Ik
kwam deze vers gepubliceerde uitspraak tegen op rechtspraak.nl en wil
die graag onder jullie aandacht brengen. Recent had ik dit zelf aan de
hand bij een zaak waar mijn post van doorgestuurd naar mijn
ouderlijk huis in verband met mantelzorg en toen het bezwaar
niet-ontvankelijk werd verklaard omdat ik niet in twee weken had
gereageerd en gronden ingestuurd. Ik denk dat dit een uitspraak is om eens zaakoverstijgend te
bekijken. De rechter geeft hier namelijk aan dat er ook bij termijnoverschrijding bij een herstel verzuim vrijheid is om van niet-ontvankelijk verklaren af te zien. Tevens bespreekt dr echter dat een eerdere mvv aanvraag toch niet direct wil zeggen dat iemand na verlening van een visum niet meer terug zal gaan als iemand een geschiedenis heeft van altijd tijdig terugkeren (wat verweerder niet had meegenomen), Ook komt nog aan de orde dat verweerder niet de motivering van afwijzing naar eiseres had gestuurd en nog steeds niet duidelijk is waarom zij niet onder uitzonderingsbeleid valt.
ECLI:NL:RBDHA:2022:1054
- Instantie Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak 09-02-2022
- Datum publicatie 15-02-2022
- Zaaknummer AWB 21/5461
- Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
- Bijzondere kenmerken Bodemzaak
-
Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie
-
Visum kort verblijf. Er is sprake van een niet-verschoonbare overschrijding van de termijn voor het indienen van de beroepsgronden. Desondanks gaat de rechtbank niet over tot het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep. Een niet-ontvankelijkverklaring is niet verplicht voorgeschreven als het verzuim niet (tijdig) wordt hersteld. Volgens de rechtbank is er bovendien niemand gebaat bij het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep en wordt niemand benadeeld als tot een inhoudelijke behandeling hiervan wordt overgegaan. De belangen van eiseres bij een eventueel gegrond beroep zijn groot en de belangen van verweerder bij een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, zijn zeer gering.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder (om twee redenen) ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiseres in bezwaar, namelijk daar waar eiseres een beroep deed op de uitzonderingscategorie voor het EU-inreisverbod en over de sociale binding van eiseres met Iran. Verweerder zal opnieuw op het bezwaar moeten beslissen en eiseres daarvoor moeten horen. Daarbij moet verweerder alles wat eiseres in beroep aan de orde heeft gesteld en wat de rechtbank hierover heeft overwogen, betrekken.
- Vindplaatsen
-
Rechtspraak.nl
- Verrijkte uitspraak
Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 21/5461
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2022 in de zaak tussen
[eiseres] , v-nummer [nummer] , eiseres
(gemachtigde: mr. C.E. van Diepen),
en
de minister van Buitenlandse Zaken, verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 17 juni 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een visum voor kort verblijf afgewezen.
Bij besluit van 25 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar dat eiseres tegen dit besluit heeft gemaakt, ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 23 december 2021 op zitting behandeld. Eiseres is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Ook [referente] (referente) en haar partner [partner] zijn verschenen. Verweerder is niet verschenen en heeft de rechtbank daarover voorafgaand aan de zitting geïnformeerd.
Overwegingen
Inleiding
1. Eiseres is geboren op [datum] 1954 en woont in Kerman, Iran. Eiseres heeft Nederland eerder bezocht op een (Schengen)visum voor kort verblijf. Op 21 oktober 2020 is namens eiseres een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid bij [referente] ’, op grond van artikel 8 van het EVRM. Deze aanvraag is bij besluit van 18 januari 2021 afgewezen. Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend. Op 15 juni 2021 heeft eiseres verzocht om de afgifte van een visum voor kort verblijf, met als doel haar pasgeboren kleinkind (de zoon van referente) in Nederland te bezoeken.
Bestreden besluitvorming
2. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, sub vi)1, van de Visumcode. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de weigering van het visum kennelijk ongegrond verklaard en de weigeringsgronden uit artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, sub ii)2 en sub vi), en onder b3, van de Visumcode, van toepassing geacht.
Ontvankelijkheid van het beroep
3. Iemand die beroep instelt, moet in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden.4 Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank – na een herstelmogelijkheid – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.5
Het beroepschrift bevat geen gronden in de zin van de Awb. De rechtbank heeft eiseres hierop gewezen in de brief van 20 september 2021 en haar de kans geboden dit verzuim binnen vier weken herstellen. Dat is niet gebeurd. Op 25 oktober 2021 is er telefonisch contact geweest tussen de rechtbank en de gemachtigde van eiseres. Op diezelfde datum, en dus buiten de daartoe gestelde termijn, zijn de gronden van beroep ingediend. Daarin gaat eiseres ook in op de redenen waarom de termijnoverschrijding volgens haar verschoonbaar is.
De rechtbank volgt eiseres daarin niet en oordeelt dat de overschrijding van de termijn voor het indienen van de beroepsgronden niet verschoonbaar is. Daartoe stelt de rechtbank vast dat niet in geschil is dat de brief van 20 september 2021, waarin eiseres de mogelijkheid is geboden het verzuim dat haar beroepschrift geen beroepsgronden bevat, te herstellen, per fax is verstuurd en door het kantoor van de gemachtigde van eiseres in goede orde en tijdig is ontvangen. Ook is niet in geschil dat de beroepsgronden op 25 oktober 2021 zijn ingediend. De brief van 20 september 2021 is de gemachtigde van eiseres wegens vakantie en administratief onjuiste verwerking binnen haar kantoor, niet tijdig onder ogen gekomen, zo stelt zij. Toen zij na haar vakantie het fysieke dossier aantrof, verkeerde zij in de veronderstelling dat de herstelverzuimbrief nog zou volgen omdat deze door andere zittingsplaatsen per aangetekende post wordt verstuurd. Pas met het telefonisch contact op 25 oktober 2021 zou de gemachtigde op de hoogte zijn geraakt van het bestaan van de brief van 20 september 2021. Dit zijn echter geen omstandigheden die de te late indiening van de beroepsgronden verschoonbaar maken.
Ondanks dat van een verschoonbare termijnoverschrijding geen sprake is, gaat de rechtbank niet over tot het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep van eiseres. Daarbij merkt de rechtbank allereerst op dat een niet-ontvankelijkverklaring niet verplicht is voorgeschreven als het verzuim niet (tijdig) wordt hersteld. Volgens de rechtbank is er bovendien niemand gebaat bij het niet-ontvankelijk verklaren van dit beroep en wordt niemand benadeeld als tot een inhoudelijke behandeling hiervan wordt overgegaan.6 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Daaruit volgt dat hij tijdig heeft kunnen reageren op wat eiseres in haar beroepsgronden naar voren heeft gebracht. Verweerder gaat in dit verweerschrift niet in op de termijn waarbinnen eiseres de beroepsgronden heeft ingediend, wat eiseres in de beroepsgronden over de te late indiening daarvan heeft aangevoerd en de eventuele consequenties hiervan voor het beroep. Verweerder heeft ervoor gekozen zich niet te laten vertegenwoordigen op de zitting, zodat het in zijn risicosfeer ligt dat hij niet kan reageren op wat eiseres in toelichting op haar beroepsgronden op dit punt op de zitting naar voren heeft gebracht. De belangen van eiseres bij een eventueel gegrond beroep zijn groot en de belangen van verweerder bij een niet-ontvankelijkverklaring van het beroep, zijn zeer gering. Een niet-ontvankelijk verklaring zou voor eiseres betekenen dat zij een nieuwe aanvraag voor een visum voor kort verblijf moet indienen, terwijl eiseres onbetwist heeft gesteld dat daartegen grote bezwaren bestaan vanwege de grote reisafstand tussen Kerman en de Nederlandse vertegenwoordiging in Teheran. De rechtbank ziet niet in waarin de toegevoegde waarde daarvan zou kunnen zijn gelegen en gaat dan ook over tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep van eiseres.
