Datum uitspraak: 22-06-2012
Datum publicatie: 26-07-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak
Inhoudsindicatie: Beroep op Ruiz Zambrano terecht niet beoordeeld in een aanvraag om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000 Verweerder heeft terecht bij de onderhavige aanvraag om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000 het beroep van eiseres op het arrest Zambrano niet beoordeeld. Niet in geschil is dat eiseres niet voldoet aan de letterlijke tekst van artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000 in samenhang met artikel 1, onder e, sub 2 van de Vw 2000. Eiseres valt evenmin onder de strekking van artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000. Artikel 9 van de Vw 2000 is bedoeld voor situaties waarin de vreemdeling een recht op verblijf heeft dat rechtstreeks wordt toegekend door het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) of, al naar het geval, door de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen. In die situatie mag het recht op verblijf immers niet afhankelijk worden gesteld van de afgifte van een verblijfsvergunning (zie o.m. arrest Jean Noël Royer van het HvJ van 8 april 1976, zaak 48-75, LJN: AC0291). Bij een situatie als bedoeld in het arrest Zambrano is geen sprake van een verblijfsrecht dat rechtstreeks wordt toegekend door het VWEU of de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen.
--------------------
6.1 De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op de strekking van artikel 9 van de Vw 2000, is het bedoeld voor situaties waarin de vreemdeling een recht op verblijf heeft dat rechtstreeks wordt toegekend door het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) of, al naar het geval, door de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen. In die situatie mag het recht op verblijf immers niet afhankelijk worden gesteld van de afgifte van een verblijfsvergunning. Zie onder meer rechtsoverweging 31 tot en met 33 van het arrest Jean Noël Royer van het HvJ van 8 april 1976, zaak 48-75, LJN: AC0291.
6.2 Aan de orde is daarom de vraag of in een situatie als bedoeld in de arresten van het HvJ Ruiz Zambrano en Dereci van 15 november 2011 (LJN: BU5953) sprake is van een verblijfsrecht dat rechtstreeks wordt toegekend door het VWEU of de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen.
6.3 De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
Het HvJ heeft in het arrest Zambrano het volgende overwogen:
“Artikel 20 VWEU moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een lidstaat aan een staatsburger van een derde staat, die zijn kinderen van jonge leeftijd, burgers van de Unie, ten laste heeft, het recht van verblijf ontzegt in de lidstaat waar deze kinderen verblijven en waarvan zij de nationaliteit bezitten, en hem bovendien een arbeidsvergunning weigert, aangezien dergelijke beslissingen de betrokken kinderen het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten ontzeggen.”
6.4 De rechtbank wijst in dit verband op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 7 maart 2012 (LJN: BV8623), waarin de Afdeling, onder verwijzing naar overwegingen in de arresten Ruiz Zambrano en Dereci, het volgende heeft overwogen:
“2.3.5. Uit de overwegingen van het Hof in het arrest Dereci, waarin een nadere uitleg wordt gegeven van het arrest Ruiz Zambrano, is af te leiden dat bij de beantwoording van de vraag of een burger van de Unie die gezinsleven uitoefent met een burger van een derde land, zijn uit artikel 20 van het VWEU voortvloeiende recht om op het grondgebied van de Unie te verblijven wordt ontzegd, slechts beperkte betekenis toekomt aan het recht op bescherming van het gezinsleven. Zoals volgt uit punt 68 van het arrest Dereci, wordt dit recht niet als zodanig door artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) beschermd, maar door andere internationaal-, Unie-, en nationaalrechtelijke regelingen en bepalingen, zoals artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest), Unierechtelijke verblijfsrichtlijnen en artikel 15 van de Vw 2000.
Bij de beantwoording van genoemde vraag is onder meer de wens van gezinsleden om als gezin in Nederland of in de Unie te verblijven dus eveneens van beperkt belang. De situatie dat de burger van de Unie zijn recht om op het grondgebied van de Unie te verblijven wordt ontzegd, doet zich slechts voor als de burger van de Unie zodanig afhankelijk is van de burger van een derde land, dat hij als gevolg van de besluitvorming van de minister geen andere keus heeft dan met de burger van het derde land buiten de Unie te verblijven.”
6.5 De rechtbank is, mede gelet op de hiervoor weergegeven overweging van de Afdeling, van oordeel dat uit het arrest inzake Ruiz Zambrano niet kan worden afgeleid dat artikel 20 van het VWEU aan een staatsburger van een derde staat, die zijn kinderen van jonge leeftijd, burgers van de Unie, ten laste heeft, een rechtstreeks verblijfsrecht toekent. In het arrest Zambrano is slechts overwogen dat artikel 20 VWEU zich er in dat geval tegen verzette de ouders van die kinderen een verblijfsrecht te ontzeggen (cursivering rechtbank).
Gelet op de strekking van artikel 9 van de Vw 2000, zoals hiervoor vermeld onder 6.1, dwingt het recht op verblijf van de staatsburger van een derde staat bij zijn kind zoals bedoeld in het arrest Zambrano, verweerder daarom niet tot afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000.
6.6 Verweerder heeft daarom terecht bij de onderhavige aanvraag om afgifte van een document als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Vw 2000 het beroep van eiseres op het arrest inzake Ruiz Zambrano niet beoordeeld. Eiseres kan hiervoor een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd indienen. De rechtbank ziet zich in haar oordeel nog gesteund door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 maart 2012 (201113498/1/V4, www.raadvanstate.nl), waarin een uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 1 december 2011 (AWB 11/15741) ongemotiveerd is bevestigd. De rechtbank volgt in die uitspraak verweerder in het standpunt dat een beroep op het arrest inzake Ruiz Zambrano niet aan de orde kan komen in de procedure over een artikel 9-document nu aan eiser geen artikel 9-document kan worden afgegeven als dat beroep zou slagen. Tegen deze overweging was een grief naar voren gebracht.
De beroepsgrond faalt.
7.1 Eiseres voert aan dat verweerder, door haar beroep op het arrest inzake Ruiz Zambrano niet in de onderhavige procedure te beoordelen, in strijd handelt met artikel 18 van het VWEU, omdat hij haar dan anders behandelt dan andere familieleden van Unieburgers.
7.2 Op grond van artikel 18 van het VWEU is elke discriminatie op grond van nationaliteit binnen de werkingssfeer van de Verdragen en onverminderd de bijzondere bepalingen verboden.
7.3 Zoals hierboven overwogen heeft eiseres, als haar beroep op het arrest inzake Ruiz Zambrano zou slagen, geen recht op verblijf dat rechtstreeks wordt toegekend door het VWEU of door de ter uitvoering daarvan vastgestelde bepalingen. Reeds daarom is er sprake van een andere situatie dan bij familieleden van Unieburgers die een verblijfsrecht ontlenen aan bijvoorbeeld de Verblijfsrichtlijn. Daarom mag verweerder onderscheid maken in de desbetreffende procedures en bestaat er geen strijd met artikel 18 van het VWEU.
8. Ten aanzien van het beroep van eiseres op de artikelen 7 en 24 van het Handvest, overweegt de rechtbank als volgt. Gelet op artikel 51, eerste en tweede lid, van het Handvest, zijn de bepalingen van het Handvest uitsluitend gericht tot de lidstaten wanneer zij het recht van de Unie ten uitvoer brengen. Het Handvest breidt het toepassingsgebied van het recht van de Unie niet verder uit dan tot waar de bevoegdheden van de Unie reiken, het schept geen verdere bevoegdheden of taken voor de Unie, noch wijzigt het de in de Verdragen omschreven bevoegdheden en taken. Omdat in een andere procedure beoordeeld dient te worden of het beroep van eiseres op het arrest inzake Ruiz Zambrano slaagt en daarom niet duidelijk is of de staat het recht van de Unie ten uitvoer brengt, dient het beroep van eiseres op de artikelen 7 en 24 van het Handvest eveneens in die procedure aan de orde te komen.
9. Eiseres betoogt ten slotte dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM en artikel 3 van het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (IVRK). De rechtbank overweegt dat aan eiseres geen document als bedoeld in artikel 9 van de Vw 2000 kan worden afgegeven op grond van artikel 8 van het EVRM dan wel artikel 3 van het IVRK. Indien eiseres een verblijfsvergunning wenst om het gezinsleven met haar dochter te kunnen uitoefenen, dient zij een daartoe strekkende aanvraag in te dienen. De beroepsgrond faalt.
10. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Bron: rechtspraak.nl
Met dank aan Sanne Fernhout voor het insturen
Law blog
Tweet
1 opmerking:
Er zijn uitspraken van andere rechtbanken waarin precies het tegenovergestelde wordet gezegd
bv. LJN: BX4413, LJN: BX2784 en LJN: BX0174.
Het is ook een heel flauw beleid van de IND om Zabranoaanvragen die op basis van het EGrecht zijn ingediend af te wijzen zonder inhoudelijke toetsing, alleen maar omdat ze meer leges willen vangen. Dit terwijl mensen die een dergelijke aanvraag doen de leges vaak helemaal niet kunnen ophoesten.
Een reactie posten