ECLI:NL:RBAMS:2014:4495
- Instantie Rechtbank Amsterdam
- Datum uitspraak 25-07-2014
- Datum publicatie 27-08-2014
- Zaaknummer AMS-13_6710
- Rechtsgebieden Bestuursrecht
- Bijzondere kenmerken Eerste aanleg - enkelvoudig
- .2.
4.3. Op
grond van het Raadsbesluit van 15 december 2010 (Vaststellen van de
toegangscriteria voor verblijf in de maatschappelijke opvang, opvang
zwerfjongeren en vrouwenopvang) behoort tot de criteria voor toegang tot
verblijf in een instelling voor opvang in Amsterdam, voor zover van
belang, het houden van rechtmatig verblijf in de zin van artikel 8,
onder a tot en met e en l, van de Vw 2000.
4.4. Op
grond van artikel 8 van het EVRM heeft een ieder recht op respect voor
zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn
correspondentie.
4.5. De
rechtbank overweegt dat onbetwist is dat eiser niet rechtmatig in
Nederland verblijft. Daarom kan eiser gelet op het koppelingsbeginsel
geen aanspraak maken op toelating tot de maatschappelijke opvang. Uit
jurisprudentie van de Raad volgt dat daar tegenover staat dat het
Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) respect voor menselijke
waardigheid en menselijke vrijheid als de “very essence” van het EVRM
aanmerkt. Het in artikel 8 van het EVRM besloten liggende recht op
respect voor het privéleven en gezinsleven van een persoon omvat mede de
fysieke en psychische integriteit van die persoon en is er primair op
gericht, zonder inmenging van buitenaf, de ontwikkeling van de
persoonlijkheid van elke persoon in zijn betrekkingen tot anderen te
waarborgen en het gezinsleven te beschermen. Het artikel beoogt niet
alleen de staten tot onthouding van inmenging te dwingen, maar kan onder
omstandigheden ook inherente positieve verplichtingen meebrengen die
noodzakelijk zijn voor een effectieve waarborg van het recht op
privéleven en bescherming van het gezinsleven. Daarbij hebben kinderen
en andere kwetsbare personen in het bijzonder recht op bescherming. Het
EHRM heeft meer malen geoordeeld dat artikel 8 van het EVRM ook relevant
is in zaken die betrekking hebben op de besteding van publieke
middelen. Daarbij is wel van belang dat aan de Staat een extra ruime
“margin of appreciation” toekomt, terwijl het EHRM bij de bepaling van
de bescherming die betrokkenen genieten onder het EVRM belang toekent
aan de al dan niet legale status van het verblijf van betrokkene. De
Raad wijst in haar uitspraak van 15 april 2010 (ECLI:NL:CRVB:
2010:BM3583 dit verband onder meer op het arrest van het EHRM van 27 mei
2008, in de zaak N. vs het Verenigd Koninkrijk, nr. 26565/05 (EHRC
2008, 91).
4.6. Gelet
op het hierboven staande staat ter beoordeling of eiser behoort tot de
groep kwetsbare personen waar artikel 8 van het EVRM op doelt.
Verweerder heeft in dat verband aan de GGD de vraag gesteld of de
fysieke gezondheid van eiser substantieel wordt bedreigd wanneer hij
verstoken blijft van opvang. Blijkens het bestreden besluit is eiser
geen kwetsbare persoon, nu het antwoord van de GGD op hierboven genoemde
vraag ontkennend is.
4.7. Eiser
heeft ter zitting aangevoerd dat niet de vraag of de fysieke gezondheid
van eiser substantieel wordt bedreigd wanneer hij verstoken blijft van
opvang, door de GGD is beantwoord, maar de vraag of een indicatie
bestaat tot opname van eiser in de zogenaamde ziekenboeg. Eiser
ondersteunt zijn stelling met de brief van 15 april van [naam], arts bij
de GGD ([de arts]). Uit deze brief blijkt dat de eerste geneeskundige
nogmaals naar het dossier van eiser gekeken heeft en de mening van de
arts deelt dat tijdens het laatste consult op 7 juli 2013 geen medische
handelingen nodig waren waarvoor een ziekenboeg bed geïndiceerd was.
Eiser stelt zich dan ook op het standpunt dat verweerder zich bij de
beoordeling of sprake is van een kwetsbare persoon, ten onrechte heeft
gebaseerd op het antwoord van de GGD.
4.8. De
rechtbank overweegt als volgt. Uit de rechtspraak van de Raad volgt
onder meer dat als naar objectief medische maatstaf wordt vastgesteld
dat de fysieke en psychische gezondheid van de vreemdeling substantieel
wordt bedreigd wanneer hij verstoken blijft van opvang, hij behoort tot
de categorie van kwetsbare personen. Uit de brief van [de arts] van 15
april 2014 blijkt dat [de arts] stelt dat de GGD de taak heeft om tot
beoordeling te komen of er wel of niet een indicatie bestaat tot opname
in de zogenaamde ziekenboeg en dat in dat kader ten aanzien van eiser is
beoordeeld of medische handelingen nodig zijn waarvoor een ziekenboeg
bed is geïndiceerd. Dat bleek niet het geval te zijn. De rechtbank is
van oordeel dat zonder nadere motivering van verweerder niet zonder meer
kan worden aangenomen dat met het antwoord van de GGD een sluitend
antwoord is gegeven op de vraag of de fysieke en psychische gezondheid
van eiser substantieel wordt bedreigd wanneer hij verstoken blijft van
opvang. Immers, niet kan worden uitgesloten dat verweerder het criterium
“opvang” te strikt en beperkt uitlegt door daaraan de toets ten
grondslag te leggen of iemand een ziekenboegindicatie heeft. Een
ziekenboegindicatie lijkt geen synoniem voor opvang te zijn.
5. De
rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat het bestreden
beluit vanwege strijd met het motiveringsbeginsel moet worden
vernietigd. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te
voorzien, nu het eerst aan verweerder is zich uit te laten over de
bovengenoemde kwestie. De rechtbank zal het beroep dan ook gegrond
verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank draagt
verweerder op binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een
nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze
uitspraak is overwogen.
6. De
rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte
proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit
proceskosten bestuursrecht voor
de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €
974,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het
verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 487,-- en een
wegingsfactor 1).
7. Omdat
de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat
verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
De hele uitspraak staat hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2014:4495
De hele uitspraak staat hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2014:4495
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten