Datum uitspraak: 23-02-2012
Datum publicatie: 07-03-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Vreemdelingenbewaring, terugkeerbesluit en inreisverbod voor vijf jaren. hulpofficier van jusititie was bevoegd om het inreisverbod op te leggen, want de situatie van artikel 66a, zevende lid, doet zich niet voor. Inreisverbod voldoende gemotiveerd, want onvoldoende bijzondere omstandigheden aangevoerd tijdens het gehoor.
Vindplaats(en): Rechtspraak.nl
(.......)
Ten aanzien van het inreisverbod (AWB 12/3551).
Op grond van artikel 66a, eerste lid, van de Vw 2000 kan verweerder een inreisverbod uitvaardigen tegen de vreemdeling, die geen gemeenschapsonderdaan is, op wie artikel 64 van de Vw 2000 niet van toepassing is en die Nederland:
a. onmiddellijk moet verlaten ingevolge artikel 62, tweede lid, of
b. niet uit eigen beweging binnen de daarvoor geldende termijn heeft verlaten, in welk laatste geval het inreisverbod slechts door middel van een zelfstandige beschikking wordt uitgevaardigd dan wel een beschikking die mede strekt tot wijziging van het reeds gegeven terugkeerbesluit.
Op grond van het tweede lid kan daarvan op grond van humanitaire of andere redenen worden afgezien.
Bij het bestreden besluit is door een hulpofficier van justitie namens verweerder een terugkeerbesluit genomen en een inreisverbod uitgevaardigd. Eiser stelt dat niet een hulpofficier van justitie, maar een ambtenaar van de IND bevoegd is om ten aanzien van eiser een inreisverbod uit te vaardigen. In artikel 6.5, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 is bepaald dat het inreisverbod kan worden uitgevaardigd door de ambtenaar van de IND of door de ambtenaar, bedoeld in artikel 47, eerste lid, onder a en b, van de Vw 2000 die tevens hulpofficier van justitie is. Dat is slechts anders wanneer aan het inreisverbod de rechtsgevolgen bedoeld in artikel 66a, zevende lid, van de Vw 2000 zijn verbonden. Dit artikellid waarborgt dat de rechtsgevolgen van het inreisverbod voor het rechtmatig verblijf gelijk zijn aan die van een ongewenstverklaring, reden waarom de gronden voor een ongewenstverklaring zijn overgenomen als voorwaarden (TK 20010-2011, 32420, nummer 9). De rechtbank stelt vast dat gelet op het door verweerder gevoerde beleid aan deze voorwaarden niet is voldaan. Eiser is immers niet is veroordeeld wegens het plegen van een misdrijf. Hieruit volgt dat de hulpofficier van justitie bevoegd was het inreisverbod uit te vaardigen.
Verweerder heeft aan het inreisverbod vrijwel dezelfde gronden ten grondslag gelegd als aan de maatregel van bewaring. Op grond van artikel 6.5a van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) bedraagt de duur van het inreisverbod ten hoogste vijf jaren wanneer de vreemdeling gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste reis- of identiteitspapieren dan wel reis- of identiteitspapieren heeft overgelegd die niet op hem betrekking hebben. Bij brief van 14 februari 2012 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat ernst van de aanleiding om tot het opleggen van een inreisverbod over te gaan, al in artikel 6.5a van het Vb 2000 is verdisconteerd. Daarom wordt, behoudens door de vreemdeling aangevoerde en nader onderbouwde bijzondere individuele omstandigheden, de maximale duur opgelegd zoals deze in de verschillende onderdelen van artikel 6.5a van het Vb genoemd staan. Voorafgaand aan de oplegging van het inreisverbod is eiser gehoord. Tijdens dit gehoor heeft hij geen bijzondere individuele belangen naar voren gebracht die leiden tot de conclusie dat de duur van het inreisverbod beperkt diende te worden. Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat aan de belangen van eiser geen zwaarder gewicht moet worden toegekend, omdat eiser al meerder terugkeerbesluiten heeft ontvangen, Nederland desondanks niet heeft verlaten en een vervalst document heeft gebruikt om de afgifte van een laissez passer door de Guinese autoriteiten te frustreren. Hiermee heeft verweerder gemotiveerd waarom niet is afgezien van een inreisverbod van vijf jaren.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de gronden van het inreisverbod en de ter zitting en de bij brief van 14 februari 2012 gegeven toelichting voldoende heeft gemotiveerd waarom aan eiser een inreisverbod is uitgevaardigd en waarom de duur van het inreisverbod vijf jaren bedraagt. Onder verwijzing naar hetgeen de rechtbank heeft overwogen met betrekking tot de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd, acht de rechtbank het uitgevaardigde inreisverbod niet disproportioneel. De psychische klachten die eiser heeft aangevoerd, zijn gezien de overgelegde medische gegevens beoordeeld door het BMA; recentere gegevens ontbreken. De recente medische gegevens van een longarts en een neuroloog wijzen niet op een verslechtering van de gezondheidstoestand, maar op al langer bestaande klachten.
Ten slotte heeft eiser verwezen naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 6 december 2011, inzake Achughbabian. De rechtbank ziet in dit arrest, waarin het Hof zich uitlaat over de strafbaarstelling van illegaal verblijf in relatie tot de Terugkeerrichtlijn, geen aanleiding om het inreisverbod onrechtmatig te achten.
Het beroep is ongegrond.
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten