Overwegingen
1. Eiseres is geboren op [datum] 1954 en woont in Kerman, Iran.
Eiseres heeft Nederland eerder bezocht op een (Schengen)visum voor kort
verblijf. Op 21 oktober 2020 is namens eiseres een aanvraag ingediend
voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel
‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referente] ’, op grond van
artikel 8 van het EVRM. Deze aanvraag is bij besluit van 18 januari 2021
afgewezen. Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend. Op 15 juni
2021 heeft eiseres verzocht om de afgifte van een visum voor kort
verblijf, met als doel haar pasgeboren kleinkind (de zoon van referente)
in Nederland te bezoeken.
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag
afgewezen op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, sub
vi)1, van de Visumcode. Bij het bestreden besluit heeft verweerder
het bezwaar van eiseres tegen de weigering van het visum kennelijk
ongegrond verklaard en de weigeringsgronden uit artikel 32, eerste lid,
aanhef en onder a, sub ii)2 en sub vi), en onder b3, van de Visumcode, van toepassing geacht.
Ontvankelijkheid van het beroep
3. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden.4 Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het
niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de
rechtbank – na een herstelmogelijkheid – het beroep niet-ontvankelijk
verklaren.5
3.1.
Het beroepschrift bevat geen gronden in de zin van de Awb. De
rechtbank heeft eiseres hierop gewezen in de brief van 20 september 2021
en haar de kans geboden dit verzuim binnen vier weken herstellen. Dat
is niet gebeurd. Op 25 oktober 2021 is er telefonisch contact geweest
tussen de rechtbank en de gemachtigde van eiseres. Op diezelfde datum,
en dus buiten de daartoe gestelde termijn, zijn de gronden van beroep
ingediend. Daarin gaat eiseres ook in op de redenen waarom de
termijnoverschrijding volgens haar verschoonbaar is.
3.2.
De rechtbank volgt eiseres daarin niet en oordeelt dat de
overschrijding van de termijn voor het indienen van de beroepsgronden
niet verschoonbaar is. Daartoe stelt de rechtbank vast dat niet in
geschil is dat de brief van 20 september 2021, waarin eiseres de
mogelijkheid is geboden het verzuim dat haar beroepschrift geen
beroepsgronden bevat, te herstellen, per fax is verstuurd en door het
kantoor van de gemachtigde van eiseres in goede orde en tijdig is
ontvangen. Ook is niet in geschil dat de beroepsgronden op 25 oktober
2021 zijn ingediend. De brief van 20 september 2021 is de gemachtigde
van eiseres wegens vakantie en administratief onjuiste verwerking binnen
haar kantoor, niet tijdig onder ogen gekomen, zo stelt zij. Toen zij na
haar vakantie het fysieke dossier aantrof, verkeerde zij in de
veronderstelling dat de herstelverzuimbrief nog zou volgen omdat deze
door andere zittingsplaatsen per aangetekende post wordt verstuurd. Pas
met het telefonisch contact op 25 oktober 2021 zou de gemachtigde op de
hoogte zijn geraakt van het bestaan van de brief van 20 september 2021.
Dit zijn echter geen omstandigheden die de te late indiening van de
beroepsgronden verschoonbaar maken.
3.3.
