25 september 2013

Antwoord op prejudiciële vragen over duur ongewenstverklaring (Uitspraak EU)

"In die omstandigheden heeft het Amtsgericht Laufen de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de hierna volgende vragen, waarvan de eerste drie vragen voor beide hoofdgedingen gelden en de vierde vraag enkel betrekking heeft op de zaak betreffende Osmani:
„1)      Moet artikel 11, lid 2, van richtlijn [2008/115] aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat lidstaten strafmaatregelen verbinden aan bestuursrechtelijke uitzettingen of verwijderingen, indien de uitzetting/verwijdering meer dan 5 jaar oud is op het tijdstip waarop de betrokken persoon het grondgebied van de lidstaat opnieuw binnenkomt?
2)      Moet artikel 11, lid 2, van richtlijn [2008/115] aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat de Bondsrepubliek Duitsland strafmaatregelen verbindt aan bestuursrechtelijke uitzettingen/verwijderingen die vóór de inwerkingtreding van de [wet van 22 november 2011] meer dan 5 jaar oud waren?
3)      Is een nationale regeling die bepaalt dat uitzettingen/verwijderingen in beginsel voor onbepaalde tijd gelden, tenzij de betrokkene een verzoek indient om de duur van de uitwijzing/verwijdering te beperken, in overeenstemming met het Unierecht, meer bepaald met artikel 11, lid 2, van richtlijn [2008/115]? Beantwoordt een dergelijke norm aan een gedegen migratiebeleid op basis van duidelijke, transparante en billijke regels als bedoeld in punt 4 van de considerans van [deze] richtlijn?
[4)]      Moet richtlijn [2008/115] aldus worden uitgelegd dat deze eraan in de weg staat dat lidstaten een strafmaatregel later opnieuw baseren op uitzettingen/verwijderingen die 5 jaar of ouder waren in de periode waarin de richtlijn nog niet was omgezet, wanneer aan deze uitzetting/verwijdering een strafrechtelijke veroordeling ten grondslag lag?”
24      Op het desbetreffende verzoek van de verwijzende rechter heeft de aangewezen kamer onderzocht of het noodzakelijk is de onderhavige zaak te behandelen volgens de spoedprocedure van artikel 104 ter, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof, in de versie die van toepassing was ten tijde van dat verzoek. Zij heeft beslist, de advocaat-generaal gehoord, om dit verzoek niet in te willigen.
 Beantwoording van de prejudiciële vragen
 Derde vraag
25      Met zijn derde vraag, die eerst moet worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115 aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale bepaling, zoals § 11, lid 1, van het Aufenthaltsgesetz, die voor de toekenning van een beperking van de duur van een inreisverbod vereist dat de betrokken onderdaan van een derde land een aanvraag indient om een dergelijke beperking te verkrijgen.
26      Volgens artikel 11, lid 2, eerste volzin, van richtlijn 2008/115 wordt de duur van het inreisverbod volgens alle relevante omstandigheden van het individuele geval bepaald en bedraagt de duur in principe niet meer dan vijf jaar.
27      Vastgesteld moet worden dat uit de bewoordingen „[d]e duur van het inreisverbod wordt bepaald” duidelijk blijkt dat de lidstaten verplicht zijn om de duur van inreisverboden te beperken, in beginsel tot maximum vijf jaar, ongeacht of de betrokken onderdaan van een derde land daarom heeft verzocht of niet.
28      Deze uitlegging blijkt ook uit de tweede volzin van punt 14 van de considerans van richtlijn 2008/115, waarin eveneens is gepreciseerd dat de duur van het inreisverbod per geval volgens de omstandigheden dient te worden bepaald en normaliter niet langer mag zijn dan vijf jaar.
29      Bovendien wordt die uitlegging bevestigd door, ten eerste, de definitie van het begrip „inreisverbod” in artikel 3, punt 6, van deze richtlijn als zijnde met name een beslissing waarbij de toegang tot en het verblijf op het grondgebied van de lidstaten wordt verboden „voor een bepaalde termijn”.