Aan de vraag of de rechtbank tot het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep had kunnen overgaan nu de herstelverzuimbrief van 20 september 2021 alleen per fax, en niet aangetekend, is verstuurd en wat eiseres daarover naar voren heeft gebracht, komt de rechtbank gelet op het oordeel onder 3.3. niet toe. Dat geldt ook voor het aangevoerde dat in artikel 8 van het EVRM reden zou zijn gelegen om van het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep af te zien.
Inhoudelijke beoordeling van het beroep
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder (om twee redenen) ten onrechte heeft afgezien van het horen van eiseres in bezwaar. Alleen daarom al wordt het beroep gegrond verklaard en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking. Na een uiteenzetting van wat eiseres in het primaire besluit wordt tegengeworpen, wat zij daartegen in bezwaar heeft aangevoerd en wat haar in het bestreden besluit wordt tegengeworpen, legt de rechtbank onder 7 en 8 uit hoe zij tot dit oordeel komt.
5. Als uitgangspunt geldt dat een belanghebbende op het bezwaar wordt gehoord. Verweerder mag slechts op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend standpunt dan in het primaire besluit. Het horen is erop gericht om nadere informatie te verkrijgen, zodat het bestuursorgaan over alle feiten en omstandigheden beschikt om een volledige heroverweging van het in bezwaar bestreden besluit te kunnen verrichten.
De aanvraag- en bezwaarprocedure
6. Bij haar aanvraag heeft eiseres aangegeven dat zij haar pasgeboren kleinkind in Nederland wil bezoeken. Bij deze aanvraag heeft eiseres verschillende documenten gevoegd, waaronder de ‘Bijlage geboorteverklaring vrijstelling inreisverbod Covid-19’ en een zwangerschapsverklaring van referente.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen op grond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, sub vi), van de Visumcode omdat eiseres door één of meer lidstaten beschouwd wordt als een gevaar voor de volksgezondheid als omschreven in artikel 2, punt 21, van de Schengengrenscode. Daarbij is de (algemene) toelichting gegeven dat, na besluitvorming op Europees niveau, de Nederlandse overheid met ingang van 19 maart 2020 (tijdelijk) de grenzen heeft gesloten voor reizigers van buiten de Europese Unie. Dit inreisverbod heeft als doel om, via het verminderen en verhinderen van reisbewegingen, (verdere) verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Eiseres is niet afkomstig uit een land waarvoor dit inreisverbod niet geldt en valt niet in één van de uitzonderingscategorieën als bedoeld in de aanbevelingen van de Europese Commissie op dit punt.
In bezwaar voert eiseres aan dat zij de visumaanvraag heeft gedaan vanwege, en op grond van, de ‘Bijlage geboorteverklaring vrijstelling inreisverbod Covid-19’, die zij ingevuld met haar aanvraag heeft meegestuurd. Eiseres stelt dat zij, ondanks het Europese inreisverbod, met die verklaring toch naar Nederland kan reizen om als aanstaande grootmoeder haar kleinkind in Nederland te zien. Eiseres stelt daarbij ook dat deze verklaring van toepassing is bij kort verblijf in Nederland als men uit een land komt waarvoor dit inreisverbod geldt, en dat daarvan in haar geval sprake is. Dat maakt volgens eiseres dat haar visumaanvraag is geweigerd op basis van een grond die vanwege de bedoelde verklaring, niet van toepassing zou mogen zijn. In bezwaar is ook de ingevulde ‘Vragenlijst visumaanvraag’ aan verweerder teruggestuurd, waarin wederom wordt aangegeven dat het doel van het voorgenomen bezoek van eiseres aan Nederland is, het bezoeken van haar kleinzoon. In bezwaar procedeert eiseres zonder professioneel gemachtigde.
Bij het besluit op bezwaar werpt verweerder eiseres naast de weigeringsgrond uit artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, sub vi), van de Visumcode, ook de weigeringsgronden uit artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, sub ii), en onder b, van de Visumcode tegen.
Ten aanzien van de weigeringsgrond uit artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, sub ii), en onder b, van de Visumcode overweegt verweerder dat niet is gebleken van een zodanige sociale en economische binding van eiseres met Iran dat zij gehouden zou zijn (tijdig) het Schengengebied te verlaten, waardoor een tijdige terugkeer redelijkerwijs niet gewaarborgd is. In dat verband acht verweerder van belang dat eiseres de moeder is van referente, die in Nederland woont, en dat er in 2020 een aanvraag is gedaan voor de afgifte van een mvv voor de vestiging van eiseres bij referente in Nederland. Gelet daarop staat voor verweerder vast dat eiseres vestiging in Nederland beoogt, waardoor hij de sociale binding van eiseres met Nederland sterker acht dan die met Iran. Ook vindt verweerder hierbij van belang dat eiseres weduwe is en dat één van haar vier kinderen in Iran woont, terwijl voor het overige niet van enige sociale binding met Iran is gebleken. Verder neemt verweerder hierbij in aanmerking dat in het kader van de mvv-aanvraag uitvoerig is gemotiveerd waarom eiseres niet langer zelfstandig in Iran zou kunnen wonen en afhankelijk zou zijn van de (financiële) steun van referente. Daarom valt volgens verweerder ook niet in te zien dat ervan kan worden uitgegaan dat eiseres voldoende economische binding heeft met Iran. Gelet hierop twijfelt verweerder aan de uiteindelijke verblijfsduur en, in het verlengde daarvan, aan de juistheid van het opgegeven reisdoel. Dat eiseres in het verleden, vóór de indiening van de mvv-aanvraag, in het bezit is gesteld van visa voor kort verblijf en altijd tijdig is teruggekeerd, maakt dit voor verweerder niet anders.
Ten aanzien van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, sub vi), van de Visumcode overweegt verweerder dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 2, lid 21, van de Schengengrenscode, namelijk gevaar voor de volksgezondheid vanwege de uitbraak van het coronavirus. Ook hier overweegt verweerder wederom dat Nederland, na besluitvorming op Europees niveau en ter bescherming van de volksgezondheid, met ingang van 19 maart 2020 de grenzen heeft gesloten voor burgers van buiten de Europese Unie en dat personen die niet onder een uitzonderingspositie vallen, Nederland niet kunnen inreizen. Na oproepen daartoe van de Europese Commissie, heeft Nederland deze ‘entry ban’ verlengd. Op 1 juli 2020 heeft Nederland besloten voor landen op de daartoe door de lidstaten op gestelde lijst, het inreisverbod op te heffen. Eiseres is niet afkomstig uit een land waarvoor dit inreisverbod niet geldt en valt niet in één van de uitzonderingscategorieën als bedoeld in de aanbevelingen van de Europese Commissie op dit punt, aldus verweerder.
De uitzonderingscategorie van bezoekende (over)grootouders
7. Vanaf half mei 2021 zijn (over)grootouders die pasgeboren (achter)kleinkinderen in Nederland willen bezoeken van het EU-inreisverbod uitgezonderd. Op deze uitzonderingscategorie deed eiseres bij haar aanvraag van 15 juni 2021 een beroep. In het primaire besluit wordt, zonder nadere toelichting daarop, aangegeven dat eiseres niet valt onder een uitzonderingscategorie van het EU-inreisverbod. Eiseres wijst er in beroep op dat het primaire besluit normaal gesproken gepaard gaat met een interne notitie waaruit de redenen voor de afwijzing van de aanvraag (duidelijker) zouden blijken, maar dat deze interne notitie haar in bezwaar noch in beroep is verstrekt. Dat is volgens eiseres onzorgvuldig en maakte dat zij onvoldoende wist waartegen zij zich in bezwaar precies moest verweren. In het verweerschrift betwist verweerder niet dat het departementale dossier in bezwaar niet aan eiseres is toegezonden, maar stelt hij zich op het standpunt dat dit eiseres niet de mogelijkheid heeft ontnomen effectief bezwaar te maken, omdat eiseres en referente zelf over de benodigde stukken zouden moeten beschikken en in het primaire besluit voldoende is gemotiveerd welke afwijzingsgrond is gehanteerd en waarom.