Ondanks dat van een verschoonbare termijnoverschrijding geen
sprake is, gaat de rechtbank niet over tot het niet-ontvankelijk
verklaren van het beroep van eiseres. Daarbij merkt de rechtbank
allereerst op dat een niet-ontvankelijkverklaring niet verplicht is
voorgeschreven als het verzuim niet (tijdig) wordt hersteld. Volgens de
rechtbank is er bovendien niemand gebaat bij het niet-ontvankelijk
verklaren van dit beroep en wordt niemand benadeeld als tot een
inhoudelijke behandeling hiervan wordt overgegaan.6 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Daaruit volgt
dat hij tijdig heeft kunnen reageren op wat eiseres in haar
beroepsgronden naar voren heeft gebracht. Verweerder gaat in dit
verweerschrift niet in op de termijn waarbinnen eiseres de
beroepsgronden heeft ingediend, wat eiseres in de beroepsgronden over de
te late indiening daarvan heeft aangevoerd en de eventuele
consequenties hiervan voor het beroep. Verweerder heeft ervoor gekozen
zich niet te laten vertegenwoordigen op de zitting, zodat het in zijn
risicosfeer ligt dat hij niet kan reageren op wat eiseres in toelichting
op haar beroepsgronden op dit punt op de zitting naar voren heeft
gebracht. De belangen van eiseres bij een eventueel gegrond beroep zijn
groot en de belangen van verweerder bij een niet-ontvankelijkverklaring
van het beroep, zijn zeer gering. Een niet-ontvankelijk verklaring zou
voor eiseres betekenen dat zij een nieuwe aanvraag voor een visum voor
kort verblijf moet indienen, terwijl eiseres onbetwist heeft gesteld dat
daartegen grote bezwaren bestaan vanwege de grote reisafstand tussen
Kerman en de Nederlandse vertegenwoordiging in Teheran. De rechtbank
ziet niet in waarin de toegevoegde waarde daarvan zou kunnen zijn
gelegen en gaat dan ook over tot een inhoudelijke beoordeling van het
beroep van eiseres.
3.4.
Aan de vraag of de rechtbank tot het niet-ontvankelijk
verklaren van het beroep had kunnen overgaan nu de herstelverzuimbrief
van 20 september 2021 alleen per fax, en niet aangetekend, is verstuurd
en wat eiseres daarover naar voren heeft gebracht, komt de rechtbank
gelet op het oordeel onder 3.3. niet toe. Dat geldt ook voor het
aangevoerde dat in artikel 8 van het EVRM reden zou zijn gelegen om van
het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep af te zien.
Inhoudelijke beoordeling van het beroep
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder (om twee redenen)
ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiseres in bezwaar.
Alleen daarom al wordt het beroep gegrond verklaard en komt het
bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Na een uiteenzetting
van wat eiseres in het primaire besluit wordt tegengeworpen, wat zij
daartegen in bezwaar heeft aangevoerd en wat haar in het bestreden
besluit wordt tegengeworpen, legt de rechtbank onder 7 en 8 uit hoe zij
tot dit oordeel komt.
5. Als uitgangspunt geldt dat een belanghebbende op het bezwaar
wordt gehoord. Verweerder mag slechts op grond van artikel 7:3, aanhef
en onder b, van de Awb van het horen afzien, als er op voorhand
redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen
leiden tot een andersluidend standpunt dan in het primaire besluit. Het
horen is erop gericht om nadere informatie te verkrijgen, zodat het
bestuursorgaan over alle feiten en omstandigheden beschikt om een
volledige heroverweging van het in bezwaar bestreden besluit te kunnen
verrichten.
De aanvraag- en bezwaarprocedure
6. Bij haar aanvraag heeft eiseres aangegeven dat zij haar
pasgeboren kleinkind in Nederland wil bezoeken. Bij deze aanvraag heeft
eiseres verschillende documenten gevoegd, waaronder de ‘Bijlage
geboorteverklaring vrijstelling inreisverbod Covid-19’ en een
zwangerschapsverklaring van referente.
6.1.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van
eiseres afgewezen op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder
a, sub vi), van de Visumcode omdat eiseres door één of meer lidstaten
beschouwd wordt als een gevaar voor de volksgezondheid als omschreven in
artikel 2, punt 21, van de Schengengrenscode. Daarbij is de (algemene)
toelichting gegeven dat, na besluitvorming op Europees niveau, de
Nederlandse overheid met ingang van 19 maart 2020 (tijdelijk) de grenzen
heeft gesloten voor reizigers van buiten de Europese Unie. Dit
inreisverbod heeft als doel om, via het verminderen en verhinderen van
reisbewegingen, (verdere) verspreiding van het coronavirus te voorkomen.
