisers ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om (in persoon, dan wel bij monde van hun referent) op het bezwaar te worden gehoord. Het beroep van eisers zal dan ook gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met de artikelen 3:2, 7:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

2.10 Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen op bezwaar, met inachtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak.

2.11 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eisers hebben gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).

2.12 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb, verweerder opdragen het betaalde griffierecht te vergoeden.

3. Beslissing

De rechtbank:

3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 22 november 2010;
3.3 draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift, met inachtneming van hetgeen is overwogen in deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 874,- te betalen aan eisers, in verband met het beroep;
3.5 draagt verweerder op € 150,- aan eisers te betalen als vergoeding voor het betaalde griffierecht, in verband met het beroep.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.S. Kiliç, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.S. de Groot, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2011.




Afschrift verzonden op:

Coll:

Bron: rechtspraak.nl


Law Blogs
Law blog

Zicht op uitzetting naar China (uitspraak)

LJN: BQ9088, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Roermond , AWB 11/19428

Datum uitspraak: 23-06-2011
Datum publicatie: 23-06-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat het sinds kort mogelijk is om Chinezen door middel van een EU-staat en een kopie van een identiteitsdocument via Shanghai naar China te verwijderen. Tevens is in meerdere gevallen, waarin eerder was verklaard dat er geen identiteitsdocumenten waren, gebleken dat deze toch beschikbaar zijn gekomen. In de zaak van eiser is sprake van een aanknopingspunt dat de verwachting rechtvaardigt dat er in zijn geval een aanknopingspunt is op grond waarvan het voor hem mogelijk moet zijn om gegevens te verkrijgen teneinde te bewerkstelligen dat hij naar China kan worden verwijderd. Eiser heeft immers verklaard dat hij twee zonen en een ex-vrouw in China heeft en tevens heeft hij aangegeven zijn paspoort kwijt te zijn. Nu op eiser een actieve medewerkingplicht rust, hetgeen betekent dat van hem verwacht mag worden dat hij actieve en volledige medewerking verleent om zijn uitzetting mogelijk te maken, mag van eiser tevens worden verwacht dat hij tracht om gegevens over te leggen die zijn gestelde identiteit en nationaliteit onderbouwen. Weliswaar heeft eiser gesteld dat zijn zonen of ex-vrouw hem niet kunnen helpen, maar eiser heeft niet onderbouwd waarom zij hem niet zouden kunnen helpen om aan documenten te komen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet kan worden gezegd dat een redelijk vooruitzicht op verwijdering ontbreekt.


Uitspraak
RECHTBANK ’S-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Roermond

Sector bestuursrecht

Zaaknummer: AWB 11 / 19428

Uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser
(gemachtigde mr. R. Bom, advocaat te Breda),

en

de minister voor Immigratie en Asiel, verweerder.


Procesverloop

Op 8 november 2010 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) in bewaring gesteld.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontneming. Tevens is om schadevergoeding verzocht.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2011, alwaar eiser alsmede diens gemachtigde voornoemd, na schriftelijke kennisgeving vooraf, niet zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. J.M.C. Vissers.


Overwegingen

1. Eiser is volgens zijn eigen verklaring geboren op [geboortedatum] en van Chinese nationaliteit.

2. De rechtbank heeft bij uitspraak van 23 mei 2011 (AWB 11 / 15632) de bewaring tot de dag van sluiting van het onderzoek, te weten 17 mei 2011, rechtmatig geacht.

3. Ter beoordeling ligt thans de vraag of er nog steeds - een redelijk vooruitzicht is op de verwijdering van eiser.

4. Uit de gedingstukken alsmede het verhandelde ter zitting blijkt dat er op
7 juni 2011 een vertrekgesprek met eiser heeft plaatsgevonden. Tevens is op 7 juni 2011 gerappelleerd bij de Chinese autoriteiten inzake de in onderzoek zijnde aanvraag tot afgifte van een laissez passer (lp).

5. Namens eiser is aangevoerd dat de bewaring thans ruim zes maanden duurt en uit de omstandigheden niet kan worden afgeleid dat er op korte termijn een lp ten behoeve van eiser zal worden afgegeven.

6. De rechtbank overweegt ten aanzien van het bestaan van een redelijk vooruitzicht
op verwijdering naar China als volgt.

7. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 6 juni 2011 (zaaknummer 201104848/1, gepubliceerd op www.raadvanstate.nl), voor zover thans van belang, geoordeeld dat:

“2.2.1 De minister reeds geruime tijd inspanningen verricht teneinde de Chinese autoriteiten te bewegen om op geregelde basis over te gaan tot afgifte van laissez passers (lp’s). Die inspanningen hebben onder meer erin geresulteerd dat de minister
22 maart 2011 een persoonlijk onderhoud heeft gehad met de Chinese ambassadeur hier te lande. Dit onderhoud heeft geleid tot een concreet vervolgtraject dat thans loopt met als doel om met de Chinese vertegenwoordiging over de samenwerking op het gebied van de afgifte van de laissez passer te spreken. Hoewel het onderhoud hierover op 19 april 2011 op verzoek van de Chinese autoriteiten is uitgesteld en een nieuwe datum nog niet bekend is, is in april 2011 op operationeel niveau gesproken met de ambassade over het verloop van het laissez passer proces. Voorts konden volgens door de minister verstrekte informatie in de periode vanaf 1 januari 2010 tot 14 februari 2011 op meer dan incidentele basis vreemdelingen naar China worden uitgezet hangende een eerder ingediende aanvraag tot het verkrijgen van een laissez passer nadat de desbetreffende vreemdeling alsnog een persoonlijk identiteitsbewijs en/of paspoort had overgelegd.

2.2.2. Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen dat vijf aanvragen om afgifte van een lp ten behoeve van gedocumenteerde Chinese vreemdelingen nog in behandeling zijn bij de Chinese autoriteiten, bestaat geen grond voor het oordeel dat geen sprake meer is van een redelijk zicht op uitzetting naar China. (…)”

8. Verweerders gemachtigde heeft ter zitting verklaard dat op 4 mei 2011 een gesprek met de Chinese ambassadeur heeft plaatsgevonden over de voortgang van het lp-proces. Tevens heeft de gemachtigde van verweerder meegedeeld dat er na het overleg van
4 mei 2011 geen vervolgafspraak met de Chinese is autoriteiten gepland. Wel heeft er op
8 juni 2011 door de Chinese autoriteiten een bezoek plaatsgevonden aan het Detentiecentrum te Zeist. Dit bezoek heeft overigens niet geresulteerd in concrete afspraken met de betreffende autoriteiten. Tevens heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting aangegeven dat het sinds kort mogelijk is om Chinezen door middel van een EU-staat en een kopie van een identiteitsdocument via Shanghai naar China te verwijderen. Tevens is in meerdere gevallen, waarin eerder was verklaard dat er geen identiteitsdocumenten waren, gebleken dat deze toch beschikbaar zijn gekomen.

9. De rechtbank overweegt dat, ondanks de inspanningen van verweerder, sinds
juni 2010 geen lp’s zijn verstrekt dan wel geweigerd door de Chinese autoriteiten aan ongedocumenteerde Chinese vreemdelingen. Het laatste formele gesprek met de Chinese ambassadeur van 4 mei 2011, dat overigens heeft plaatsgevonden na de periode die de Afdeling heeft beoordeeld in haar uitspraak van 6 juni 2011, heeft ook geen concreet aanknopingspunt opgeleverd waaruit kan worden afgeleid dat de Chinese autoriteiten op korte termijn zullen overgaan tot het afgeven van lp’s aan ongedocumenteerde Chinese vreemdelingen. Dat op 8 juni 2011 een bezoek van de zijde van de Chinese autoriteiten in het Detentiecentrum te Zeist heeft plaatsgevonden doet daaraan niet af. Ook dat bezoek, los van de achtergrond daarvan, heeft immers niet geleid tot concrete afspraken.
Vervolgens is de rechtbank van oordeel dat de zaak van eiser afwijkt van de zaak waarin de rechtbank op 16 juni 2011 (LJN: BQ8962 ) uitspraak heeft gedaan. Anders dan in die zaak is in de zaak van eiser immers wel sprake van een aanknopingspunt dat de verwachting rechtvaardigt dat er in het geval van eiser een aanknopingspunt is op grond waarvan het voor hem mogelijk moet zijn om gegevens te verkrijgen teneinde te bewerkstelligen dat hij naar China kan worden verwijderd. Eiser heeft immers op 20 december 2010 tijdens een vertrekgesprek verklaard dat hij twee zonen en een ex-vrouw in China heeft. Tevens heeft eiser blijkens het proces-verbaal van het gehoor tijdens de ophouding van 8 november 2010 aangegeven zijn paspoort kwijt te zijn. Nu op eiser een actieve medewerkingplicht rust, hetgeen betekent dat van hem verwacht mag worden dat hij actieve en volledige medewerking verleent om zijn uitzetting mogelijk te maken, mag van eiser tevens worden verwacht dat hij tracht om gegevens over te leggen die zijn gestelde identiteit en nationaliteit onderbouwen . Weliswaar heeft eiser tijdens zijn vertrekgesprek van
20 december 2010 gesteld dat zijn zonen of ex-vrouw hem niet kunnen helpen, maar eiser heeft niet onderbouwd waarom zij hem niet zouden kunnen helpen om aan documenten te komen.

10. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat niet kan worden gezegd dat een redelijk vooruitzicht op verwijdering ontbreekt.

11. Ten aanzien van de vraag of verweerder zich nog altijd, gelet op de duur van de bewaring – waarvan de duur ten tijde van het sluiten van het onderzoek zeven maanden bedraagt – in redelijkheid op het standpunt kan stellen dat het belang van verweerder om eiser ter fine van uitzetting in bewaring te houden zwaarder moet wegen
dan het belang van eiser om in vrijheid te worden gesteld, verwijst de rechtbank naar hetgeen dienaangaande is overwogen in eerdergenoemde uitspraak van 23 mei 2011.
De rechtbank ziet geen aanleiding hier thans anders over te oordelen.

12. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank het beroep ongegrond verklaren en het verzoek om schadevergoeding afwijzen.

13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;

- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Aldus gedaan door mr. F.H. Machiels, rechter, in tegenwoordigheid van S.A.J. Monnens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 juni 2011.

w.g. S.A.J. Monnens,
griffier w.g. mr. F.H. Machiels,
rechter




Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:

Bron: rechtspraak.nl

Law Blogs
Law blog

MInderjarige asielzoeker moet op speciale manier gehoord worden (uitspraak rechtbank)

LJN: BQ9101, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Haarlem , AWB 10 / 24965
Datum uitspraak: 16-05-2011
Datum publicatie: 23-06-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig

Inhoudsindicatie: Artikel 17, vierde lid, Procedurerichtlijn - onvolledige implementatie – rechtstreekse toetsing Uit de rapporten van eerste en nader gehoor is niet af te leiden dat eiser is gehoord door een gehoorambtenaar die is getraind in het horen van minderjarige vreemdelingen en die er blijk van heeft gegeven bij het horen van eiser met diens kwetsbare positie als minderjarige rekening te hebben gehouden. Evenmin is af te leiden dat het bestreden besluit is voorbereid door een ambtenaar die beschikt over de nodige kennis van de bijzondere behoeften van minderjarigen. Daar komt bij dat uit het besluit en daarin herhaalde en ingelaste voornemen niet blijkt dat door de beslismedewerker met de positie van eiser als minderjarige rekening is gehouden. De opzet en uitvoering van het eerste en nader gehoor alsmede de overwegingen van het bestreden besluit, met uitzondering van de overweging dat eiser niet in aanmerking komt voor een amv-verblijfsvergunning omdat zijn moeder nog in Kameroen woont, onderscheiden zich immers niet van die, welke in gehoren en besluiten ten aanzien van meerderjarige asielzoekers worden gebruikt. Het besluit geeft er geen blijk van dat bij de beoordeling van de verklaringen van eiser rekening is gehouden met zijn leeftijd, achtergrond en de mate van zijn ontwikkeling. Weliswaar heeft verweerder in het voornemen en in het bestreden besluit niet uitdrukkelijk overwogen dat het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is en heeft verweerder in het subsidiair ingenomen standpunt, zoals weergegeven in het verweerschrift en ter zitting, niet betwist dat eiser homoseksueel is, maar daaruit blijkt niet dat bij de beoordeling van de zwaarwegendheid van eisers asielrelaas en bij de beoordeling van de in het kader van artikel 83 Vw betrokken feiten en omstandigheden (alsnog) rekening is gehouden met zijn leeftijd, achtergrond en mate van zijn ontwikkeling. Dit laatste is te meer van belang nu eiser in beroep heeft aangevoerd dat hij, mede gelet op zijn jeugdige leeftijd, aanvankelijk niet openlijk durfde te verklaren dat hij homoseksueel was en dat hij de relevantie van het direct melden van dit asielmotief, eveneens gelet op zijn jeugdige leeftijd, niet heeft ingezien.