30      Ten tweede bepaalt artikel 7, lid 1, eerste alinea, van richtlijn 2008/115, wat de in het kader van een terugkeerbesluit vast te stellen termijn voor vrijwillige terugkeer betreft, dat de lidstaten in hun nationale wetgeving kunnen bepalen dat deze termijn alleen wordt toegekend op aanvraag van de betrokken onderdaan van een derde land. Deze bewoordingen lijken te suggereren dat, ingeval de wetgever van de Unie met betrekking tot de vaststelling van een beperking van de duur van een inreisverbod in een dergelijke mogelijkheid voor de lidstaten had willen voorzien, hij die mogelijkheid expliciet in artikel 11, lid 2, van deze richtlijn zou hebben opgenomen.
31      Anders dan de Duitse regering in haar bij het Hof ingediende opmerkingen betoogt, volstaat het ter bereiking van het doel van artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115 niet dat de Duitse wetgever er met betrekking tot de toekenning van een dergelijke beperking van de duur van een inreisverbod in heeft voorzien dat de betrokken onderdaan van een derde land daarom kan verzoeken.
32      Dat doel bestaat er immers onder meer in te verzekeren dat de duur van een inreisverbod niet meer dan vijf jaar bedraagt, tenzij de betrokken persoon een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.
33      Zelfs indien de betrokken onderdaan van een derde land volgens het nationale recht in kennis moet worden gesteld van de mogelijkheid om een beperking van de duur van het hem opgelegde inreisverbod aan te vragen en dat de nationale bevoegde autoriteiten deze informatieverplichting steeds nakomen, zoals de Duitse regering met betrekking tot haar nationale regeling aanvoert, is het niet zeker dat deze onderdaan daadwerkelijk een dergelijk verzoek zal indienen. Indien geen dergelijk verzoek wordt ingediend, kan niet worden geoordeeld dat het doel van artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115 is bereikt.
34      Gelet op een en ander dient op de derde vraag te worden geantwoord dat artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115 aldus moet worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale bepaling, zoals § 11, lid 1, van het Aufenthaltsgesetz, die voor de toekenning van de beperking van de duur van een inreisverbod vereist dat de betrokken onderdaan van een derde land een aanvraag indient om een dergelijke beperking te verkrijgen.
 Eerste en tweede vraag
35      Met zijn eerste en tweede vraag, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115 aldus moet worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een inbreuk op een verbod om het grondgebied van een lidstaat binnen te komen en aldaar te verblijven, welk verbod is opgelegd meer dan vijf jaar vóór de datum waarop de betrokken onderdaan van een derde land die lidstaat opnieuw is binnengekomen of waarop de nationale regeling tot omzetting van deze richtlijn in werking is getreden, tot een strafrechtelijke sanctie leidt.
36      Het Hof heeft in dit verband reeds geoordeeld dat, hoewel noch artikel 63, eerste alinea, punt 3, sub b, EG, welke bepaling is overgenomen in artikel 79, lid 2, sub c, VWEU, noch de met name op basis van de eerste van deze twee bepalingen vastgestelde richtlijn 2008/115 de strafrechtelijke bevoegdheid van de lidstaten op het gebied van illegale immigratie en illegaal verblijf uitsluiten, de lidstaten hun wetgeving op dat gebied zodanig moeten inrichten dat de eerbiediging van het Unierecht wordt gewaarborgd. Inzonderheid mogen die staten geen strafregeling toepassen die de verwezenlijking van de met deze richtlijn nagestreefde doelstellingen in gevaar kan brengen en die dus het nuttig effect aan die richtlijn kan ontnemen (zie arresten van 28 april 2011, El Dridi, C‑61/11 PPU, Jurispr. blz. I‑3015, punten 54 en 55, en 6 december 2011, Achughbabian, C‑329/11, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 33).