Eiseres is niet afkomstig uit een land waarvoor dit inreisverbod niet
geldt en valt niet in één van de uitzonderingscategorieën als bedoeld in
de aanbevelingen van de Europese Commissie op dit punt.
6.2.
In bezwaar voert eiseres aan dat zij de visumaanvraag heeft
gedaan vanwege, en op grond van, de ‘Bijlage geboorteverklaring
vrijstelling inreisverbod Covid-19’, die zij ingevuld met haar aanvraag
heeft meegestuurd. Eiseres stelt dat zij, ondanks het Europese
inreisverbod, met die verklaring toch naar Nederland kan reizen om als
aanstaande grootmoeder haar kleinkind in Nederland te zien. Eiseres
stelt daarbij ook dat deze verklaring van toepassing is bij kort
verblijf in Nederland als men uit een land komt waarvoor dit
inreisverbod geldt, en dat daarvan in haar geval sprake is. Dat maakt
volgens eiseres dat haar visumaanvraag is geweigerd op basis van een
grond die vanwege de bedoelde verklaring, niet van toepassing zou mogen
zijn. In bezwaar is ook de ingevulde ‘Vragenlijst visumaanvraag’ aan
verweerder teruggestuurd, waarin wederom wordt aangegeven dat het doel
van het voorgenomen bezoek van eiseres aan Nederland is, het bezoeken
van haar kleinzoon. In bezwaar procedeert eiseres zonder professioneel
gemachtigde.
6.3.
Bij het besluit op bezwaar werpt verweerder eiseres naast de
weigeringsgrond uit artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, sub vi),
van de Visumcode, ook de weigeringsgronden uit artikel 32, eerste lid,
aanhef en onder a, sub ii), en onder b, van de Visumcode tegen.
Ten aanzien van de weigeringsgrond uit artikel 32, eerste
lid, aanhef en onder a, sub ii), en onder b, van de Visumcode overweegt
verweerder dat niet is gebleken van een zodanige sociale en economische
binding van eiseres met Iran dat zij gehouden zou zijn (tijdig) het
Schengengebied te verlaten, waardoor een tijdige terugkeer
redelijkerwijs niet gewaarborgd is. In dat verband acht verweerder van
belang dat eiseres de moeder is van referente, die in Nederland woont,
en dat er in 2020 een aanvraag is gedaan voor de afgifte van een mvv
voor de vestiging van eiseres bij referente in Nederland. Gelet daarop
staat voor verweerder vast dat eiseres vestiging in Nederland beoogt,
waardoor hij de sociale binding van eiseres met Nederland sterker acht
dan die met Iran. Ook vindt verweerder hierbij van belang dat eiseres
weduwe is en dat één van haar vier kinderen in Iran woont, terwijl voor
het overige niet van enige sociale binding met Iran is gebleken. Verder
neemt verweerder hierbij in aanmerking dat in het kader van de
mvv-aanvraag uitvoerig is gemotiveerd waarom eiseres niet langer
zelfstandig in Iran zou kunnen wonen en afhankelijk zou zijn van de
(financiële) steun van referente. Daarom valt volgens verweerder ook
niet in te zien dat ervan kan worden uitgegaan dat eiseres voldoende
economische binding heeft met Iran. Gelet hierop twijfelt verweerder aan
de uiteindelijke verblijfsduur en, in het verlengde daarvan, aan de
juistheid van het opgegeven reisdoel. Dat eiseres in het verleden, vóór
de indiening van de mvv-aanvraag, in het bezit is gesteld van visa voor
kort verblijf en altijd tijdig is teruggekeerd, maakt dit voor
verweerder niet anders.
