28 oktober 2014

Ondanks Gezinsherenigingsrichtlijn is er nog steeds geen procesbelang voor doorprocederen van B naar A grond asiel (uitspraak)


ECLI:NL:RBDHA:2014:13116 Rechtbank Den Haag, 22-10-2014, AWB 14-14378

Datum uitspraak: 22-10-2014
Datum publicatie: 28-10-2014
Rechtsgebieden: Vreemdelingenrecht
Bijzondere kenmerken:Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen: Rechtspraak.nl



1. Eiser stelt dat hij ten onrechte niet is erkend als vluchteling en hem een verblijfsvergunning op de voet van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 verleend had moeten worden. Eiser beoogt gezinshereniging met zijn in Saoedi-Arabië verblijvende moeder. In dat verband heeft eiser ten behoeve van zijn moeder een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) aangevraagd, welke aanvraag bij besluit van 31 juli 2014 door verweerder is afgewezen. Eiser voert aan dat hij belang heeft om door te procederen voor een ‘hogere toelatingsgrond’ omdat, nu de mvv-aanvraag ten behoeve van zijn moeder is afgewezen, gezinshereniging op grond van de Gezinsherenigingsrichtlijn (2003/86/EG), artikel 7 Handvest EU en artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) slechts mogelijk is wanneer eiser over een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 beschikt en daarmee als vluchteling wordt erkend.
2. Een belanghebbende kan bij de terzake bevoegde rechter slechts opkomen tegen een besluit, indien hij bij het instellen van dat rechtsmiddel belang heeft, in die zin dat hij daardoor in een gunstiger positie zou kunnen geraken. Gelet hierop zal de rechtbank beoordelen of eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt, dat op grond van het wettelijk stelsel, zoals dat de wetgever voor ogen heeft gestaan en diens bedoeling om procederen voor een verblijfsvergunning, als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000, op een andere grond zoveel mogelijk te voorkomen, ervan moet worden uitgegaan dat het besluit, waarbij de vreemdeling een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000 is verleend, niet in rechte onaantastbaar wordt, voor zover daarin ligt besloten dat geen aanspraak bestaat op een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000. Om die reden heeft eiser geen belang bij het instellen van beroep tegen een besluit, waarbij een verblijfsvergunning asiel wordt verleend op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw 2000. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de ABRvS van 14 januari 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BH0140).
4. In de door eiser beoogde gezinshereniging met zijn moeder en de verwijzing in dat kader naar de Gezinsherenigingsrichtlijn, specifiek hoofdstuk 5 van die richtlijn, ziet de rechtbank geen grond om procesbelang aan te nemen. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit artikel 29 van de Vw 2000 en het daarop gebaseerde (nareis)beleid voor gezinsleden van de houder van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, blijkt dat de in (hoofdstuk 5 van) de Gezinsherenigingsrichtlijn aan vluchtelingen toegekende rechten ook zijn toegekend aan personen die in Nederland subsidiaire bescherming genieten, zodat in zoverre in gunstige zin, als bedoeld in artikel 3, vijfde lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn is afgeweken. De rechtbank verwijst naar ABRvS 12 maart 2008 (ECLI:NL:RVS:BC7140). Voorts stelt de rechtbank vast dat de Gezinsherenigingsrichtlijn nergens verplicht tot gezinshereniging tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, zowel niet in hoofdstuk 1 als in hoofdstuk 5 van de richtlijn. Eiser heeft desgevraagd ter zitting niet geconcretiseerd op grond van welk artikel de Gezinsherenigingsrichtlijn verdergaande rechten toekent aan vluchtelingen dan in het nationale recht worden toegekend aan voor subsidiaire bescherming in aanmerking komende personen.
