Zambrano uitspraak: moeder mag blijven omdat pa levenslang in de bak moet zitten

LJN: BX2769,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 10/39728 en AWB 10/39730
Datum uitspraak: 26-07-2012
Datum publicatie: 26-07-2012

Inhoudsindicatie: Eiseres heeft sinds 1999 een relatie met de levenslang gestrafte man. Ze bezochten elkaar in de gevangenis en kliniek waar de man verblijft. In 2004 werd hun kind geboren. Omdat de man de Nederlandse nationaliteit heeft, heeft het kind deze ook. De vrouw zorgt voor het kind en woont bij familie in Nederland. De vrouw en het kind zien de man regelmatig in de kliniek waar de man momenteel verblijft. De rechter oordeelt dat het weigeren van een verblijfsrecht aan de moeder in strijd is met de Europese regelgeving. Aangezien het kind een burger van de Europese Unie is, heeft hij het recht om in de Europese Unie te wonen. Dit is één van de belangrijkste rechten van burgers van de Europese Unie. Als de moeder geen verblijfsrecht zou krijgen, wordt het kind feitelijk gedwongen om samen met zijn moeder de Europese Unie te verlaten. De vader kan vanwege zijn levenslange gevangenisstraf niet voor het kind zorgen.

--------------------


3. Eiseres heeft ter zitting van 1 november 2011 in aanvulling op de beroepsgronden van 8 juli 2011, aangevoerd dat het handhaven van het mvv-vereiste in strijd is met het Unierecht. Onder verwijzing naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ) van
8 maart 2011, C-34/09, Ruiz Zambrano (Zambrano) (LJN: BP9130) heeft zij gesteld dat [Y] als burger van de Unie, bij een gedwongen vertrek van eiseres naar Turkije, feitelijk wordt verplicht het grondgebied van de Europese Unie (Unie) te verlaten, waardoor sprake is van strijd met artikel 20 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en [Y] het effectieve genot van het recht op gezinsleven met beide ouders wordt ontzegd. Eiseres acht het disproportioneel wanneer zij naar Turkije dient terug te keren en [Y] in Nederland achterblijft, waardoor sprake is van schending van het gezinsleven. In dit kader heeft eiseres tevens aangevoerd dat in het Nederlandse vreemdelingenrecht een andere waarde wordt toegekend aan de feitelijke omgang tussen ouders en kinderen dan in het familierecht zodat sprake is van strijd met het consistentiebeginsel.

4. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat in het geval van eiseres geen sprake is van individuele feiten en omstandigheden die zich in het arrest Zambrano voordeden. Hiertoe heeft verweerder overwogen dat [Y] nimmer staatloos is geweest en dat hij naast de Nederlandse nationaliteit ook de Turkse nationaliteit bezit.
Referent heeft de Nederlandse nationaliteit, verblijft in Nederland en geniet inkomsten in de gevangenis die hij beschikbaar kan stellen voor de verzorging van [Y], die daarnaast ook een bijstandsuitkering ontvangt. In de brief van 26 juli 2011 heeft verweerder er nog op gewezen dat het feit dat met de Nederlandse ouder niet permanent in gezinsverband kan worden samengeleefd niet tot een ander oordeel leidt. In dit verband verwijst verweerder naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 8 juli 2011 (LJN: BR0795). Daarbij heeft verweerder nog van belang geacht dat de reden dat de Nederlandse ouder niet zelfstandig voor het kind kan zorgen het gevolg is van zijn eigen keuzes en onveranderd blijft, waar het gezinsleven ook wordt uitgeoefend. Indien eiseres naar Turkije terugkeert en [Y] in Nederland achterblijft, is zijn situatie vergelijkbaar met die van kinderen met maar één verzorgende ouder, die bovendien in detentie verblijft, zodat er aanspraak is op hulp van reguliere instanties. Volgens verweerder is het eventuele vertrek van eiseres en [Y] naar Turkije een keuze van haar en referent en niet het noodzakelijke en onvermijdelijke gevolg van het bestreden besluit in combinatie met de detentie van referent. Verder kan, aldus het bestreden besluit, in redelijkheid ook een beroep worden gedaan op de familie van eiseres in [woonplaats], die door inwoning en financiële ondersteuning de thans ontstane situatie mede mogelijk heeft gemaakt. Bij de bewezen gastvrijheid die zij gedurende lange jaren achtereen heeft geboden is niet aannemelijk dat zij zich, in het belang van het welzijn van [Y], geen verdere inspanningen zou willen getroosten en is daarvan ook objectief niet gebleken.