Ten aanzien van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 32,
eerste lid, aanhef en onder a, sub vi), van de Visumcode overweegt
verweerder dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2, lid
21, van de Schengengrenscode, namelijk gevaar voor de volksgezondheid
vanwege de uitbraak van het coronavirus. Ook hier overweegt verweerder
wederom dat Nederland, na besluitvorming op Europees niveau en ter
bescherming van de volksgezondheid, met ingang van 19 maart 2020 de
grenzen heeft gesloten voor burgers van buiten de Europese Unie en dat
personen die niet onder een uitzonderingspositie vallen, Nederland niet
kunnen inreizen. Na oproepen daartoe van de Europese Commissie, heeft
Nederland deze ‘entry ban’ verlengd. Op 1 juli 2020 heeft Nederland
besloten voor landen op de daartoe door de lidstaten op gestelde lijst,
het inreisverbod op te heffen. Eiseres is niet afkomstig uit een land
waarvoor dit inreisverbod niet geldt en valt niet in één van de
uitzonderingscategorieën als bedoeld in de aanbevelingen van de Europese
Commissie op dit punt, aldus verweerder.
De uitzonderingscategorie van bezoekende (over)grootouders
7. Vanaf half mei 2021 zijn (over)grootouders die pasgeboren
(achter)kleinkinderen in Nederland willen bezoeken van het
EU-inreisverbod uitgezonderd. Op deze uitzonderingscategorie deed
eiseres bij haar aanvraag van 15 juni 2021 een beroep. In het primaire
besluit wordt, zonder nadere toelichting daarop, aangegeven dat eiseres
niet valt onder een uitzonderingscategorie van het EU-inreisverbod.
Eiseres wijst er in beroep op dat het primaire besluit normaal gesproken
gepaard gaat met een interne notitie waaruit de redenen voor de
afwijzing van de aanvraag (duidelijker) zouden blijken, maar dat deze
interne notitie haar in bezwaar noch in beroep is verstrekt. Dat is
volgens eiseres onzorgvuldig en maakte dat zij onvoldoende wist
waartegen zij zich in bezwaar precies moest verweren. In het
verweerschrift betwist verweerder niet dat het departementale dossier in
bezwaar niet aan eiseres is toegezonden, maar stelt hij zich op het
standpunt dat dit eiseres niet de mogelijkheid heeft ontnomen effectief
bezwaar te maken, omdat eiseres en referente zelf over de benodigde
stukken zouden moeten beschikken en in het primaire besluit voldoende is
gemotiveerd welke afwijzingsgrond is gehanteerd en waarom.
7.1
Hoewel eiseres en referente over de door hen zelf opgestelde en
overgelegde stukken (moeten) beschikken, ziet de rechtbank niet in hoe
eiseres en referente in bezwaar zouden moeten beschikken over een stuk
dat van verweerder afkomstig is en, zo begrijpt de rechtbank het
verweerschrift, hen niet is toegestuurd. Verweerder heeft ook niet
betwist dat de door eiseres bedoelde interne notitie een nadere
toelichting bevat op de reden waarom de in het primaire besluit
gehanteerde weigeringsgrond op haar van toepassing is geacht. De
rechtbank is het met eiseres eens dat, in het licht van de
uitzonderingscategorie van (over)grootouders van pasgeboren
(achter)kleinkinderen, waarop eiseres bij haar aanvraag duidelijk een
beroep deed, en die op dat moment ook al van kracht was, met de
motivering in het primaire besluit voor haar onvoldoende duidelijk was waarom deze niet op haar van toepassing werd geacht. De motivering op dat punt houdt namelijk enkel in dat
eiseres niet valt onder één van de uitzonderingscategorieën van het
EU-inreisverbod. De rechtbank kan begrijpen dat eiseres in bezwaar dan
niets anders kan, dan wederom wijzen op de bedoelde
uitzonderingscategorie waaronder zij meent te vallen, zonder daarbij
gemotiveerd het standpunt van verweerder te weerleggen dat zij niet valt