Bron: rechtspraak.nl

Law Blogs
Law blog

Raad van State: winkeldiefstal wil niet automatisch zeggen dat iemand zich ook aan uitzetting onttrekt (uitspraak)

LJN: BQ8493, Raad van State , 201103121/1/V3

Datum uitspraak: 14-06-2011
Datum publicatie: 20-06-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: De enkele constatering dat de vreemdeling vanwege de op hem rustende verdenking een winkeldiefstal gepleegd te hebben, waarmee hij volgens de minister mogelijk heeft laten zien dat hij de Nederlandse rechtsorde niet respecteert, werpt wellicht, zoals de minister stelt, de vraag op of de vreemdeling zich wel zou houden aan de vreemdelingenwetgeving, doch zonder bijkomende aanwijzingen is dat onvoldoende om aannemelijk te achten dat zich een situatie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, van de richtlijn voordoet. De overige aan de inbewaringstelling ten grondslag gelegde omstandigheden zijn daartoe niet toereikend en zijn ook op zichzelf en in onderling verband bezien niet voldoende om een situatie als vorenbedoeld aanwezig te achten.


Uitspraak
201103121/1/V3.
Datum uitspraak: 14 juni 2011

RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de minister voor Immigratie en Asiel,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 7 maart 2011 in zaak nr. 11/6017 in het geding tussen:

[de vreemdeling]

en

de minister.


1. Procesverloop

Bij besluit van 18 februari 2011 is de vreemdeling in vreemdelingenbewaring gesteld. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 7 maart 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en de vreemdeling schadevergoeding toegekend. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 14 maart 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.


2. Overwegingen

2.1. De minister klaagt in zijn enige grief, samengevat weergegeven en voor zover thans van belang, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de omstandigheid dat de vreemdeling verdacht wordt van het plegen van een misdrijf in het licht van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (hierna: de richtlijn) niet als grondslag van de bewaring kan dienen en dat de overige aan de maatregel ten grondslag gelegde gronden op zichzelf noch tezamen grond geven om aan te nemen dat de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert.

2.1.1. Aan de maatregel van bewaring is ten grondslag gelegd dat de vreemdeling:
(a) verdacht wordt van het plegen van een misdrijf,
(b) niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000),
(c) geen vaste woon-/verblijfplaats heeft, en
(d) niet zelfstandig over voldoende middelen van bestaan beschikt.

2.1.2. Niet in geschil is dat de vreemdeling onder de werkingssfeer van de richtlijn valt. Voorts is van belang dat de Afdeling in de uitspraak van 21 maart 2011 in zaak nr. 201100555/1/V3 (www.raadvanstate.nl), samengevat weergegeven en voor zover thans van belang, heeft overwogen dat artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover nodig, richtlijnconform kan worden uitgelegd in die zin dat, zolang niet aan artikel 3, zevende lid, van de richtlijn is voldaan, een maatregel van bewaring alleen mag worden opgelegd indien de betrokken vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert. Verder is hierin overwogen dat de minister bij omstandigheden zoals die in dit geval aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd niet kan volstaan met de enkele vermelding van de weergegeven omstandigheden en het daaraan verbinden van door hem als algemeen geldend beschouwde conclusies.
Bij de beoordeling of de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert dient te worden uitgegaan van de omstandigheden die in het besluit tot oplegging van de bewaring zijn vermeld. Bij deze beoordeling moet rekening worden gehouden met de toelichting die de minister, ter zitting van de rechtbank dan wel anderszins, over deze omstandigheden heeft gegeven en in samenhang daarmee met hetgeen hieromtrent uit het bewaringsdossier van de vreemdeling valt af te leiden.

2.1.3. Zoals de Afdeling in voornoemde uitspraak van 21 maart 2011 heeft overwogen mogen aspecten van openbare orde in die gevallen waarin een vreemdeling binnen de werkingssfeer van de richtlijn valt niet aan een maatregel van bewaring ten grondslag worden gelegd ter bescherming van de openbare orde dan wel de openbare veiligheid als zodanig. Aspecten van openbare orde mogen echter niettemin aan een maatregel van bewaring ten grondslag worden gelegd, indien hieruit kan worden afgeleid dat, voor zover thans van belang, de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, bestaat derhalve geen grond voor het oordeel dat de omstandigheid dat de vreemdeling wordt verdacht van het plegen van een misdrijf, zonder meer niet aan de maatregel ten grondslag mocht worden gelegd. De klacht is in zoverre terecht voorgedragen, maar de grief leidt gelet op hetgeen hierna wordt overwogen niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.

2.1.4. Zoals de Afdeling eveneens in de hiervoor genoemde uitspraak van 21 maart 2011 heeft overwogen, kan de verdenking van het plegen van een misdrijf niet zonder nadere toelichting aan een maatregel van bewaring ten grondslag worden gelegd. Dat de vreemdeling verdacht wordt van een winkeldiefstal, vormt op zich geen reden om aan te nemen dat de vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert. Anders dan de minister betoogt, valt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 30 november 2009, C-357/09 PPU, Kadzoev (www.curia.europa.eu) niet af te leiden dat zulks slechts zou gelden in de zich hier niet voordoende situaties waarop artikel 15, vierde en zesde lid, van de richtlijn betrekking hebben en niet bij de oplegging van de maatregel. De overweging onder punt 70 van dat arrest ziet op bewaring krachtens de bepalingen van de richtlijn en maakt daarbij geen nader onderscheid tussen die bepalingen. Uit de aan de inbewaringstelling ten grondslag gelegde feitelijke en juridische gronden en de in voorkomende gevallen te vergen nadere toelichting daarop dient derhalve te blijken dat aannemelijk is te achten dat de betrokken vreemdeling de voorbereiding van de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert dan wel dat zal doen.
De enkele constatering dat de vreemdeling vanwege de op hem rustende verdenking een winkeldiefstal gepleegd te hebben, waarmee hij volgens de minister mogelijk heeft laten zien dat hij de Nederlandse rechtsorde niet respecteert, werpt wellicht, zoals de minister stelt, de vraag op of de vreemdeling zich wel zou houden aan de vreemdelingenwetgeving, doch zonder bijkomende aanwijzingen is dat onvoldoende om aannemelijk te achten dat zich een situatie als bedoeld in artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, van de richtlijn voordoet. De overige aan de inbewaringstelling ten grondslag gelegde omstandigheden zijn daartoe niet toereikend en zijn ook op zichzelf en in onderling verband bezien niet voldoende om een situatie als vorenbedoeld aanwezig te achten.
Daarbij is wat betreft het ontbreken van een vaste woon- en verblijfplaats in aanmerking genomen dat de minister niet heeft betwist dat de vreemdeling tot aan zijn inbewaringstelling met zijn vrouw en kinderen in een asielzoekerscentrum heeft verbleven. Daargelaten of de vreemdeling hiermee niet over een vaste woon- of verblijfplaats beschikte, kan het betoog van de minister in hoger beroep, dat de verblijfplaats van de vreemdeling onbekend was waardoor hij het vreemdelingentoezicht belemmerde, reeds hierom niet worden gevolgd.
Ten aanzien van de overige bewaringsgronden, te weten het niet beschikken over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vb 2000 en het niet zelfstandig beschikken over voldoende middelen van bestaan, heeft de minister niet met op de persoon van de vreemdeling betrekking hebbende feiten toegelicht dat en op welke wijze daaruit valt af te leiden dat de vreemdeling de terugkeer of de verwijderingsprocedure ontwijkt of belemmert. De in deze gronden vermelde omstandigheden zijn niet van dien aard dat zulks reeds uit die omstandigheden zelf volgt en een nadere toelichting derhalve achterwege kon blijven.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen leidt de enige grief niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.

2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van de gronden waarop deze rust.

2.3. De minister dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.


3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt de minister voor Immigratie en Asiel tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 437,00 (zegge: vierhonderdzevenendertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient aan de secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 56.99.94.977) onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.


Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins de Vin, voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. B. van Dokkum, ambtenaar van staat.


w.g. Parkins-de Vin
voorzitter
w.g. Van Dokkum
ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 14 juni 2011

480.
Verzonden: 14 juni 2011

Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,

mr. H.H.C. Visser

Bron: rechtspraak.nl

Law Blogs
Law blog

Raad van State vindt dat een interim measure geen novum hoeft te zijn (uitspraak)

LJN: BQ8492, Raad van State , 201011951/1/V1
Datum uitspraak: 10-06-2011
Datum publicatie: 20-06-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

Inhoudsindicatie: De president van het EHRM heeft de interim measure niet gemotiveerd. De gemachtigde van de vreemdeling heeft weliswaar een kopie daarvan en van het daartoe strekkende verzoek overgelegd, maar deze stukken bieden geen duidelijkheid over de reden van toewijzing. Ook de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden dat dient te worden aangenomen dat voormelde president niet lichtvaardig tot het treffen van een interim measure overgaat en hij daartoe strekkende verzoeken van de gemachtigde niet in alle gevallen heeft toegewezen, bieden die duidelijkheid niet. Dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, de interim measure gelet op de specifieke situatie van de vreemdeling is getroffen, kan hieruit niet worden opgemaakt. Daarom is niet vast te stellen of de interim measure, die op zichzelf slechts een tijdelijk uitstel van uitzetting betreft en derhalve los staat van de beoordeling van een aanvraag om een verblijfsvergunning te verlenen, door nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden is ingegeven. Gelet hierop heeft de rechtbank, door te overwegen dat de minister de interim measure niet bij het voornemen heeft betrokken en de vreemdeling aldus onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld in de zienswijze een deugdelijke reactie te geven, ten onrechte de wijze waarop het besluit van 18 november 2009 tot stand is gekomen getoetst.