37      Bijgevolg kan een lidstaat een inbreuk op een onder richtlijn 2008/115 vallend inreisverbod niet strafrechtelijk bestraffen wanneer de handhaving van de gevolgen van dat verbod niet strookt met artikel 11, lid 2, van deze richtlijn.
38      Gelet op de omstandigheden van de hoofdgedingen moet dus worden onderzocht of artikel 11, lid 2, eraan in de weg staat dat de gevolgen van een inreisverbod voor onbepaalde tijd dat is opgelegd vóór de datum waarop de betrokken lidstaat richtlijn 2008/115 had moeten omzetten, langer worden gehandhaafd dan de in deze bepaling vastgestelde maximale duur van een dergelijk verbod, die in beginsel vijf jaar bedraagt.
39      Dienaangaande moet om te beginnen worden opgemerkt dat voormelde richtlijn geen overgangsregeling bevat voor besluiten houdende een inreisverbod die zijn vastgesteld voordat de richtlijn van toepassing is geworden.
40      Het is evenwel vaste rechtspraak van het Hof dat een nieuwe regeling, voor zover niet anders is bepaald, onmiddellijk van toepassing is op de toekomstige gevolgen van een onder de oude regeling ontstane situatie (zie arresten van 29 januari 2002, Pokrzeptowicz-Meyer, C‑162/00, Jurispr. blz. I‑1049, punt 50; 10 juni 2010, Bruno e.a., C‑395/08 en C‑396/08, Jurispr. blz. I‑5119, punt 53, en 1 maart 2012, O’Brien, C‑393/10, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 25).
41      Richtlijn 2008/115 is dus van toepassing op de gevolgen van besluiten houdende een inreisverbod die zijn vastgesteld op grond van nationale regels die van kracht waren vóór de datum waarop de richtlijn in de betrokken lidstaat van toepassing is geworden, voor zover deze gevolgen zich na deze datum voordoen (zie naar analogie arrest van 30 november 2009, Kadzoev, C‑357/09 PPU, Jurispr. blz. I‑11189, punt 38).
42      Om vast te stellen of de handhaving van de gevolgen van dergelijke besluiten in overeenstemming is met artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115, inzonderheid betreffende de maximale duur van een inreisverbod die volgens deze bepaling in principe niet meer dan vijf jaar kan bedragen, moet dus eveneens rekening worden gehouden met het tijdvak waarin dit verbod van kracht was vóórdat richtlijn 2008/115 van toepassing is geworden (zie naar analogie reeds aangehaalde arresten Kadzoev, punt 36, en Bruno e.a., punt 55).
43      Indien dat tijdvak niet in aanmerking zou worden genomen, zou immers afbreuk worden gedaan aan het door artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115 nagestreefde doel dat erin bestaat, zoals in punt 32 van het onderhavige arrest is aangegeven, te verzekeren dat de duur van een inreisverbod niet meer dan vijf jaar bedraagt, afgezien van de in de tweede volzin van deze bepaling vermelde gevallen (zie naar analogie arrest Kadzoev, reeds aangehaald, punt 37).
44      Hieruit volgt dat artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115 eraan in de weg staat dat de gevolgen van inreisverboden voor onbepaalde tijd die zijn opgelegd vóór de datum waarop richtlijn 2008/115 van toepassing is geworden, zoals die in het hoofdgeding, langer worden gehandhaafd dan de in deze bepaling vastgestelde maximale duur, tenzij deze inreisverboden zijn uitgevaardigd tegen onderdanen van derde landen die een ernstige bedreiging vormen voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.
45      Bijgevolg dient op de eerste en de tweede vraag te worden geantwoord dat artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115 aldus moet worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een inbreuk op een verbod om het grondgebied van een lidstaat binnen te komen en aldaar te verblijven, welk verbod is opgelegd meer dan vijf jaar vóór ofwel de datum waarop de betrokken onderdaan van een derde land opnieuw die lidstaat is binnengekomen, ofwel de datum waarop de nationale regeling tot omzetting van deze richtlijn in werking is getreden, tot een strafrechtelijke sanctie leidt, tenzij deze onderdaan een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.