onder een uitzonderingscategorie van het EU-inreisverbod. Onder deze
omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder aanleiding had
moeten zien eiseres te horen in bezwaar en leidt het niet horen van
eiseres in bezwaar tot de conclusie dat het bestreden besluit, voor
zover dat ziet op de gehanteerde weigeringsgrond van artikel 32, eerste
lid, aanhef en onder a, sub vi), van de Visumcode, onvoldoende
zorgvuldig is voorbereid. Dat de gronden van het bezwaar wellicht (en
begrijpelijkerwijs) summier waren, maakt nog niet dat het bezwaar geen
aanknopingspunten bood om tot het horen van eiseres over te gaan. Dat
het, zoals verweerder in het verweerschrift overweegt, duidelijk was dat
eiseres geen reiziger was met een essentiële functie en er voor haar
ook geen zwaarwegende redenen waren om in te reizen in de zin van de
uitzonderingen op het Europese inreisverbod, doet aan dit oordeel niet
af. Ook in het bestreden besluit legt verweerder nog altijd niet uit waarom eiseres niet onder de uitzonderingscategorie valt waarop zij zich heeft beroepen, maar wordt wederom alleen overwogen dat
eiseres niet zou vallen onder één van de categorieën personen voor wie
of doelen waarvoor het inreisverbod niet geldt. De bedoelde toelichting
volgt pas in het verweerschrift, namelijk dat het kleinkind van eiseres
ten tijde van de besluitvorming nog niet was geboren.
7.2.
In beroep licht eiseres toe dat er, naast het bezoeken van een
(pasgeboren) kleinkind, ook andere zwaarwegende redenen kunnen zijn voor
familiebezoek, waarvoor een uitzondering kan worden gemaakt op het
EU-inreisverbod, en dat de opsomming op de website van de Rijksoverheid,
geen limitatieve is. Hier voegt eiseres aan toe dat in het stuk dat
dient ter toelichting op de aanbeveling over de tijdelijke beperking van
niet-essentiële reizen naar de EU7, is aangegeven dat het mogelijk is uitzonderingen te maken en
dat als het gaat om zwaarwegende redenen als familiebezoek, er niet te
strikt mee moet worden omgegaan. Eiseres voert in dit verband aan dat
het ontmoeten van haar kleinzoon haar primaire doel was, maar dat zij
ook graag aanwezig wilde zijn bij zijn geboorte. Hierop heeft verweerder
niet gereageerd. De rechtbank is van oordeel dat ook dit een onderwerp
is dat tijdens een hoorzitting in bezwaar aan de orde had kunnen komen
en waarover eiseres had kunnen worden bevraagd.
Sociale banden met Nederland vs. sociale banden met Iran
8. Ook het volgende ligt aan het oordeel als genoemd onder 4
ten grondslag. Eiseres heeft in beroep onbetwist gesteld dat zij sinds
2011 ieder jaar twee keer naar Nederland reisde op een (Schengen)visum
voor kort verblijf voor een bezoek aan referente en haar partner, en dat
zij al die keren tijdig naar Iran is teruggekeerd. Uit de
besluitvorming blijkt dit niet, althans niet dat eiseres al zó vaak naar
Nederland is gereisd om hier voor familiebezoek kort te verblijven en
daarna tijdig terug te keren. Verweerder overweegt in het bestreden
besluit dat de omstandigheid dat eiseres in het verleden, vóór de
indiening van de mvv-aanvraag, in het bezit is gesteld van een visum
kort verblijf en tijdig is teruggekeerd, niet afdoet aan zijn conclusie
dat niet is gebleken van een sociale en economische binding van eiseres
met Iran op grond waarvan zij gehouden zou zijn tijdig het
Schengengebied te verlaten. Hieruit blijkt niet welk gewicht deze
omstandigheid in de schaal legt, terwijl hieraan naar het oordeel van de
rechtbank weldegelijk waarde toekomt bij de beoordeling van de vraag of
aannemelijk is dat eiseres tijdig het Schengengebied zal verlaten.
