02 december 2010

Raad van State maakt regels rond inbewaringstelling van vreemdelingen een wasse neus (zie ook deze uitspraak)

LJN: BO5973, Raad van State , 201009284/1/V3

Datum uitspraak: 19-11-2010
Datum publicatie: 02-12-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Ingevolge artikel 50, derde lid, van de Vw 2000, voor zover thans van belang, mag, indien de identiteit van de staande gehouden persoon onmiddellijk kan worden vastgesteld en blijkt dat deze hier te lande geen rechtmatig verblijf geniet, hij worden overgebracht naar een plaats, bestemd voor verhoor.
Volgens paragraaf A6/5.3.7.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000), voor zover thans van belang, wordt aan de vreemdeling tijdens zijn strafrechtelijke detentie mededeling gedaan van het feit dat hij na beëindiging van zijn detentie op grond van artikel 50, derde lid, van de Vw 2000 naar een plaats bestemd voor verhoor wordt overgebracht. Deze mededeling dient op schrift te worden gesteld en aan de vreemdeling te worden uitgereikt. Aan de directeur van de inrichting, waarin de vreemdeling zich bevindt, moet eveneens een afschrift van deze mededeling worden gestuurd.
Blijkens het 'Formulier bijzonderheden zaak' van 2 september 2010 is tijdens het gehoor, als bedoeld in artikel 59 van de Vw 2000 juncto artikel 5.2 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000) dat voorafgaande aan de inbewaringstelling plaatsvindt, aan de vreemdeling alsnog door de hulpofficier van Justitie een kopie uitgereikt van formulier M122, houdende mededeling van toepassing van artikel 50, derde lid, van de Vw 2000. Dit is geschied omdat de vreemdeling stelde een dergelijk formulier niet te hebben ontvangen, ondanks dat uit de dossierstukken blijkt dat een formulier M122 op 25 augustus 2010 naar de inrichting is gestuurd alwaar de vreemdeling op dat moment strafrechtelijk was gedetineerd. Nu niet is vast komen te staan of eerder uitreiking van het formulier M122 heeft plaatsgehad, moet worden uitgegaan van uitreiking van dat formulier tijdens het gehoor voorafgaande aan de inbewaringstelling en heeft de uitreiking, gelet op het bepaalde in paragraaf A6/5.3.7.1 van de Vc 2000, dus te laat plaatsgehad.
Een dergelijk gebrek dat kleeft aan de overbrenging, via welke de vreemdeling in de macht van de tot inbewaringstelling en uitzetting bevoegde autoriteiten is gebracht, maakt de daarop aansluitende bewaring slechts onrechtmatig, indien de daarmee gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. Van zodanige onevenwichtigheid is geen sprake. Niet in geschil is dat de vreemdeling niet beschikt over een identiteitspapier als bedoeld in artikel 4.21 van het Vb 2000, ongewenst is verklaard en zich niet heeft gehouden aan zijn vertrektermijn. Gelet hierop leidt het te laat doen van een mededeling aan de vreemdeling als bedoeld in paragraaf A6/5.3.7.1 van de Vc 2000 niet tot de onrechtmatigheid van zijn inbewaringstelling.
Het beroep tegen het besluit van 2 september 2010 is mitsdien ongegrond.

Bron: rechtspraak.nl


Law Blogs
Law blog

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...