03 mei 2015

Andere beoordelingswijze van asielrelaas geen wijziging van beleid (Stijn's Kijk op Asiel)

 WBV 2014/36 en WI 2014/10 – Geen wijziging van beleid (het recht)

Begin dit jaar bogen vreemdelingenrechters zich over de vraag of het WBV 2014/36 en de daarbij behorende Werkinstructie (WI) 2014/10, waarbij de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling is geïntroduceerd, waren te beschouwen als een (relevante) wijziging van beleid dan wel van het recht, waarmee zij in beroep op grond van artikel 83, tweede lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) rekening dienden te houden.
Asielzoekers, wier asielrelaas ongeloofwaardig was geacht op grond van het beoordelingskader van de positieve overtuigingskracht (POK), betoogden namelijk vanaf 1 januari 2015 in de beroepsfase dat zich een voor hen relevante beleidswijziging had voorgedaan en dat hun relaas na 1 januari opnieuw beoordeeld diende te worden aan de hand van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling.
De lagere rechtspraak hierover liet een ‘rijkgeschakeerd’ beeld zien, mede denk ik ook omdat zaken op verschillende wijzen werden bepleit namens de staatssecretaris. Hoe dan ook vonden we aan de ene kant van het spectrum het standpunt van zittingsplaats Den Bosch en aan de andere kant dat van de zittingsplaatsen Amsterdam, Arnhem en Zwolle. Daartussenin bewogen zich onder meer zittingsplaatsen Utrecht en Haarlem.

(...)


De uitspraken van de Afdeling van 9 april 2015[10]
Natuurlijk was de hiervoor beschreven divergentie in de jurisprudentie niet aanvaardbaar. De Afdeling heeft op dit punt met twee uitspraken van 9 april 2015 weer rechtseenheid gebracht.
Naar het oordeel van de Afdeling blijkt uit de memorie van toelichting en de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel ter implementatie van de Procedurerichtlijn (Kamerstukken II 2014/15, 34 088, nr. 3, blz. 17, en Kamerstukken II 2014/15, 34 088, nr. 6, blz. 21 en 22) dat met de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling geen inhoudelijke wijziging van het beoordelingskader is beoogd, maar een andere wijze van motiveren van het geloofwaardigheidsoordeel om de rechterlijke toetsing daarvan te versterken. Het relevante wettelijke kader en de criteria op grond waarvan de staatssecretaris asielrechtelijke bescherming verleent, zijn ook niet gewijzigd. In zoverre is de inwerkingtreding van het WBV 2014, uitgewerkt in WI 2014/10, geen wijziging van beleid. De Afdeling verwijst daarbij naar haar uitspraak van 9 december 2004 in zaak nr. 200406183/1.[11]

De Afdeling overweegt voorts dat ook in de bewijslastverdeling geen wijziging komt. Volgens de Afdeling is het nog steeds in de eerste plaats aan de desbetreffende vreemdeling om de door hem aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden tegenover de staatssecretaris aannemelijk te maken, en aan de staatssecretaris om bij de voorbereiding van het besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten te vergaren. Dat de staatssecretaris de toepasselijkheid van omstandigheden, bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, van de Vw 2000, niet langer aan het begin van een concreet besluit weergeeft, maakt evenmin dat er een wijziging van beleid is in de zin van artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. Mede ook met de toelichting van de staatssecretaris ter zitting bij de Afdeling, is aannemelijk gemaakt dat noch de opsomming van die omstandigheden, die van invloed kunnen zijn op de geloofwaardigheid van een asielrelaas, noch het relatieve gewicht dat eraan kan toekomen, afhankelijk van een asielrelaas in een concrete zaak, is veranderd. Volgens de Afdeling doen de omstandigheden, bedoeld in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, Vw 2000, onder het WBV en de WI nog steeds afbreuk aan de geloofwaardigheid van een asielrelaas en brengen deze omstandigheden met zich dat een vreemdeling zich meer moet inspannen om zijn asielrelaas alsnog aannemelijk te maken, zij het dat de staatssecretaris in een concreet besluit kenbaar zal motiveren hoe deze van invloed zijn op die geloofwaardigheid.
De uitspraken van de Afdeling zullen bij de IND overwegend jubelend zijn ontvangen omdat asielrelazen die al zijn beoordeeld op grond van de POK niet opnieuw beoordeeld hoeven te worden op basis van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. Niettemin sluit ik niet uit dat deze uitspraken met name voor de opstellers van het WBV 2014/36 en de WI 2014/10 nog geen reden zijn voor een feestje. De Afdelingsuitspraken van 9 april 2015 zouden namelijk zo kunnen worden gelezen en uitgelegd dat er in feite met het WBV en de WI niets nieuws onder de zon is. In dat geval zou men daarmee in mijn ogen de bedoeling en strekking ervan tekort doen.[12] De POK en daarmee de op voorhand verzwaarde bewijslast voor de vreemdeling is immers afgeschaft en heeft plaatsgemaakt voor de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling op relevante onderdelen van het relaas. Dit zou moeten inhouden dat een asielrelaas niet langer vooraf met een bepaalde bril op wordt bekeken en als geheel ongeloofwaardig wordt geacht vanwege bijvoorbeeld één vage verklaring op een onderdeel van dat relaas. Een integrale toets betekent nu juist dat dat de ongeloofwaardigheid van één relevant element niet automatisch doorwerkt naar andere elementen.[13] Daarnaast is het gelet op de WI evenmin de bedoeling dat de POK in een verkapte vorm terugkeert binnen de geloofwaardigheidsbeoordeling van een relevant onderdeel van het relaas. Dus ofschoon de omstandigheden genoemd in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, Vw 2000 relevant blijven toch geen ‘opgeknipte’ POK, zoals mijns inziens blijkt uit de volgende passage uit de WI:
De feiten en omstandigheden die in artikel 31, tweede lid, Vw 2000 worden genoemd, zijn en blijven in dit verband uiteraard relevant. Als deze zich voordoen, leidt dat echter niet tot een ander toetsingskader of een op voorhand verzwaarde bewijslast voor de vreemdeling. Deze omstandigheden kunnen bijvoorbeeld rechtsreeks van invloed zijn op de geloofwaardigheid van één of meer van de relevante elementen. Het is overigens niet de bedoeling dat artikel 31, tweede lid, a t/m f, Vw 2000 als zodanig in het voornemen en de beschikking worden aangehaald. Ook het gebruik van de term positieve overtuigingskracht en de daarbij behorende bewijslast (onderstreping S), moet worden vermeden.[14]