Verweerder lijkt zijn standpunt dat niet zonder meer kan worden
aangenomen dat eiseres een zodanige sociale binding heeft met Iran dat
zij gehouden zou zijn tijdig het Schengengebied te verlaten, vooral op
te hangen aan de omstandigheid dat eiseres in 2020 een aanvraag heeft
ingediend voor een mvv voor het doel het verblijven als familie- of
gezinslid bij referente in Nederland. Daaruit trekt verweerder namelijk
de conclusie dat het vaststaat dat eiseres vestiging in Nederland beoogt
en dat daarom de conclusie gerechtvaardigd is dat de sociale binding
van eiseres met Nederland sterker is dan die met Iran, waardoor niet
zonder meer kan worden aangenomen dat de tijdige terugkeer van eiseres
naar Iran gewaarborgd is. In beroep heeft eiseres onbetwist gesteld dat
er buiten de mvv-aanvraag uit 2020 niets is gewijzigd aan de
omstandigheden waarin zij zich bevindt. Zo was zij ook gedurende de
eerder verleende visa voor kort verblijf al weduwe en woonde slechts één
van haar vier kinderen in Iran en is ook haar financiële situatie niet
gewijzigd. Voor verweerder staat vanwege de mvv-aanvraag vast dat
eiseres vestiging in Nederland beoogt. Eiseres heeft in beroep uitgelegd
dat zij nooit de intentie had zich in Nederland te vestigen en waarom
zij de mvv-aanvraag heeft ingediend. Eiseres geeft hierover aan dat
referente op diens vraag aan de IND wat zij kon doen om haar ouder naar
Nederland te laten komen, van de telefonist het antwoord kreeg om een
aanvraag in te dienen op grond van artikel 8 van het EVRM, zonder
daarbij te worden gewaarschuwd over de slagingskans van zo’n aanvraag en
de consequenties ervan voor toekomstige visumaanvragen voor kort
verblijf. Verweerder overweegt hierover in het verweerschrift dat deze
gang van zaken onwaarschijnlijk is en dat eiseres niet heeft onderbouwd
wanneer en door wie dit advies zou zijn verstrekt. Daarop reageert de
gemachtigde van eiseres op de zitting dat gelet op het EU-inreisverbod
dat geldt, en een mvv-aanvraag dan de enige route lijkt, het niet
onwaarschijnlijk is dat dit is gezegd en zij dit vaker heeft gehoord van
cliënten die uit eigen beweging verweerder bellen met eenzelfde vraag.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder eiseres ook
over de sociale binding met Iran moeten horen tijdens de hoorzitting.
Verweerder had hierover, nu er bij hem vragen bestaan, informatie kunnen
vergaren ter voorbereiding op het te nemen besluit op bezwaar. Dat een
ingediende mvvaanvraag die erop ziet om duurzaam in Nederland te komen
wonen, in het kader van een visumaanvraag relevant kan zijn bij de
beoordeling van de tijdige terugkeer naar het land van herkomst, kan de
rechtbank begrijpen, maar de onbetwist gestelde eerdere bezoeken aan
Nederland gedurende tien jaar, waarbij eiseres en ook andere bezoekende
familieleden, tijdig zijn teruggekeerd (waarvan de rechtbank
veronderstelt dat verweerder daarvan op de hoogte is), de gesteld
ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van die eerdere aanvragen en de
gang van zaken rondom het indienen van de mvv-aanvraag in 2020, waren
onderwerpen die bij het horen in bezwaar van eiseres en/of referente aan
de orde hadden kunnen komen. Omdat verweerder eiseres eerst in het
bestreden besluit tegenwerpt dat niet is gebleken van een zodanige
sociale (en economische) binding van eiseres met Iran dat zij gehouden
zou zijn (tijdig) het Schengengebied te verlaten, waardoor een tijdige
terugkeer redelijkerwijs niet gewaarborgd is, is het logisch dat eiseres
pas in beroep uitlegt waarom zij in 2020 de mvv-aanvraag heeft
ingediend. Het besluit, voor zover dat ziet op de gehanteerde
weigeringsgrond dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen
verblijf niet zijn aangetoond en er redelijke twijfel bestaat over het
voornemen het grondgebied van de lidstaten tijdig te verlaten, is dan
ook onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
9. Naar het oordeel van de rechtbank kon gelet op het
voorgaande niet op voorhand worden gezegd dat er redelijkerwijs geen
twijfel mogelijk was over de uitkomst van het bezwaar. De beroepsgrond
slaagt. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden
besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:2 van de Awb.