 Vierde vraag
46      Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of richtlijn 2008/115 aldus moet worden uitgelegd dat deze richtlijn eraan in de weg staat dat een lidstaat bepaalt dat een uitzettings- of verwijderingsmaatregel die minstens vijf jaar voorafgaat aan het tijdvak tussen de datum waarop die richtlijn had moeten zijn omgezet en de datum waarop deze daadwerkelijk is omgezet, later opnieuw als basis kan dienen voor strafvervolgingen, wanneer voornoemde maatregel op een strafrechtelijke sanctie in de zin van artikel 2, lid 2, sub b, van de richtlijn was gebaseerd.
 Ontvankelijkheid
47      Volgens de Duitse regering is de vierde vraag niet-ontvankelijk daar deze vraag niet hoeft te worden beantwoord om het hoofdgeding te kunnen beslechten ten aanzien van Osmani. Zij benadrukt dat Osmani’s binnenkomst in Duitsland, die tot de in het hoofdgeding aan de orde zijnde strafvervolgingen heeft geleid, niet heeft plaatsgevonden in het tijdvak tussen de datum waarop richtlijn 2008/115 had moeten zijn omgezet en de datum waarop deze daadwerkelijk is omgezet, maar ná laatstgenoemde datum. De vraag of de uitzondering van artikel 2, lid 2, sub b, van deze richtlijn in die periode effecten kon sorteren, is volgens de Duitse regering dan ook niet van belang.
48      In dit verband kan worden volstaan met de vaststelling dat de vierde vraag niet de eventuele gevolgen van die uitzondering tijdens het in het vorige punt vermelde tijdvak betreft, maar wel de vraag welke invloed dat tijdvak heeft op de mogelijkheid voor een lidstaat om zich op een dergelijke uitzondering te beroepen nadat de nationale regeling tot omzetting van de richtlijn in werking is getreden. Deze vraag lijkt relevant ter afdoening van de zaak betreffende Osmani.
49      Derhalve is de door de verwijzende rechter gestelde vierde vraag ontvankelijk.
 Ten gronde
50      In herinnering moet worden geroepen dat de lidstaten op grond van artikel 2, lid 2, sub b, van richtlijn 2008/115 kunnen besluiten deze richtlijn niet toe te passen op onderdanen van derde landen die met name verplicht zijn tot terugkeer als strafrechtelijke sanctie of als gevolg van een strafrechtelijke sanctie overeenkomstig de nationale wetgeving (zie in die zin reeds aangehaalde arresten El Dridi, punt 49, en Achughbabian, punt 41).
51      Dienaangaande moet worden opgemerkt dat de verwijzende rechter er niet aan twijfelt dat Osmani binnen de werkingssfeer ratione personae van die bepaling valt. Uit de verwijzingsbeslissing blijkt namelijk dat Osmani in 1999 voor onbepaalde tijd is uitgezet op grond van de vreemdelingenwet die in een dergelijke maatregel voorziet voor vreemdelingen die de Duitse wet op de verdovende middelen overtreden. Voorts werd in 2004 een verwijderingsmaatregel voor onbepaalde tijd uitgevaardigd tegen Osmani, die toen een gevangenisstraf uitzat na zijn veroordeling wegens handel in verdovende middelen.
52      Vastgesteld moet worden dat het feit dat een lidstaat uiterlijk bij het verstrijken van de termijn voor omzetting van richtlijn 2008/115 van de bij artikel 2, lid 2, sub b, van deze richtlijn geboden mogelijkheid gebruikmaakt, ertoe leidt dat de daarin genoemde onderdanen van derde landen op geen enkel ogenblik onder deze richtlijn vallen.
53      Voor zover een lidstaat na het verstrijken van die omzettingstermijn daarentegen nog geen gebruik heeft gemaakt van deze mogelijkheid, met name omdat hij richtlijn 2008/115 nog niet in zijn nationaal recht heeft omgezet, kan deze lidstaat niet aanvoeren dat hij krachtens artikel 2, lid 2, sub b, de werkingssfeer ratione personae van deze richtlijn kan beperken ten aanzien van personen jegens wie de richtlijn reeds effecten sorteerde.