5. In het arrest Zambrano (LJN:BP9130) heeft het HvJ in de overwegingen 42 en 43, voor zover hier van belang, geoordeeld dat artikel 20 VWEU zich verzet tegen nationale maatregelen die tot gevolg hebben dat burgers van de Unie het genot wordt ontzegd van de belangrijkste aan hun status van burger van de Unie ontleende rechten en dat een dergelijke situatie ontstaat wanneer een staatsburger van een derde staat het echt wordt ontzegd te verblijven in de lidstaat waar zijn kinderen van jonge leeftijd, staatsburgers van die lidstaat en te zijnen laste, verblijven.

6. De ABRvS heeft in een aantal uitspraken van 7 maart 2012 (onder meer nummers: 201102780/1/V1 en 201105729/1/V1), voor zover hier van belang, geoordeeld dat uit het arrest Zambrano volgt dat het criterium van de ontzegging van het effectieve genot van de belangrijkste aan de status van burger van de Unie ontleende rechten, betrekking heeft op gevallen die erdoor gekenmerkt worden dat de burger van de Unie feitelijk wordt verplicht om het grondgebied van niet alleen de lidstaat waarvan hij staatsburger is, maar ook dat van de Unie als geheel te verlaten. Het enkele feit dat het voor een staatsburger van een lidstaat misschien wenselijk is, om economische redenen of om de eenheid van de familie op het grondgebied van de Unie te bewaren, dat de leden van zijn familie die niet de nationaliteit van een lidstaat bezitten, bij hem op het grondgebied van de Unie verblijven, volstaat bijgevolg op zichzelf niet om aan te nemen dat de burger van de Unie verplicht zal worden om het grondgebied van de Unie te verlaten indien een dergelijk recht niet wordt toegekend.

7. Voorts heeft de ABRvS in voornoemde uitspraken van 7 maart 2012 overwogen dat uit het arrest van het HvJ inzake Dereci van 15 november 2011 (LJN: BU5953) volgt dat slechts beperkte betekenis toekomt aan het recht op bescherming van het gezinsleven bij de beantwoording van de vraag of een burger van de Unie die gezinsleven uitoefent met een burger van een derde land, zijn uit artikel 20 van het VWEU voortvloeiende recht om op het grondgebied van de Unie te verblijven wordt ontzegd. Dit recht wordt niet als zodanig door artikel 20 van het VWEU beschermd, maar door andere internationaal-, Unie- en nationaalrechtelijke regelingen en bepalingen, zoals artikel 8 van het EVRM, artikel 7 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, Unierechtelijke verblijfsrichtlijnen en artikel 15 van de Vw.

Bij de beantwoording van genoemde vraag is onder meer de wens van gezinsleden om als gezin in Nederland of in de Unie te verblijven dus eveneens van beperkt belang. De situatie dat de burger van de Unie zijn recht om op het grondgebied van de Unie te verblijven wordt ontzegd, doet zich slechts voor als de burger van de Unie zodanig afhankelijk is van de burger van een derde land, dat hij als gevolg van de besluitvorming van de minister geen andere keus heeft dan met de burger van het derde land buiten de Unie te verblijven, aldus de ABRvS.

8. De ABRvS heeft verder in twee andere uitspraken van 7 maart 2012 (zie nummers: 201011743/1/V1 en 201108763/1/V2, in het bijzonder rechtsoverwegingen 2.3.4 en 2.5.4) geoordeeld dat in het geval het gezin bestaat uit één ouder die burger is van een derde land en één ouder die burger van de Unie is, en ook een minderjarig kind dat burger van de Unie is, bij de beantwoording van voornoemde vraag, betekenis toekomt aan het gegeven dat Nederlanders in Nederland in beginsel aanspraak kunnen maken op verstrekking van een uitkering uit de openbare kas. Voorts wordt van overheidswege en door maatschappelijke instellingen hulp en ondersteuning bij – bijvoorbeeld – zorg en opvoeding geboden.
Van leden van een dergelijk gezin kan dan ook worden verlangd dat zij gebruik maken van de mogelijkheid deze aanspraken en hulp te ontvangen als daarmee kan worden voorkomen dat een burger van de Unie feitelijk wordt verplicht niet alleen Nederland, maar het grondgebied van de Unie als geheel te verlaten. Van de situatie dat een burger van de Unie niettemin zijn recht om op het grondgebied van de Unie te verblijven wordt ontzegd, zal in dergelijke gevallen dan ook slechts sprake zijn, indien de burger van het derde land aannemelijk maakt dat de andere ouder, ook indien deze van vorenbedoelde mogelijkheid om aanspraken en hulp te ontvangen, gebruik maakt, feitelijk niet geacht kan worden voor het kind zorg te dragen, zodat verblijf voor het kind bij die ouder in Nederland of de Unie, zonder die vreemdeling, in wezen onmogelijk is. In dat geval zal het kind immers gedwongen zijn de ouder die burger van een derde land is, te volgen naar buiten het grondgebied van de Unie.

