LJN: BX5045, Raad van State , 201200546/1/V4
Datum uitspraak: 27-07-2012
Datum publicatie: 20-08-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: -
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
2.3.2. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 december 2011 in zaak nr. 201108418/1/V4; www.raadvanstate.nl) dient een vrijheidsontnemende maatregel als bedoeld in artikel 6 van de Vw 2000 mede ter voorbereiding van de terugkeer en/of de uitvoering van de verwijderingsprocedure en niet louter ter verhindering van de binnenkomst van een vreemdeling op het grondgebied.
2.3.3. Uit de tekst van en de kopjes bij de in de Terugkeerrichtlijn opgenomen artikelen 7, 8 en 15 blijkt dat deze bepalingen onderscheidenlijk betrekking hebben op vrijwillig vertrek, verwijdering en bewaring. Verder blijkt dat artikel 15 is opgenomen in het hoofdstuk "Bewaring met het oog op verwijdering". Uit de artikelen 7, derde en vierde lid, 8, eerste, tweede en vierde lid en 15 eerste lid, van de Terugkeerrichtlijn, gelezen in onderlinge samenhang, volgt het volgende.
Onderdeel van een terugkeerbesluit is het opleggen of vaststellen van een terugkeerverplichting, waarbij in beginsel een termijn voor vrijwillig vertrek van zeven tot dertig dagen wordt vastgesteld. Binnen die termijn kan een vreemdeling vrijwillig aan de terugkeerverplichting voldoen. Indien een vreemdeling daaraan niet binnen de gestelde termijn voldoet, is de lidstaat (de minister) gehouden de nodige maatregelen te nemen om het terugkeerbesluit uit te voeren.
Indien binnen de termijn voor vrijwillig vertrek een van de risico's als bedoeld in artikel 7, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn ontstaat, is de minister evenwel bevoegd voor ommekomst van die termijn zelf de nodige maatregelen ter uitvoering van het terugkeerbesluit te treffen.
De minister legt de terugkeerverplichting ten uitvoer door de vreemdeling fysiek te verwijderen. In het kader van de verwijdering kan de minister van dwangmaatregelen, zoals bewaring, gebruik maken. Gedurende de termijn voor vrijwillig vertrek, die aan een eventuele verwijdering voorafgaat, kunnen aan de vreemdeling, gelet op het bepaalde in artikel 7, derde lid, van de Terugkeerrichtlijn wel bepaalde verplichtingen worden opgelegd, maar kan nog geen gebruik worden gemaakt van dwangmaatregelen, zoals bewaring. Uit het systeem van de Terugkeerrichtlijn volgt derhalve dat, behoudens de situatie bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn, de minister pas na het verstrijken van de termijn voor vrijwillig vertrek de vreemdeling kan verwijderen, zo nodig met gebruikmaking van dwangmaatregelen.
Steun voor deze uitleg van de Terugkeerrichtlijn bieden de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) van
28 april 2011, C-61/11 PPU, El Dridi, punten 34 tot en met 41, en van 6 december 2011, C-329/11, Achughbabian, punten 35 en 36 (www.curia.europa.eu). In de punten 34 en 41 van het arrest El Dridi, bezien in onderlinge samenhang, heeft het Hof overwogen dat de Terugkeerrichtlijn de procedure vastlegt die de lidstaat dient toe te passen en ook de volgorde bepaalt van de verschillende stappen die de terugkeerprocedure achtereenvolgens omvat. De volgorde van die stappen stemt overeen met een trapsgewijze verzwaring van de voor de tenuitvoerlegging van het terugkeerbesluit te nemen maatregelen.
Het Hof heeft in punt 36 van het arrest El Dridi overwogen dat in het kader van de eerste stap in de terugkeerprocedure voorrang moet worden gegeven aan vrijwillige nakoming van de terugkeerverplichting. In de punten 35 van het arrest Achughbabian en 38 van het arrest El Dridi heeft het Hof overwogen dat indien van een termijn voor vrijwillig vertrek is afgezien dan wel niet binnen de termijn voor vrijwillig vertrek aan de terugkeerverplichting is voldaan, uit artikel 8, eerste en vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn volgt dat de lidstaat verplicht is om de nodige maatregelen te nemen voor de verwijdering, te weten de fysieke verwijdering, van de betrokkene uit die lidstaat. Verder heeft het Hof in punt 36 van het arrest Achughbabian overwogen dat de woorden "maatregelen" en "dwangmaatregelen" in artikel 8, eerste en vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn verwijzen naar elk optreden van de lidstaat dat op doeltreffende en evenredige wijze tot de terugkeer van de betrokkene leidt en dat artikel 15 van de Terugkeerrichtlijn bepaalt dat de bewaring van de betrokkene uitsluitend is toegestaan om de verwijdering voor te bereiden en mogelijk te maken.
De rechtbank heeft, gelet op de systematiek van de Terugkeerrichtlijn, nadat de voorzieningenrechter zelf voorziend een termijn voor vrijwillig vertrek heeft vastgesteld, ten onrechte nagelaten de vrijheidsontnemende maatregel op te heffen.
De eerste grief slaagt.
2.3.4. De omstandigheid dat de toegepaste vrijheidsontnemende maatregel mede diende ter verhindering van de binnenkomst van de vreemdeling op het grondgebied, maakt het vorenstaande niet anders. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat in de systematiek van de Terugkeerrichtlijn een lidstaat van het toekennen van een termijn voor vrijwillig vertrek kan afzien, indien is voldaan aan het bepaalde in artikel 7, vierde lid, van de Terugkeerrichtlijn.
2.4. Het hoger beroep is kennelijk gegrond. De tweede grief behoeft geen bespreking. De uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover aangevallen. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gelet op het vorenstaande, het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 13 december 2011 alsnog gegrond verklaren. Nu de vrijheidsontnemende maatregel reeds is opgeheven, kan een daartoe strekkend bevel achterwege blijven. Aan de vreemdeling wordt met toepassing van artikel 106, eerste lid, van de Vw 2000 na te melden vergoeding toegekend over de periode van 22 december 2011 tot
10 april 2012, de dag waarop de vrijheidsontnemende maatregel is opgeheven.
2.5. De minister dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Bron: rechtspraak.nl
Law blog
Tweet
Geen opmerkingen:
Een reactie posten