5. Voor zover eiser heeft bedoeld te stellen dat de Gezinsherenigingsrichtlijn onjuist is geïmplementeerd in het nationale recht, heeft hij die stelling gemotiveerd noch onderbouwd. Eisers verwijzing naar paragraaf 6.1.1. van de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende richtsnoeren voor de toepassing van Richtlijn 2003/86/EG inzake het recht op gezinshereniging kan hem in dit verband niet baten. Weliswaar schrijft de Commissie dat artikel 10, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn bepaalt dat de lidstaten het toepassingsgebied van de richtlijn mogen uitbreiden door gezinshereniging van niet in artikel 4 van de richtlijn genoemde gezinsleden toe te staan indien deze ten laste komen van de vluchteling, en worden de lidstaten door de Commissie aangespoord om zich bij het gebruik van hun beoordelingsmarge zoveel mogelijk door humanitaire motieven te laten leiden, maar daaruit volgt niet dat de Gezinsherenigingsrichtlijn te beperkt is geïmplementeerd in de Vw 2000, nu het hier slechts gaat om een discretionaire bevoegdheid respectievelijk een aansporing van de lidstaten en niet om een verplichting. Bovendien volgt hieruit evenmin dat de Gezinsherenigingsrichtlijn verdergaande rechten toekent aan vluchtelingen dan in de Vw 2000 worden toegekend aan personen met een subsidiaire beschermingsstatus of dat de lidstaten verplicht zijn tot gezinshereniging tussen ouders en hun meerderjarige kinderen.
6. Voor zover eiser beoogt een beroep te doen op artikel 8 van het EVRM, overweegt de rechtbank dat dit artikel volgens vaste rechtspraak van de ABRvS geen rol kan spelen bij de beoordeling van de aanvraag om gezinshereniging, aangezien in het kader van artikel 29 Vw 2000 geen nadere afweging in het kader van artikel 8 van het EVRM dient plaats te vinden dan de afweging die reeds in artikel 29 van de Vw 2000 ligt besloten. De rechtbank verwijst naar ABRvS 13 januari 2011, zaak nr. 2010002653/1/V2 (www.raadvanstate.nl). Op deze grond heeft eiser aldus evenmin belang bij het door hem ingestelde beroep, nog daargelaten of bij artikel 8 van het EVRM daadwerkelijk een verschil in rechtsgevolg wordt gemaakt tussen de subsidiaire beschermings- en vluchtlingenstatus.
7. Eiser heeft nog een beroep gedaan op de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, van 15 juli 2014 (ECLI:NL:RBMNE:2014:2863), waarin de rechtbank onder andere het volgende heeft overwogen:
“De rechtbank acht ook niet uitgesloten dat wanneer de aanvraag tot gezinshereniging zou worden afgewezen omdat eiser niet beschikt over een verblijfsvergunning asiel op de a-grond, dit een procesbelang op kan leveren in de procedure tegen die afwijzing.”
De rechtbank ziet hierin geen aanleiding voor het oordeel dat eiser procesbelang heeft, omdat een situatie zoals die zich in de uitspraak van 15 juli 2014 voordoet, in deze zaak niet aan de orde is. Eisers aanvraag voor een mvv ten behoeve van zijn moeder is immers niet afgewezen omdat eiser niet beschikt over een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, maar omdat de moeder niet behoort tot één van de in artikel 29 Vw 2000 genoemde personen waarvoor de afgeleide status is bedoeld.
8. De rechtbank komt gezien het voorgaande tot het oordeel dat eiser geen belang heeft bij het door hem ingestelde beroep. Aan de beoordeling van de beroepsgrond dat verweerder hem ten onrechte niet in het bezit heeft gesteld van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 omdat hij gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging op grond van het feit dat hij de militaire dienst heeft ontdoken, waar in oorlogstijd de doodstraf op staat, komt de rechtbank dan ook niet toe. Indien de aan eiser toegekende verblijfsvergunning wordt ingetrokken of niet wordt verlengd, zal de terzake bevoegde rechter kunnen treden in de beoordeling van de grond(en) waarop de verblijfsvergunning niet is verleend.
9. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

De hele uitspraak hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2014:13116


Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...