02 december 2010

Wat zijn 'most exeptional circumstances’ in het kader van een beroep op het recht op gezinsleven als neergelegd in artikel 8 EVRM? (uitspraak rechtbank)

LJN: BO5182, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 10/6251

Datum uitspraak: 24-11-2010
Datum publicatie: 01-12-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Trefwoorden: mvv- vereiste / artikel 8 EVRM / privéleven / familieleven / ontwikkeld na beëindiging rechtmatig verblijf / geen sprake van ‘most exeptional circumstances’ / hardheidsclausule Wetsartikelen: 3.71, tweede lid, aanhef en onder l Vb / 3.71, vierde lid Vb Samenvatting: Volgens de rechtspraak van het EHRM dient bij de beoordeling van de vraag of artikel 8 van het EVRM in een bepaald geval een positieve verplichting met zich brengt een vreemdeling in staat te stellen tot onderhouden en ontwikkelen van privéleven en familie- of gezinsleven op zijn grondgebied, een “fair balance” te worden gevonden tussen enerzijds de belangen van het betrokken individu en anderzijds het betrokken algemeen belang van de staat. Bij deze afweging komt de desbetreffende staat een zekere beoordelingsruimte toe. Met betrekking tot de factoren die in het kader van deze belangenafweging moeten worden betrokken overweegt het EHRM: “Factors to be taken into account in this context are the extent to which family life is effectively ruptured, the extent of the ties in the Contracting State, whether there are insurmountable obstacles in the way of the family living in the country of origin of one or more of them, whether there are factors of immigration control (e.g. a history of breaches of immigration law) or considerations of public order weighing in favour of exclusion. Another important consideration will also be whether family life was created at a time when the persons involved were aware that the immigration status of one of them was such that the persistence of that family life within the host state would from the outset be precarious. The Court has previously held that where this is the case it is likely only to be in the most exceptional circumstances that the removal of the non-national family member will constitute a violation of Article 8 (see Rodrigues da Silva and Hoogkamer v. the Netherlands, no. 50435/99, § 39, ECHR 2006-I).” De rechtbank stelt vast dat het privé- en familieleven waarop eiser zich in het kader van deze procedure op beroept zich heeft ontwikkeld nadat het rechtmatig verblijf van eiser hier te lande was beëindigd. Gelet hierop, betrekt de rechtbank bij haar beoordeling of er zich in dit geval, gelet op zijn specifieke feiten en omstandigheden, onderscheidende factoren (‘most exceptional circumstances’) voordoen. Het feit dat eiser rechtmatig verblijf hier te lande heeft gehad, maar niet heeft kunnen voldoen aan de voorwaarden voor voortgezet verblijf, is daarvoor niet voldoende. Evenmin is daarvoor voldoende het feit dat eiser werkt en zelf in zijn onderhoud voorziet. Volgens het door verweerder gevoerde beleid betekent deze omstandigheid niet dat het economisch belang van Nederland niet in het geding is omdat dit belang zich ook uitstrekt tot, bijvoorbeeld, bescherming van de arbeidsmarkt (prioriteitgenietend aanbod). Ter zitting heeft de rechtbank aan de gemachtigde van eiser gevraagd de stelling dat er objectieve belemmeringen bestaan voor het uitoefenen van privé- en familieleven buiten Nederland nader te onderbouwen, maar daarin is hij niet geslaagd. Ook overigens ziet de rechtbank in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding voor de conclusie dat sprake is van onderscheidende factoren als hiervoor bedoeld.


Bron: rechtspraak.nl


Law Blogs
Law blog

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...