Volgens de Raad van State mogen ook asielzoekers soms al worden gepresenteerd bij hun ambassade om aan een lp te komen (uitspraak)
LJN: BM2316, Raad van State , 201002083/1/V3 Print uitspraak
Datum uitspraak: 19-04-2010
Datum publicatie: 26-04-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / asielaanvraag / aanvragen laissez passer en presentatie bij Eritrese autoriteiten
De vreemdeling heeft in beroep betoogd dat de minister in strijd met het in paragraaf A4/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000) neergelegde beleid heeft gehandeld door een laissez passer-aanvraag te versturen naar de Eritrese autoriteiten en een daarop volgende presentatie te plannen bij voornoemde autoriteiten, terwijl zijn asielprocedure nog loopt. Volgens paragraaf A4/4.1 van de Vc 2000, voor zover thans van belang, dient het aanvragen van een (vervangend) reisdocument, alsook de presentatie (in persoon) van de vreemdeling bij de autoriteiten van het (vermoedelijke) land van herkomst, indien het om een asielzoeker gaat, in beginsel pas te geschieden na een uitspraak van de rechter in beroep, of, wanneer het indienen van een rechtsmiddel geen opschortende werking heeft (hoger beroep), tot het moment waarop de rechter heeft geoordeeld over het eventuele verzoek op een voorlopige voorziening. Een uitzondering hierop vormt de situatie waarin sprake is van een vrijheidsontnemende maatregel en het verkrijgen van een (vervangend) reisdocument veel tijd in beslag neemt. In dat geval kan de Dienst Terugkeer en Vertrek, ook indien de rechter nog niet heeft beslist op een door een asielzoeker ingediend verzoek om een voorlopige voorziening en/of ingesteld beroep, zich voor het aanvragen van een (vervangend) reisdocument wenden tot de autoriteiten van het (vermoedelijke) land van herkomst. Eventueel kan ook in andere (bijzondere) gevallen worden overgegaan tot vroegtijdige presentatie van de vreemdeling bij de autoriteiten van het (vermoedelijke) land van herkomst. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om afgewezen asielzoekers afkomstig uit een land waarvan bekend is dat het verkrijgen van (vervangende) reisdocumenten lange tijd in beslag neemt en sprake is van openbare-ordeaspecten. De vreemdeling is op 28 januari 2010 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Aan deze maatregel is ten grondslag gelegd dat hij niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000, ongewenst is verklaard, geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, veroordeeld is ter zake van een misdrijf en zich bedient van één of meer aliassen. Nu aan de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd en zijn opvolgende asielaanvraag ten tijde van het verzenden van de aanvraag om verlening van een laissez passer reeds was afgewezen, bestaat – mede gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd – anders dan de vreemdeling betoogt geen grond voor het oordeel dat de minister zich gelet op het in paragraaf A4/4.1 van de Vc 2000 geformuleerde beleid niet had mogen wenden tot de Eritrese autoriteiten voor het aanvragen van een laissez passer en het plannen van een presentatie.
Bron: rechtspraak.nl
Tja en de pennenlikkers kunnen zich blijkbaar niet het geval voorstellen dat iemand dan alsnog wel asiel krijgt maar de autoriteiten weten waar hij dan zit en hij koud kan worden gemaakt of zijn familie onder druk kan worden gezet.
Datum uitspraak: 19-04-2010
Datum publicatie: 26-04-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring / asielaanvraag / aanvragen laissez passer en presentatie bij Eritrese autoriteiten
De vreemdeling heeft in beroep betoogd dat de minister in strijd met het in paragraaf A4/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000) neergelegde beleid heeft gehandeld door een laissez passer-aanvraag te versturen naar de Eritrese autoriteiten en een daarop volgende presentatie te plannen bij voornoemde autoriteiten, terwijl zijn asielprocedure nog loopt. Volgens paragraaf A4/4.1 van de Vc 2000, voor zover thans van belang, dient het aanvragen van een (vervangend) reisdocument, alsook de presentatie (in persoon) van de vreemdeling bij de autoriteiten van het (vermoedelijke) land van herkomst, indien het om een asielzoeker gaat, in beginsel pas te geschieden na een uitspraak van de rechter in beroep, of, wanneer het indienen van een rechtsmiddel geen opschortende werking heeft (hoger beroep), tot het moment waarop de rechter heeft geoordeeld over het eventuele verzoek op een voorlopige voorziening. Een uitzondering hierop vormt de situatie waarin sprake is van een vrijheidsontnemende maatregel en het verkrijgen van een (vervangend) reisdocument veel tijd in beslag neemt. In dat geval kan de Dienst Terugkeer en Vertrek, ook indien de rechter nog niet heeft beslist op een door een asielzoeker ingediend verzoek om een voorlopige voorziening en/of ingesteld beroep, zich voor het aanvragen van een (vervangend) reisdocument wenden tot de autoriteiten van het (vermoedelijke) land van herkomst. Eventueel kan ook in andere (bijzondere) gevallen worden overgegaan tot vroegtijdige presentatie van de vreemdeling bij de autoriteiten van het (vermoedelijke) land van herkomst. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om afgewezen asielzoekers afkomstig uit een land waarvan bekend is dat het verkrijgen van (vervangende) reisdocumenten lange tijd in beslag neemt en sprake is van openbare-ordeaspecten. De vreemdeling is op 28 januari 2010 op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Aan deze maatregel is ten grondslag gelegd dat hij niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vreemdelingenbesluit 2000, ongewenst is verklaard, geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, veroordeeld is ter zake van een misdrijf en zich bedient van één of meer aliassen. Nu aan de vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel is opgelegd en zijn opvolgende asielaanvraag ten tijde van het verzenden van de aanvraag om verlening van een laissez passer reeds was afgewezen, bestaat – mede gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd – anders dan de vreemdeling betoogt geen grond voor het oordeel dat de minister zich gelet op het in paragraaf A4/4.1 van de Vc 2000 geformuleerde beleid niet had mogen wenden tot de Eritrese autoriteiten voor het aanvragen van een laissez passer en het plannen van een presentatie.
Bron: rechtspraak.nl
Tja en de pennenlikkers kunnen zich blijkbaar niet het geval voorstellen dat iemand dan alsnog wel asiel krijgt maar de autoriteiten weten waar hij dan zit en hij koud kan worden gemaakt of zijn familie onder druk kan worden gezet.
Reacties