10. De rechtbank ziet gelet op de overwegingen hiervoor geen
aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te
laten, om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te
passen. Verweerder zal namelijk opnieuw op het door eiseres gemaakte
bezwaar moeten beslissen en eiseres daarvoor moeten horen. De rechtbank
zal verweerder opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuw
besluit te nemen. Daarbij zal verweerder ook alles wat eiseres in beroep
aan de orde heeft gesteld, moeten betrekken. Daarover wil de rechtbank –
in het kader van de volledige heroverweging in bezwaar die verweerder
zal moeten verrichten – nog het volgende opmerken.
10.1.
Uit het verweerschrift blijkt dat de reden waarom eiseres
volgens verweerder ten tijde van de besluitvorming niet onder een
uitzonderingscategorie voor het EU-inreisverbod viel, is dat haar
kleinzoon op dat moment nog niet was geboren. Inmiddels is de kleinzoon
van eiseres wel geboren, namelijk op 4 oktober 2021. Dit volgt uit de in
beroep overgelegde akte van geboorte. Ook heeft eiseres inmiddels een
vaccinatiebewijs overgelegd en daarbij toegelicht dat er een
uitzondering geldt voor het EU-inreisverbod voor volledig
gevaccineerden.
10.2.
Daar waar verweerder overweegt dat niet is gebleken van een
sociale en economische binding van eiseres met het Iran die zodanig is
dat zij op grond daarvan gehouden zou zijn (tijdig) het Schengengebied
te verlaten, concludeert verweerder dat eiseres vestiging in Nederland
beoogt, wat maakt dat haar sociale binding met Nederland sterker is dan
die met Iran. Daaraan legt verweerder ten grondslag dat eiseres de
moeder is van een in Nederland wonende referente en zij in 2020 heeft
verzocht om een mvv om zich bij referente in Nederland te vestigen. Nog
los van wat hierover onder 8 is geoordeeld, wijst eiseres erop dat de
conclusie dat de sociale binding van eiseres met Nederlands sterker is
dan die met Iran, haaks staat op de overweging in het primaire besluit
genomen naar aanleiding van de mvv-aanvraag uit 2020, namelijk dat de
banden van eiseres met Iran buitengewoon sterk zijn en zij geen sterke
banden met Nederland heeft. Daaraan legde verweerder toen ten grondslag
dat uit de daar door eiseres overgelegde geboorteakte blijkt dat zij is
geboren in Iran, dat aangenomen wordt dat zij haar hele leven al in Iran
woont, de taal van dit spreekt en de daar geldende gebruiken kent. Dat,
zoals verweerder in het verweerschrift overweegt, het toetsingskader
bij een aanvraag voor een visum voor kort verblijf een ander is dan bij
een mvv-aanvraag voor het uitoefenen van familie- of gezinsleven, is
iedereen het eens. Maar de rechtbank is er met de motivering die
verweerder hanteert nog niet van overtuigt dat dat rechtvaardigt dat op
basis van de feiten en omstandigheden die zich voordoen, de ene keer tot
de conclusie kan worden gekomen dat de banden die eiseres met Iran
heeft, buitengewoon sterk zijn en dat een half jaar daarna het standpunt
kan worden ingenomen dat de banden van eiseres met Nederland sterker
zijn dan die met Iran. Naar het oordeel van de rechtbank dient
verweerder dit nader te motiveren. In het kader van de vraag die voorlag
in de mvv-procedure, is de vraag naar de banden met het land van
herkomst onderdeel van de beoordeling van de vraag of sprake is van meer
dan de gebruikelijke familiebanden, maar de beoordeling van het al dan
niet bestaan van banden met ofwel Nederland ofwel het land van herkomst,
heeft naar het oordeel van de rechtbank niet een andere betekenis in
het kader van die beoordeling dan in het kader van een visumaanvraag
voor kort verblijf. Daar waar verweerder erop wijst dat in de
mvvprocedure is betoogd dat en waarom eiseres niet langer zelfstandig in
Iran zou kunnen wonen en afhankelijk zou zijn van referente, wijst de
rechtbank er nog op dat de IND in die procedure niet is meegegaan in de
stelling van eiseres dat zij zich niet langer alleen zou kunnen redden
in Iran.