In de noot hierbij wordt nog opgemerkt dat de omstandigheden uit artikel 31, tweede lid, a t/m f, Vw 2000 kunnen worden tegengeworpen, zonder dat daarmee het kader van de positieve overtuigingskracht hoeft te gelden. Daarbij wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 30 augustus 2013, nr. 201207398/1, r.o. 2.3.
De vraag is dan wel hoe en op welk moment in de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling de in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder a tot en met f, Vw 2000 genoemde omstandigheden moeten worden (mee)gewogen en of het in dat verband verschil uitmaakt om welke omstandigheid het gaat. Wat nu als de vreemdeling geen bevredigende verklaring heeft gegeven omtrent het ontbreken van een document ter staving van een relevant onderdeel van zijn verhaal waardoor van hem – mede in het licht van artikel 3.35, derde lid, aanhef en onder a en b, Voorschrift Vreemdelingen – kan worden verlangd dat hij een extra inspanning levert om (alsnog) op dit onderdeel het voordeel van de twijfel te krijgen? De POK en daarmee de op voorhand verzwaarde bewijslast voor de vreemdeling lijkt toch echt te zijn afgeschaft. Betekent dat in dit geval dat eerst aan het eind van de beoordeling van de geloofwaardigheid van een relevant onderdeel van het relaas, wellicht in samenhang bezien met andere relevante elementen die met dezelfde verhaallijn samenhangen, wordt geconcludeerd dat nu de vreemdeling geen bevredigende verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van een document, hij in het geval van het afleggen van vage, ongerijmde en/of tegenstrijdige verklaringen niet heeft voldaan aan de extra inspanningsverplichting die op hem rust? En dat dit relevante onderdeel om die reden ongeloofwaardig wordt geacht en de vreemdeling niet het voordeel van de twijfel is gegund?
Maar als dit zo is, hoe zit het dan met een zware omstandigheid zoals de situatie waarin een vreemdeling een vals document heeft overgelegd en, hoewel daaromtrent ondervraagd, opzettelijk de echtheid daarvan blijft volhouden? Maakt deze omstandigheid niet toch niet, zeker wanneer het een document betreft dat ziet op de kern van het vluchtrelaas, dat het relaas bij voorbaat niet waarschijnlijk wordt geacht? En zo ja, hoe weegt en verwoordt een beslismedewerker van de IND zulks zonder daarmee het leerstuk van de POK weer te introduceren? Of dienen toch eerst en bovenal de verklaringen op hun eigen merites te worden beoordeeld en daarna te worden afgewogen tegenover een zware omstandigheid die zich voordoet? Misschien dat de beleidsmedewerkers van de IND hierover in de nabije toekomst nog eens duidelijkheid over willen en kunnen verschaffen in een aanvullende of nieuwe WI. Ik zou dat van harte toejuichen.
Stijn Smulders[15]

Lees verder op "Stijn's kijk op asiel" --->>https://stijnskijkopasielrecht.wordpress.com/2015/04/23/wbv-201436-en-wi-201410-geen-wijziging-van-beleid-het-recht/



Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...