Verlengingsbesluit vreemdelingenbewaring Tibetaan vernietigd (uitspraak)
LJN: BY1283, Rechtbank 's-Gravenhage, 12/27811, 12/27812
Datum uitspraak: 19-09-2012
Datum publicatie: 25-10-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie:
Gebleken is dat eiser reeds bij aanvang van de inbewaringstelling een originele Chinese identiteitskaart heeft overgelegd. Voorts heeft eiser zijn medewerking verleend aan het invullen en ondertekenen van de aanvraag voor een (LP). Deze aanvraag is vervolgens op 12 april 2012 door de Chinese autoriteiten in behandeling genomen. Gelet hierop valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien welke gegevens eiser nog kan aandragen teneinde mee te werken aan zijn uitzetting. Verweerders stelling dat eiser niet in voldoende mate meewerkt omdat hij niet heeft getracht andere bescheiden te verkrijgen, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft in dit verband immers al eerder naar voren gebracht dat hem vanwege zijn bijzondere positie als Tibetaan geen documenten zullen worden afgegeven. Verweerder heeft hierop niet gereageerd. Verweerder heeft derhalve ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting. Verweerder heeft daarnaast in het verlengingsbesluit noch ter zitting een indicatie gegeven over het moment waarop de Chinese autoriteiten een vervangend reisdocument voor eiser zullen afgeven. Ook in dit verband kan van belang worden geacht de bijzondere positie van Tibetanen in China. Verweerder heeft daarover in dit kader evenmin een nader standpunt ingenomen. Dat de Chinese autoriteiten de LP nog niet hebben afgegeven, kan bij deze stand van zaken niet aan het verlengingsbesluit ten grondslag worden gelegd. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende gronden aanwezig waren om het verlengingsbesluit van 17 augustus 2012 te rechtvaardigen. Nu het verlengingsbesluit geen stand kan houden, is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen het voortduren van de bewaring op grond van het bepaalde in artikel 96, derde lid, Vw tevens gegrond moet worden verklaard.
Bron: rechtspraak.nl (voor hele uitspraak)
Law blog
Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Tweet
Datum uitspraak: 19-09-2012
Datum publicatie: 25-10-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie:
Gebleken is dat eiser reeds bij aanvang van de inbewaringstelling een originele Chinese identiteitskaart heeft overgelegd. Voorts heeft eiser zijn medewerking verleend aan het invullen en ondertekenen van de aanvraag voor een (LP). Deze aanvraag is vervolgens op 12 april 2012 door de Chinese autoriteiten in behandeling genomen. Gelet hierop valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien welke gegevens eiser nog kan aandragen teneinde mee te werken aan zijn uitzetting. Verweerders stelling dat eiser niet in voldoende mate meewerkt omdat hij niet heeft getracht andere bescheiden te verkrijgen, volgt de rechtbank niet. Eiser heeft in dit verband immers al eerder naar voren gebracht dat hem vanwege zijn bijzondere positie als Tibetaan geen documenten zullen worden afgegeven. Verweerder heeft hierop niet gereageerd. Verweerder heeft derhalve ten onrechte tegengeworpen dat eiser niet meewerkt aan zijn uitzetting. Verweerder heeft daarnaast in het verlengingsbesluit noch ter zitting een indicatie gegeven over het moment waarop de Chinese autoriteiten een vervangend reisdocument voor eiser zullen afgeven. Ook in dit verband kan van belang worden geacht de bijzondere positie van Tibetanen in China. Verweerder heeft daarover in dit kader evenmin een nader standpunt ingenomen. Dat de Chinese autoriteiten de LP nog niet hebben afgegeven, kan bij deze stand van zaken niet aan het verlengingsbesluit ten grondslag worden gelegd. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende gronden aanwezig waren om het verlengingsbesluit van 17 augustus 2012 te rechtvaardigen. Nu het verlengingsbesluit geen stand kan houden, is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen het voortduren van de bewaring op grond van het bepaalde in artikel 96, derde lid, Vw tevens gegrond moet worden verklaard.
Bron: rechtspraak.nl (voor hele uitspraak)
Law blog
Tweet
Reacties