10.3.
Ter verdere onderbouwing van haar gestelde sterke sociale
banden met Iran, heeft eiseres in beroep foto’s en verklaringen van
derden overlegd. Als verweerder van mening blijft dat deze brieven, ook
niet als deze in samenhang worden bezien met de overige omstandigheden
die zich bij eiseres voordoen, niet kunnen aantonen dat sprake is van
voldoende sociale banden met Iran die een tijdige terugkeer waarborgen,
moet verweerder dat in het nieuw te nemen besluit wel nader toelichten
en volstaat niet de opmerking die verweerder hierover maakt in het
verweerschrift.
10.4.
Verweerder zal ook het beroep dat eiseres doet op artikel 8 van
het EVRM, en dat wat zij in dit verband aan onderbouwing heeft
ingebracht, in het nieuw te nemen besluit moeten betrekken.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres
gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het
Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig
verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van
het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een
waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1)
Vorig jaar publiceerde dagblad Trouw een interview met mij over "het Tractaat van handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Ierland" uit 1837, ook wel het #BritsTractaat genoemd. Samen met een verdragenexpert had ik uitgezocht dat dit verdrag nog altijd geldig was en na de dramatische #Brexit de begunstigende rechten van Nederlanders en Britten op elkaars grondgebied konden laten herleven.
Die analyse verontrustte kennelijk de ambtenarij en zette haar ijverig aan het werk. Als eerste wees de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een aanvraag af van een Brit, die werd begeleid door advocaat Irene van der Fluit In de lopende bezwaarprocedure hebben de ambtenaren met hun Britse collega's een nota-uitwisseling beklonken. Daarin stellen de Ministers van Buitenlandse Zaken dat het Tractaat de nationale vreemdelingenwetgeving respecteert en dus geen aanvullende rechten aan elkaars burgers toekent.
Zie https://lnkd.in/eKRjw5FD
Zo'n latere notawisseling tussen de staten over de bepalingen van een verdrag is van groot gewicht bij de beoordeling van de juridische effecten. Helaas is hier geen parlementaire controle op, terwijl het verdrag zelf wel moet worden geratificeerd door de Tweede en Eerste Kamer. Een nota-wisseling is dus een ambtelijke achterdeur om democratische controle te omzeilen. En dit is niet de eerste keer want ook het Zwitsters Tractaat ging onderuit zonder dat er één kamerlid iets werd gevraagd.
https://lnkd.in/euf5TWay
De motieven om aan het Tractaat de gunstige effecten voor burgers te onttrekken worden niet genoemd. Wel is duidelijk dat het initiatief om dit verdrag tussen de vriendenstaten tandeloos te maken bij de Nederlandse regering ligt.
Verdragen zijn #seriousshit en kunnen levens van mensen cruciaal beïnvloeden. Het is geen speelgoed van ministers, diplomaten en ambtenaren. Het Nederlands parlement moet worden wakker geschud en eisen en borgen dat het van alle voorgenomen nota-wisselingen bij verdragen tijdig op de hoogte wordt gesteld, en daarover zelf kan beslissen.
https://lnkd.in/eEYrrbKq