11 december 2012

Uitspraak Raad van State over genaturaliseerde Portugees en Richtlijn 2004/38

LJN: BY5575, Raad van State , 201108991/1/V1
Datum uitspraak: 03-12-2012
Datum publicatie: 10-12-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep


3. In de eerste grief klaagt de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich in het besluit van 25 februari 2011 terecht op het standpunt heeft gesteld dat zij vanwege haar relatie met [naam] (hierna: referent) geen rechten kan ontlenen aan de richtlijn, nu zij, gezien voormeld beleid, niet heeft aangetoond dat de familierechtelijke relatie met referent tot stand is gekomen voordat hij werd genaturaliseerd tot Nederlander en dat zij hem heeft vergezeld of zich bij hem heeft gevoegd voordat hij werd genaturaliseerd tot Nederlander. Hiertoe voert de vreemdeling aan dat de rechtbank, gezien onder meer het arrest van het Hof van Justitie (hierna: het Hof) van 2 oktober 2003, C-148/02, Garcia Avello, (www.curia.europa.eu), ten onrechte het moment dat referent is genaturaliseerd als peilmoment heeft genomen in plaats van te toetsen aan de richtlijn en daarmee heeft miskend dat voormeld beleid niet van toepassing is op genaturaliseerde gemeenschapsonderdanen die hun oorspronkelijke nationaliteit hebben behouden.
3.1. Referent bezat ten tijde van zijn komst naar Nederland de Portugese nationaliteit. In Nederland heeft hij vervolgens tevens de Nederlandse nationaliteit verkregen.
3.2. In het arrest van het Hof van 5 mei 2011, C-434/09, McCarthy (www.curia.europa.eu) heeft het Hof onder punt 43 overwogen dat artikel 3, eerste lid, van de richtlijn aldus moet worden uitgelegd dat deze richtlijn niet van toepassing is op een burger van de Unie die zijn recht van vrij verkeer nooit heeft uitgeoefend, die altijd heeft verbleven in een lidstaat waarvan hij de nationaliteit bezit en die ook de nationaliteit van een andere lidstaat bezit.
Anders dan in de zaak waarop voormeld arrest ziet, heeft referent wel zijn recht van vrij verkeer uitgeoefend. Gegeven de Portugese nationaliteit van referent is hij mitsdien hier te lande aan te merken als begunstigde in de zin van artikel 3, eerste lid, van de richtlijn.
Voormeld beleid veronderstelt dat het bezitten van de Nederlandse nationaliteit kan afdoen aan de rechten die referent aan zijn hoedanigheid van burger van een andere lidstaat aan het Unierecht ontleent. Voor die veronderstelling bestaat, gelet op de jurisprudentie van het Hof, geen grond (zie onder meer het arrest van 7 juli 1992, C-369/90, Micheletti, punten 10 en 11, voormeld arrest van 2 oktober 2003, punt 28, en – in het kader van het besluit nr. 1/80 van de Associatieraad EEG-Turkije van 19 september 1980 betreffende de ontwikkeling van de Associatie – het arrest van 29 maart 2012 in gevoegde zaken C-7/10 en C-9/10, Kahveci en Inan, punt 41; www.curia.europa.eu).
3.3. Gezien het vorenstaande heeft de rechtbank niet onderkend dat de staatssecretaris voormeld beleid in dit geval wegens strijd met het Unierecht buiten toepassing had moeten laten. De grief slaagt.

Bron: rectspraak.nl





Law Blogs
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.



Bookmark and Share

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...