15 maart 2012

Uitspraak over het niet afstand hoeven doen van nationaliteit in geval van leiden van financiële schade (Raad van State)

LJN: BV8803, Raad van State , 201106325/1/V6
Datum uitspraak: 14-03-2012
Datum publicatie: 14-03-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep

(...)
2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: de RWN) wordt het verzoek van een vreemdeling die voldoet aan de artikelen 7 en 8 niettemin afgewezen, indien de verzoeker die een andere nationaliteit bezit, niet het mogelijke heeft gedaan om die nationaliteit te verliezen dan wel niet bereid is om, na de totstandkoming van de naturalisatie, die nationaliteit te verliezen, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de Regeling verkrijging en verlies Nederlanderschap zal het doen van afstand als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de RWN, met inachtneming van artikel 9, derde lid, niet worden verlangd, indien de verzoeker aantoont dat hij door het doen van afstand zodanige vermogensrechtelijke rechten, waaronder erfrechtelijke aanspraken, die hij thans in het land van oorsprong bezit, zal verliezen dat hij daardoor een substantieel financieel nadeel zal lijden.

2.1.1. Volgens de Handleiding voor de toepassing van de RWN 2003 (hierna: de Handleiding) zijn niet alle verzoekers verplicht om afstand van hun oorspronkelijke nationaliteit(en) te doen. In artikel 9, derde lid, van de RWN, worden vijf uitzonderingen genoemd. Daarnaast zijn er nog andere vreemdelingen van wie redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat zij van hun oorspronkelijke nationaliteit(en) afstand doen. Het gaat daarbij om de volgende categorieën:

"(…)

5. de verzoeker die door het doen van afstand vermogensrechtelijke rechten zal verliezen, waardoor hij een substantieel financieel nadeel zal lijden.

(…).".

Allereerst dient de verzoeker die zich op voormelde uitzondering beroept, aan de hand van, indien nodig, gelegaliseerde (eventueel geverifieerde) en zonodig vertaalde documenten van de autoriteiten van het herkomstland (zo mogelijk met de desbetreffende wettelijke bepalingen) aan te tonen dat hij die rechten of eigendommen zal verliezen, aldus de Handleiding.

Voorts zal de verzoeker moeten bewijzen dat hij bepaalde rechten of bepaalde eigendommen heeft. Dit bewijs zal volgens de Handleiding kunnen worden geleverd aan de hand van verklaringen van de autoriteiten van het herkomstland (bij van overheidswege verstrekte uitkeringen en eigendom van onroerende zaken), aan de hand van een notariële akte (bij erfrechtelijke aanspraken) dan wel aan de hand van een rechterlijke uitspraak (bij bestaande aanspraken op alimentatie). Deze documenten zijn authentieke akten die, indien nodig, gelegaliseerd (eventueel geverifieerd) en vertaald dienen te worden. Bij verklaringen van autoriteiten uit het herkomstland moeten de documenten zijn afgegeven door een bevoegde overheidsinstantie die over het bestaan van dat recht kan oordelen, aldus de Handleiding.

De verzoeker dient volgens de Handleiding voorts aan te tonen wat de huidige waarde is van die rechten of eigendommen. Dit is mogelijk aan de hand van de hierboven vermelde bewijsstukken.

Verder dient de verzoeker volgens de Handleiding aan te tonen dat hij als gevolg van het verlies van de rechten of eigendommen financieel nadeel lijdt. De verzoeker die eigenaar is van een onroerende zaak in het herkomstland en die de eigendom zal verliezen door het doen van afstand, lijdt geen financieel nadeel indien hij die onroerende zaak voordien op eenvoudige wijze te gelde kan maken en de opbrengst kan laten overboeken naar Nederland. Hetzelfde geldt voor reeds opgebouwde rechten op een overheidsuitkering die vóór het doen van afstand in het geheel kunnen worden uitgekeerd aan verzoeker. Verzoeker zal dan ook aan de hand van de desbetreffende wettelijke bepalingen dan wel verklaringen van de autoriteiten van het herkomstland moeten aantonen dat de rechten of eigendommen niet vóór het doen van afstand te gelde kunnen worden gemaakt, aldus de Handleiding. Dit geldt niet indien die vermogensbestanddelen slechts onder voor verzoeker onredelijk bezwarende of belastende voorwaarden te gelde kunnen worden gemaakt.

Ten slotte dient de verzoeker volgens de Handleiding aan te tonen dat het financiële verlies voor hem substantieel is. Dit wordt bepaald aan de hand van de verhouding tussen de waarde van de rechten en eigendommen die worden verloren én het overig vermogen (dit zijn de vermogensbestanddelen in Nederland en in het buitenland die door het doen van afstand van de oorspronkelijke nationaliteit niet worden aangetast). Indien het verlies aan vermogensrechtelijke rechten door het doen van afstand slechts zeer klein is, zal het te lijden nadeel niet snel als substantieel worden aangemerkt. Het verlies zal ook weer niet buitensporig hoog mogen zijn. Gelet hierop geldt in dit kader een minimum financieel nadeel en een maximum financieel nadeel. Indien verzoeker door het doen van afstand een bedrag verliest dat lager ligt dan (of gelijk is aan) het minimum financieel nadeel, kan het te verliezen bedrag niet als substantieel worden aangemerkt. Indien verzoeker een bedrag verliest dat hoger ligt dan (of gelijk is aan) het maximum financieel nadeel, kan het te verliezen bedrag - ongeacht het vermogen van de verzoeker - als substantieel worden aangemerkt, aldus de Handleiding.

(....)

2.2.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 13 juni 2007 in zaak nr. 200608887/1) kan volgens de Handleiding alleen financieel nadeel dat een gevolg is van het verlies van in het land van herkomst bestaande vermogensrechten ertoe leiden dat van een verzoeker redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat hij afstand doet van zijn oorspronkelijke nationaliteit. Voorts volgt uit hetgeen de Afdeling in die uitspraak heeft overwogen dat het aan [appellant] was om de contante waarde van de opgebouwde pensioenrechten in de bestuurlijke fase aan te tonen.

2.2.2. Uit een door [appellant] in de bestuurlijke fase overgelegde brief van het Pensioenfonds van Oekraïne, dat belast is met uitbetaling van de pensioenen in Oekraïne, van 26 maart 2009 blijkt dat het niet mogelijk is om de hoogte van de pensioenuitkering waarop [appellant] recht heeft op dat moment vast te stellen. Nu de waarde van de pensioenrechten van [appellant] niet kan worden vastgesteld, heeft de rechtbank terecht overwogen dat [appellant] in de bestuurlijke fase niet heeft aangetoond dat hij door afstand te doen van zijn Oekraïense nationaliteit substantieel financieel nadeel lijdt als gevolg van het verlies van rechten. De door [appellant] zelf opgestelde berekening van de huidige waarde van zijn pensioenrechten op grond van de Oekraïense wetgeving, kan niet tot een ander oordeel leiden, nu, nog geheel daargelaten dat [appellant] deze berekening niet in de bestuurlijke fase maar eerst in beroep en uitgebreider in hoger beroep heeft overgelegd, [appellant] daarmee niet met bewijsstukken, afkomstig van een bevoegde overheidsinstantie, als bedoeld in de Handleiding heeft aangetoond wat de waarde van zijn thans bestaande pensioenrechten is. Dat [appellant] de hoogte van de minimale en de maximale pensioenuitkering in Oekraïne zou hebben aangetoond, doet daar niet aan af, omdat daaruit evenmin blijkt wat de contante waarde van de pensioenrechten van [appellant] is.

Het betoog faalt.

Bron: rechtspraak.nl

Law Blogs
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...