Uitspraak
201011951/1/V1.
Datum uitspraak: 10 juni 2011

RAAD VAN STATE
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

de minister voor Immigratie en Asiel (hierna: de minister),
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 12 november 2010 in zaak nr. 09/42490 in het geding tussen:

[de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling)

en

de minister.


1. Procesverloop

Bij besluit van 18 november 2009 heeft de staatssecretaris van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 12 november 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de minister bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 10 december 2010, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

De vreemdeling heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.


2. Overwegingen

2.1. In de overwegingen wordt onder de minister tevens diens rechtsvoorgangers verstaan.

2.2. In zijn grieven klaagt de minister dat, samengevat weergegeven, de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de door de president van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: het EHRM) op 13 november 2009 voor de vreemdeling getroffen "interim measure"(hierna: de interim measure) een nieuw gebleken feit is waarvan op voorhand niet kan worden geconcludeerd dat het niet aan het afwijzende besluit op de eerdere asielaanvraag van de vreemdeling kan afdoen. De minister klaagt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij de opvolgende aanvraag van de vreemdeling niet heeft kunnen afwijzen onder verwijzing naar het eerdere besluit en, door de interim measure niet bij het voornemen te betrekken, de vreemdeling onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld in de zienswijze een deugdelijke reactie te geven. De minister voert hiertoe aan dat de president van het EHRM de interim measure niet heeft gemotiveerd, in de vorige procedure is komen vast te staan dat Italië voor de asielaanvraag van de vreemdeling verantwoordelijk is en er voor de minister, gelet op de stand van zaken van de procedure bij het EHRM, geen reden is om van het eerdere besluit terug te komen.

2.2.1. Uit de jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 6 maart 2008 in zaak nr. 200706839/1, www.raadvanstate.nl) vloeit voort dat, indien na een eerder afwijzend besluit een besluit van gelijke strekking wordt genomen, door het instellen van beroep tegen het laatste besluit niet kan worden bereikt dat de bestuursrechter dat besluit toetst, als ware het een eerste afwijzing. Dit uitgangspunt geldt niet alleen voor besluiten genomen naar aanleiding van een nieuwe aanvraag, maar ook voor besluiten op een verzoek om terug te komen van een al dan niet op aanvraag genomen besluit (zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2005 in zaak nr. 200406320/1, www.raadvanstate.nl). Slechts indien en voor zover in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, dan wel uit het aldus aangevoerde kan worden afgeleid dat zich een relevante wijziging van het recht heeft voorgedaan, kan de bestuursrechter dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen toetsen.

2.2.2. Onder nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden moeten worden begrepen feiten of omstandigheden die na het eerdere besluit zijn voorgevallen of die niet vóór dat besluit konden en derhalve behoorden te worden aangevoerd, alsmede bewijsstukken van reeds eerder gestelde feiten of omstandigheden, die niet vóór het nemen van het eerdere besluit konden en derhalve behoorden te worden overgelegd. Is hieraan voldaan, dan is niettemin geen sprake van feiten of omstandigheden die een hernieuwde rechterlijke toetsing rechtvaardigen, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd aan het eerdere besluit kan afdoen.

2.2.3. De vreemdeling heeft eerder, op 14 maart 2009, een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Bij besluit van 27 augustus 2009 heeft de minister deze aanvraag afgewezen. Het besluit van 18 november 2009 is van gelijke strekking als dat van 27 augustus 2009, zodat op het tegen dit besluit ingestelde beroep voormeld beoordelingskader van toepassing is.

2.2.4. De president van het EHRM heeft de interim measure niet gemotiveerd. De gemachtigde van de vreemdeling heeft weliswaar een kopie daarvan en van het daartoe strekkende verzoek overgelegd, maar deze stukken bieden geen duidelijkheid over de reden van toewijzing. Ook de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden dat dient te worden aangenomen dat voormelde president niet lichtvaardig tot het treffen van een interim measure overgaat en hij daartoe strekkende verzoeken van de gemachtigde niet in alle gevallen heeft toegewezen, bieden die duidelijkheid niet. Dat, zoals de rechtbank heeft overwogen, de interim measure gelet op de specifieke situatie van de vreemdeling is getroffen, kan hieruit niet worden opgemaakt. Daarom is niet vast te stellen of de interim measure, die op zichzelf slechts een tijdelijk uitstel van uitzetting betreft en derhalve los staat van de beoordeling van een aanvraag om een verblijfsvergunning te verlenen, door nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden is ingegeven. Gelet hierop heeft de rechtbank, door te overwegen dat de minister de interim measure niet bij het voornemen heeft betrokken en de vreemdeling aldus onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld in de zienswijze een deugdelijke reactie te geven, ten onrechte de wijze waarop het besluit van 18 november 2009 tot stand is gekomen getoetst.

2.2.5. Nu ook in hetgeen de vreemdeling overigens heeft aangevoerd geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn gelegen, daaruit niet naar voren komt dat zich een voor hem relevante wijziging van het recht voordoet en hij voorts niet heeft aangevoerd dat zich bijzondere omstandigheden voordoen, als bedoeld in rechtsoverweging 45 van het arrest van het EHRM, Bahaddar tegen Nederland, van 19 februari 1998, nr. 145/1996/764/965, JV 1998/45, is voor rechterlijke toetsing van het besluit van 18 november 2009 ook voor het overige geen plaats.

2.2.6. De grieven slagen.

2.3. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal het inleidend beroep alsnog ongegrond worden verklaard.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 12 november 2010 in zaak nr. 09/42490;
III. verklaart het in die zaak ingestelde beroep ongegrond.


Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. N. Verheij, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, ambtenaar van staat.


w.g. Lubberdink
voorzitter
w.g. Schuurman
ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2011

282-670.
Verzonden: 10 juni 2011

Voor eensluidend afschrift,
de secretaris van de Raad van State,

mr. H.H.C. Visser

Bron: rechtspraak.nl

Law Blogs
Law blog

G4 wil dat rijk oplossing voor asielzoekers vindt

DEN HAAG - De vier grote steden willen dat het rijk een oplossing vindt voor de ex-ama's die per 1 juli geen opvang en begeleiding meer krijgen.

Dat heeft de Haagse wethouder Marnix Norder (Integratie) donderdagavond gemeld naar aanleiding van een motie van GroenLinks over de ex-ama’s (alleenstaande minderjarige asielzoekers).
De rijkssubsidie voor deze groep eindigt per 1 juli. De Haagse raad nam de motie aan die de gemeente vraagt de Haagse ex-ama’s na 1 juli te blijven steunen.

Leers
Norder beloofde de 37 mensen om wie het gaat tot het eind van het jaar financiële steun te blijven verlenen. Het gaat om ongeveer 100.000 euro. Maar ondertussen wil Norder wel dat het rijk een oplossing vindt voor deze groep die per 1 juli nergens meer aan kan kloppen.
Hij gaat hier met zijn collega's van Amsterdam, Rotterdam en Utrecht op aandringen bij minister Gerd Leers (Immigratie).
Onmogelijke positie
''Het rijksbeleid plaatst deze mensen in een onmogelijke positie", stelt de wethouder.
''Ze wachten op een definitief besluit over hun status, maar kunnen ondertussen na 1 juli nergens meer aankloppen voor steun, voor werk of voor huisvesting. En vaak kunnen ze ook niet meer terug naar hun land van herkomst, of worden ze als dat wel gebeurt weer direct terug gestuurd naar Nederland."
Burgers
Norder kon donderdagavond niet zeggen hoeveel ex-ama’s de andere drie steden herbergen. De motie werd gesteund door alle partijen in de Haagse gemeenteraad, behalve de PVV.
Fractieleider Inge Vianen van GroenLinks stelde in haar toelichting op de motie dat het stopzetten van de subsidie voor de opvang van ex-ama’s ''tegen alle principes van menselijke waardigheid ingaat. Bovendien past dit niet bij een stad als Den Haag waarin we ons best doen om de criminaliteit en illegale prostitutie terug te dringen."
Er waren veel burgers op de publieke tribune aanwezig om het debat over de ex-ama’s te volgen. Toen Norder namens het college toezegde de financiële steun voor het komende half jaar te garanderen, kreeg hij applaus van veel toehoorders.

Bron: http://www.nu.nl/politiek/2547894/g4-wil-rijk-oplossing-asielzoekers-vindt.html



Law Blogs
Law blog

20 juni 2011

Vanavond documentaire over Somalië op BBC1

Asieladvocaten zet de videorecorder op scherp!