54      In deze omstandigheden kan een beperking van de werkingssfeer ratione personae van richtlijn 2008/115 op grond van artikel 2, lid 2, sub b, van deze richtlijn, ingeval die beperking pas na het verstrijken van de termijn voor omzetting van die richtlijn is vastgesteld, evenmin worden tegengeworpen aan een persoon zoals Osmani, tegen wie op 30 juni 2004 een verwijderingsmaatregel is genomen en die deze lidstaat is binnengekomen na de inwerkingtreding van de nationale regels die gebruikmaken van de mogelijkheid waarin die bepaling voorziet.
55      Indien aan iemand zoals Osmani, die zich reeds rechtstreeks op de betrokken bepalingen van richtlijn 2008/115 kon beroepen, gebruikmaking van de bij artikel 2, lid 2, sub b, van richtlijn 2008/115 geboden mogelijkheid zou kunnen worden tegengeworpen, zou dit een verslechtering van zijn situatie meebrengen.
56      Gelet op een en ander dient op de vierde vraag te worden geantwoord dat richtlijn 2008/115 aldus moet worden uitgelegd dat deze eraan in de weg staat dat een lidstaat bepaalt dat een uitzettings- of verwijderingsmaatregel die minstens vijf jaar voorafgaat aan het tijdvak tussen de datum waarop deze richtlijn had moeten zijn omgezet en de datum waarop deze omzetting daadwerkelijk is verricht, later opnieuw als basis kan dienen voor strafvervolgingen, wanneer voornoemde maatregel was gebaseerd op een strafrechtelijke sanctie in de zin van artikel 2, lid 2, sub b, van de richtlijn en die lidstaat heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid waarin deze bepaling voorziet.
 Kosten
57      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:
1)      Artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven, moet aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan een nationale bepaling, zoals § 11, lid 1, van het Gesetz über den Aufenthalt, die Erwerbstätigkeit und die Integration von Ausländern im Bundesgebiet (wet op het verblijf, de beroepswerkzaamheden en de integratie van vreemdelingen op het grondgebied van de Bondsrepubliek), die voor de toekenning van de beperking van de duur van een inreisverbod vereist dat de betrokken onderdaan van een derde land een aanvraag indient om een dergelijke beperking te verkrijgen.
2)      Artikel 11, lid 2, van richtlijn 2008/115 moet aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat een inbreuk op een verbod om het grondgebied van een lidstaat binnen te komen en aldaar te verblijven, welk verbod is opgelegd meer dan vijf jaar vóór ofwel de datum waarop de betrokken onderdaan van een derde land opnieuw die lidstaat is binnengekomen, ofwel de datum waarop de nationale regeling tot omzetting van deze richtlijn in werking is getreden, tot een strafrechtelijke sanctie leidt, tenzij deze onderdaan een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.
3)      Richtlijn 2008/115 moet aldus worden uitgelegd dat deze eraan in de weg staat dat een lidstaat bepaalt dat een uitzettings- of verwijderingsmaatregel die minstens vijf jaar voorafgaat aan het tijdvak tussen de datum waarop deze richtlijn had moeten zijn omgezet en de datum waarop deze omzetting daadwerkelijk is verricht, later opnieuw als basis kan dienen voor strafvervolgingen, wanneer voornoemde maatregel was gebaseerd op een strafrechtelijke sanctie in de zin van artikel 2, lid 2, sub b, van de richtlijn en die lidstaat heeft gebruikgemaakt van de mogelijkheid waarin deze bepaling voorziet."

http://curia.europa.eu/juris/document/document.jsf?text=&docid=141782&pageIndex=0&doclang=nl&mode=req&dir=&occ=first&part=1&cid=664995

Ingestuurd door Piet Hein Hillen advocaat te Tilburg http://www.ind-advocaat.nl/en/

In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...