Hoewel eiseres en referente over de door hen zelf opgestelde en overgelegde stukken (moeten) beschikken, ziet de rechtbank niet in hoe eiseres en referente in bezwaar zouden moeten beschikken over een stuk dat van verweerder afkomstig is en, zo begrijpt de rechtbank het verweerschrift, hen niet is toegestuurd. Verweerder heeft ook niet betwist dat de door eiseres bedoelde interne notitie een nadere toelichting bevat op de reden waarom de in het primaire besluit gehanteerde weigeringsgrond op haar van toepassing is geacht. De rechtbank is het met eiseres eens dat, in het licht van de uitzonderingscategorie van (over)grootouders van pasgeboren (achter)kleinkinderen, waarop eiseres bij haar aanvraag duidelijk een beroep deed, en die op dat moment ook al van kracht was, met de motivering in het primaire besluit voor haar onvoldoende duidelijk was waarom deze niet op haar van toepassing werd geacht. De motivering op dat punt houdt namelijk enkel in dat eiseres niet valt onder één van de uitzonderingscategorieën van het EU-inreisverbod. De rechtbank kan begrijpen dat eiseres in bezwaar dan niets anders kan, dan wederom wijzen op de bedoelde uitzonderingscategorie waaronder zij meent te vallen, zonder daarbij gemotiveerd het standpunt van verweerder te weerleggen dat zij niet valt onder een uitzonderingscategorie van het EU-inreisverbod. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verweerder aanleiding had moeten zien eiseres te horen in bezwaar en leidt het niet horen van eiseres in bezwaar tot de conclusie dat het bestreden besluit, voor zover dat ziet op de gehanteerde weigeringsgrond van artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, sub vi), van de Visumcode, onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. Dat de gronden van het bezwaar wellicht (en begrijpelijkerwijs) summier waren, maakt nog niet dat het bezwaar geen aanknopingspunten bood om tot het horen van eiseres over te gaan. Dat het, zoals verweerder in het verweerschrift overweegt, duidelijk was dat eiseres geen reiziger was met een essentiële functie en er voor haar ook geen zwaarwegende redenen waren om in te reizen in de zin van de uitzonderingen op het Europese inreisverbod, doet aan dit oordeel niet af. Ook in het bestreden besluit legt verweerder nog altijd niet uit waarom eiseres niet onder de uitzonderingscategorie valt waarop zij zich heeft beroepen, maar wordt wederom alleen overwogen dat eiseres niet zou vallen onder één van de categorieën personen voor wie of doelen waarvoor het inreisverbod niet geldt. De bedoelde toelichting volgt pas in het verweerschrift, namelijk dat het kleinkind van eiseres ten tijde van de besluitvorming nog niet was geboren.
In beroep licht eiseres toe dat er, naast het bezoeken van een (pasgeboren) kleinkind, ook andere zwaarwegende redenen kunnen zijn voor familiebezoek, waarvoor een uitzondering kan worden gemaakt op het EU-inreisverbod, en dat de opsomming op de website van de Rijksoverheid, geen limitatieve is. Hier voegt eiseres aan toe dat in het stuk dat dient ter toelichting op de aanbeveling over de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU7, is aangegeven dat het mogelijk is uitzonderingen te maken en dat als het gaat om zwaarwegende redenen als familiebezoek, er niet te strikt mee moet worden omgegaan. Eiseres voert in dit verband aan dat het ontmoeten van haar kleinzoon haar primaire doel was, maar dat zij ook graag aanwezig wilde zijn bij zijn geboorte. Hierop heeft verweerder niet gereageerd. De rechtbank is van oordeel dat ook dit een onderwerp is dat tijdens een hoorzitting in bezwaar aan de orde had kunnen komen en waarover eiseres had kunnen worden bevraagd.
Sociale banden met Nederland vs. sociale banden met Iran
8. Ook het volgende ligt aan het oordeel als genoemd onder 4 ten grondslag. Eiseres heeft in beroep onbetwist gesteld dat zij sinds 2011 ieder jaar twee keer naar Nederland reisde op een (Schengen)visum voor kort verblijf voor een bezoek aan referente en haar partner, en dat zij al die keren tijdig naar Iran is teruggekeerd. Uit de besluitvorming blijkt dit niet, althans niet dat eiseres al zó vaak naar Nederland is gereisd om hier voor familiebezoek kort te verblijven en daarna tijdig terug te keren. Verweerder overweegt in het bestreden besluit dat de omstandigheid dat eiseres in het verleden, vóór de indiening van de mvv-aanvraag, in het bezit is gesteld van een visum kort verblijf en tijdig is teruggekeerd, niet afdoet aan zijn conclusie dat niet is gebleken van een sociale en economische binding van eiseres met Iran op grond waarvan zij gehouden zou zijn tijdig het Schengengebied te verlaten. Hieruit blijkt niet welk gewicht deze omstandigheid in de schaal legt, terwijl hieraan naar het oordeel van de rechtbank weldegelijk waarde toekomt bij de beoordeling van de vraag of aannemelijk is dat eiseres tijdig het Schengengebied zal verlaten. Verweerder lijkt zijn standpunt dat niet zonder meer kan worden aangenomen dat eiseres een zodanige sociale binding heeft met Iran dat zij gehouden zou zijn tijdig het Schengengebied te verlaten, vooral op te hangen aan de omstandigheid dat eiseres in 2020 een aanvraag heeft ingediend voor een mvv voor het doel het verblijven als familie- of gezinslid bij referente in Nederland. Daaruit trekt verweerder namelijk de conclusie dat het vaststaat dat eiseres vestiging in Nederland beoogt en dat daarom de conclusie gerechtvaardigd is dat de sociale binding van eiseres met Nederland sterker is dan die met Iran, waardoor niet zonder meer kan worden aangenomen dat de tijdige terugkeer van eiseres naar Iran gewaarborgd is. In beroep heeft eiseres onbetwist gesteld dat er buiten de mvv-aanvraag uit 2020 niets is gewijzigd aan de omstandigheden waarin zij zich bevindt. Zo was zij ook gedurende de eerder verleende visa voor kort verblijf al weduwe en woonde slechts één van haar vier kinderen in Iran en is ook haar financiële situatie niet gewijzigd. Voor verweerder staat vanwege de mvv-aanvraag vast dat eiseres vestiging in Nederland beoogt. Eiseres heeft in beroep uitgelegd dat zij nooit de intentie had zich in Nederland te vestigen en waarom zij de mvv-aanvraag heeft ingediend. Eiseres geeft hierover aan dat referente op diens vraag aan de IND wat zij kon doen om haar ouder naar Nederland te laten komen, van de telefonist het antwoord kreeg om een aanvraag in te dienen op grond van artikel 8 van het EVRM, zonder daarbij te worden gewaarschuwd over de slagingskans van zo’n aanvraag en de consequenties ervan voor toekomstige visumaanvragen voor kort verblijf. Verweerder overweegt hierover in het verweerschrift dat deze gang van zaken onwaarschijnlijk is en dat eiseres niet heeft onderbouwd wanneer en door wie dit advies zou zijn verstrekt. Daarop reageert de gemachtigde van eiseres op de zitting dat gelet op het EU-inreisverbod dat geldt, en een mvv-aanvraag dan de enige route lijkt, het niet onwaarschijnlijk is dat dit is gezegd en zij dit vaker heeft gehoord van cliënten die uit eigen beweging verweerder bellen met eenzelfde vraag.
Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder eiseres ook over de sociale binding met Iran moeten horen tijdens de hoorzitting. Verweerder had hierover, nu er bij hem vragen bestaan, informatie kunnen vergaren ter voorbereiding op het te nemen besluit op bezwaar. Dat een ingediende mvvaanvraag die erop ziet om duurzaam in Nederland te komen wonen, in het kader van een visumaanvraag relevant kan zijn bij de beoordeling van de tijdige terugkeer naar het land van herkomst, kan de rechtbank begrijpen, maar de onbetwist gestelde eerdere bezoeken aan Nederland gedurende tien jaar, waarbij eiseres en ook andere bezoekende familieleden, tijdig zijn teruggekeerd (waarvan de rechtbank veronderstelt dat verweerder daarvan op de hoogte is), de gesteld ongewijzigde omstandigheden ten opzichte van die eerdere aanvragen en de gang van zaken rondom het indienen van de mvv-aanvraag in 2020, waren onderwerpen die bij het horen in bezwaar van eiseres en/of referente aan de orde hadden kunnen komen. Omdat verweerder eiseres eerst in het bestreden besluit tegenwerpt dat niet is gebleken van een zodanige sociale (en economische) binding van eiseres met Iran dat zij gehouden zou zijn (tijdig) het Schengengebied te verlaten, waardoor een tijdige terugkeer redelijkerwijs niet gewaarborgd is, is het logisch dat eiseres pas in beroep uitlegt waarom zij in 2020 de mvv-aanvraag heeft ingediend. Het besluit, voor zover dat ziet op de gehanteerde weigeringsgrond dat het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet zijn aangetoond en er redelijke twijfel bestaat over het voornemen het grondgebied van de lidstaten tijdig te verlaten, is dan ook onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
Conclusie
9. Naar het oordeel van de rechtbank kon gelet op het voorgaande niet op voorhand worden gezegd dat er redelijkerwijs geen twijfel mogelijk was over de uitkomst van het bezwaar. De beroepsgrond slaagt. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:2 van de Awb.
10. De rechtbank ziet gelet op de overwegingen hiervoor geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal namelijk opnieuw op het door eiseres gemaakte bezwaar moeten beslissen en eiseres daarvoor moeten horen. De rechtbank zal verweerder opdragen, met inachtneming van deze uitspraak, een nieuw besluit te nemen. Daarbij zal verweerder ook alles wat eiseres in beroep aan de orde heeft gesteld, moeten betrekken. Daarover wil de rechtbank – in het kader van de volledige heroverweging in bezwaar die verweerder zal moeten verrichten – nog het volgende opmerken.
Uit het verweerschrift blijkt dat de reden waarom eiseres volgens verweerder ten tijde van de besluitvorming niet onder een uitzonderingscategorie voor het EU-inreisverbod viel, is dat haar kleinzoon op dat moment nog niet was geboren. Inmiddels is de kleinzoon van eiseres wel geboren, namelijk op 4 oktober 2021. Dit volgt uit de in beroep overgelegde akte van geboorte. Ook heeft eiseres inmiddels een vaccinatiebewijs overgelegd en daarbij toegelicht dat er een uitzondering geldt voor het EU-inreisverbod voor volledig gevaccineerden.
Daar waar verweerder overweegt dat niet is gebleken van een sociale en economische binding van eiseres met het Iran die zodanig is dat zij op grond daarvan gehouden zou zijn (tijdig) het Schengengebied te verlaten, concludeert verweerder dat eiseres vestiging in Nederland beoogt, wat maakt dat haar sociale binding met Nederland sterker is dan die met Iran. Daaraan legt verweerder ten grondslag dat eiseres de moeder is van een in Nederland wonende referente en zij in 2020 heeft verzocht om een mvv om zich bij referente in Nederland te vestigen. Nog los van wat hierover onder 8 is geoordeeld, wijst eiseres erop dat de conclusie dat de sociale binding van eiseres met Nederlands sterker is dan die met Iran, haaks staat op de overweging in het primaire besluit genomen naar aanleiding van de mvv-aanvraag uit 2020, namelijk dat de banden van eiseres met Iran buitengewoon sterk zijn en zij geen sterke banden met Nederland heeft. Daaraan legde verweerder toen ten grondslag dat uit de daar door eiseres overgelegde geboorteakte blijkt dat zij is geboren in Iran, dat aangenomen wordt dat zij haar hele leven al in Iran woont, de taal van dit spreekt en de daar geldende gebruiken kent. Dat, zoals verweerder in het verweerschrift overweegt, het toetsingskader bij een aanvraag voor een visum voor kort verblijf een ander is dan bij een mvv-aanvraag voor het uitoefenen van familie- of gezinsleven, is iedereen het eens. Maar de rechtbank is er met de motivering die verweerder hanteert nog niet van overtuigt dat dat rechtvaardigt dat op basis van de feiten en omstandigheden die zich voordoen, de ene keer tot de conclusie kan worden gekomen dat de banden die eiseres met Iran heeft, buitengewoon sterk zijn en dat een half jaar daarna het standpunt kan worden ingenomen dat de banden van eiseres met Nederland sterker zijn dan die met Iran. Naar het oordeel van de rechtbank dient verweerder dit nader te motiveren. In het kader van de vraag die voorlag in de mvv-procedure, is de vraag naar de banden met het land van herkomst onderdeel van de beoordeling van de vraag of sprake is van meer dan de gebruikelijke familiebanden, maar de beoordeling van het al dan niet bestaan van banden met ofwel Nederland ofwel het land van herkomst, heeft naar het oordeel van de rechtbank niet een andere betekenis in het kader van die beoordeling dan in het kader van een visumaanvraag voor kort verblijf. Daar waar verweerder erop wijst dat in de mvvprocedure is betoogd dat en waarom eiseres niet langer zelfstandig in Iran zou kunnen wonen en afhankelijk zou zijn van referente, wijst de rechtbank er nog op dat de IND in die procedure niet is meegegaan in de stelling van eiseres dat zij zich niet langer alleen zou kunnen redden in Iran.
Ter verdere onderbouwing van haar gestelde sterke sociale banden met Iran, heeft eiseres in beroep foto’s en verklaringen van derden overlegd. Als verweerder van mening blijft dat deze brieven, ook niet als deze in samenhang worden bezien met de overige omstandigheden die zich bij eiseres voordoen, niet kunnen aantonen dat sprake is van voldoende sociale banden met Iran die een tijdige terugkeer waarborgen, moet verweerder dat in het nieuw te nemen besluit wel nader toelichten en volstaat niet de opmerking die verweerder hierover maakt in het verweerschrift.
Verweerder zal ook het beroep dat eiseres doet op artikel 8 van het EVRM, en dat wat zij in dit verband aan onderbouwing heeft ingebracht, in het nieuw te nemen besluit moeten betrekken.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1)
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak en met inachtneming van deze uitspraak opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.518,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 9 februari 2022. |
||
griffier |
|
rechter |
|
|
|
Afschrift verzonden aan partijen op: |
||
|
|
|
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
1 Bedreiging van de volksgezondheid.
2 Doel en omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet aangetoond.
3 Redelijke twijfel over het voornemen het grondgebied van de lidstaten tijdig te verlaten.
4 Dat staat in artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5 Dat staat in artikel 6:6 van de Awb.
6 Uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2705, leidt rechtbank af dat er voor haar ruimte is om op dit punt een belangenafweging te maken.
7 Mededeling van de Commissie Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad en de Raad COVID-19 Richtsnoeren betreffende personen die zijn vrijgesteld van de tijdelijke beperking van niet-essentiële reizen naar de EU wat betreft de uitvoering van Aanbeveling (EU) 2020/912 van de Raad van 30 juni 2020
https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2022:1054
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
«Enjoyed this post? Never miss out on future posts by following us. Click here
Kijk ook eens op dit reisblog: https://www.europevisitandvisa.com/
Kijk ook eens op dit boekenblog bijvoorbeeld voor:
The invasion of the last free kingdom of Sri Lanka - And the love of a girl for an elephant - Review of "The Elephant Keeper's daughter"
http://www.dutchysbookreviewsandfreebooks.com/2021/02/the-invasion-of-last-free-kingdom-of.html
Geen opmerkingen:
Een reactie posten