Land of Anarchy

WATCH:

NEXT ON:

Today20:30 on BBC One

SYNOPSIS

Episode image for Land of Anarchy
It's the ultimate failed state - a land of war, banditry and piracy. And after Bin Laden's death, its civil war with Islamist extremists has gained even greater importance to the West. But what is it like to live in the anarchy of Somalia?
Reporter Peter Greste goes where no western journalist has been to witness a crisis that threatens millions of lives. He ventures through the streets of Mogadishu, dubbed the most dangerous city in the world, to meet those who attempt to live amid a deadly civil war.
Greste visits refugee camps - among them the world's largest - as well as hospitals and markets along the frontline to witness the fighting at first hand.

CREDITS

Camera Operator
Fred Scott
Reporter
Peter Greste
Director
Fred Scott

BROADCASTS

  1. Mon 20 Jun 2011
    20:30
  2. Thu 23 Jun 2011
    04:30
  3. Fri 24 Jun 2011
    00:25
  4. Sun 26 Jun 2011
    20:30
  5. Tue 28 Jun 2011
    00:55


Law Blogs
Law blog

Bron: http://www.bbc.co.uk/programmes/b0125mlb

17 juni 2011

Concert met Iraanse klassieke muziek (mede gezongen door de vrouw van een bekende vreemdelingenrecht advocaat)

Entree:
€ 12,50
Reductie:
€ 8,50
Verbouwingssteunprijs:
€ 25,00

» KOOP HIER ONLINE
Vanaf 75 min. voor aanvang alleen nog telefonisch reserveren.
Met een rolstoel? Meldt het ons bijtijds.0343 - 49 18 58

Een meeslepend, eigentijds klankspel, gebaseerd op oude Iraanse muziek uit de mondelinge overlevering. De Iraanse componist en penvedel-speler Saeed Kamjoo en de fameuze vaastrommel-speler Pedram Khavarzamini zijn enkele dagen in Nederland, met Mehmet Polat op luit, sopraan Sonia Karimi en een setar speler. De oneindige variatiemogelijkheden van de oude thema’s blijven fascineren, ook als ze zijn vervat in hedendaagse composities.




http://www.beauforthuis.nl/podium/detail/agenda/1090-namaad-ensemble



Law Blogs
Law blog

Uitzetting naar China (uitspraak Raad van State)

LJN: BQ7868, Raad van State , 201104848/1/V3

Datum uitspraak: 06-06-2011
Datum publicatie: 14-06-2011


Vreemdelingenbewaring / China / afgifte laissez passer / zicht op uitzetting

De minister verricht reeds geruime tijd inspanningen teneinde de Chinese autoriteiten te bewegen om op geregelde basis over te gaan tot afgifte van laissez passer. Die inspanningen hebben onder meer erin geresulteerd dat de minister 22 maart 2011 een persoonlijk onderhoud heeft gehad met de Chinese ambassadeur hier te lande. Dit onderhoud heeft geleid tot een concreet vervolgtraject dat thans loopt met als doel om met de Chinese vertegenwoordiging over de samenwerking op het gebied van de afgifte van de laissez passer te spreken. Hoewel het onderhoud hierover op 19 april 2011 op verzoek van de Chinese autoriteiten is uitgesteld en een nieuwe datum nog niet bekend is, is in april 2011 op operationeel niveau gesproken met de ambassade over het verloop van het laissez passer proces. Voorts konden volgens door de minister verstrekte informatie in de periode vanaf 1 januari 2010 tot 14 februari 2011 op meer dan incidentele basis vreemdelingen naar China worden uitgezet hangende een eerder ingediende aanvraag tot het verkrijgen van een laissez passer nadat de desbetreffende vreemdeling alsnog een persoonlijk identiteitsbewijs en/of paspoort had overgelegd. Gelet op het vorenstaande en in aanmerking genomen dat vijf aanvragen om afgifte van een laissez passer ten behoeve van gedocumenteerde Chinese vreemdelingen nog in behandeling zijn bij de Chinese autoriteiten, bestaat geen grond voor het oordeel dat geen sprake meer is van een redelijk zicht op uitzetting naar China. Voor zover de vreemdeling onvoldoende meewerkt aan het door de Chinese autoriteiten te verrichten onderzoek komen de daaruit voortvloeiende vertraging van dat onderzoek en de langere duur van de bewaring in zoverre voor zijn rekening en risico. Voorts heeft de vreemdeling geen, hem persoonlijk betreffende, concrete feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan de minister het op voorhand uitgesloten heeft moeten achten dat het onderzoek door de Chinese autoriteiten binnen een redelijke termijn tot afgifte van een reisdocument zal leiden

Bron: rechtspraak.nl

Law Blogs
Law blog

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...