9. De rechtbank is, anders dan verweerder betoogt, van oordeel dat [Y], bij gedwongen terugkeer van eiseres naar Turkije, feitelijk zal worden verplicht om haar te volgen en het grondgebied van de Europese Unie te verlaten. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat [Y] volledig afhankelijk is van de zorg van eiseres c.q. ten laste komt van eiseres, nu zij hem sinds zijn geboorte verzorgt en hij altijd bij haar heeft gewoond. Dat [Y] maandelijks een financiële bijdrage van referent ontvangt en een bijstandsuitkering heeft, maakt nog niet dat hij niet ten laste van eiseres komt, zoals bedoeld in rechtsoverweging 43 van het arrest Zambrano. De omstandigheid dat referent het ouderlijk gezag deelt en eiseres in de woning van haar broer in [woonplaats] verblijft, doet er evenmin aan af dat zij [Y] altijd heeft verzorgd. Daar komt bij dat in de in overweging 6 genoemde uitspraken van de ABRvS (in het bijzonder in de overwegingen 2.3.8 en 2.7.10) is geoordeeld dat de vraag of minderjarige burgers van een lidstaat van de Unie die ten laste komen van hun ouders, staatsburgers van een derde land, het grondgebied van de Unie moeten verlaten indien aan die ouders het recht wordt ontzegd in de desbetreffende lidstaat te verblijven, bij het HvJ slechts is gerezen vanuit het enkele uitgangspunt dat een dergelijke weigering de kinderen zal verplichten de ouders te volgen. Hieruit volgt, aldus de ABRvS, dat de aanwezigheid van familieleden in de desbetreffende lidstaat bij wie het kind eventueel zou kunnen verblijven, niet bij de beoordeling van voornoemde vraag wordt betrokken. Verweerder heeft de omstandigheid dat de familie van eiseres jarenlang voor haar en [Y] heeft verzorgd en de eventuele mogelijkheid voor [Y] om bij deze familie in [woonplaats] te verblijven, dan ook ten onrechte tegengeworpen.

De rechtbank overweegt verder dat verweerders verwijzing naar de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch van
8 juli 2011 (LJN: BR0795) geen doel treft, reeds omdat geen sprake is van gelijke gevallen. Anders dan in het onderhavige geval, kwamen de kinderen (Unieburgers) in die zaak ten laste van een pleeggezin, omdat de partner (Unieburger) van de vreemdeling wegens psychische problemen niet zelfstandig voor de kinderen kon zorgen. De kinderen waren vrijwillig in een pleeggezin geplaatst en niet was komen vast te staan dat het verblijf in het pleeggezin structureel van aard was. Hoewel de rechtbank verweerders standpunt volgt dat referent verantwoordelijk is voor het feit dat hij tot levenslang is veroordeeld en daarom niet zelfstandig voor [Y] kan zorgen, kan deze omstandigheid niet leiden tot het oordeel dat referent feitelijk in staat moet worden geacht om met hulp en ondersteuning van maatschappelijke instellingen de zorg voor [Y] te dragen. In het onderhavige geval is, anders dan in de uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch van
8 juli 2011 (LJN: BR0795) geen sprake van een tijdelijke onmogelijkheid om zelfstandig de zorg voor een kind te dragen vanwege psychische klachten. Vanwege de levenslange gevangenisstraf van referent kan met voldoende zekerheid worden aangenomen dat [Y]s verblijf in Nederland zonder eiseres in wezen onmogelijk is en hij bij terugkeer van eiseres naar Turkije gedwongen zal zijn om haar te volgen. De rechtbank heeft daarbij overwogen dat referent al sinds 1984 in detentie verkeert en dat niet is gebleken dat binnen afzienbare tijd perspectief op terugkeer in de samenleving bestaat. Hieruit volgt dat eventuele plaatsing van [Y] in een pleeggezin, dan wel nagenoeg gehele overname van de zorg door maatschappelijke instellingen in deze (zeer) uitzonderlijke situatie structureel van aard zal zijn, wat naar het oordeel van de rechtbank niet verlangd mag worden. Gelet hierop betekent de in het bestreden besluit vervatte tegenwerping van het mvv -vereiste aan eiseres dat [Y] feitelijk het grondgebied van de Unie moet verlaten. Daarmee is het bestreden besluit in strijd met artikel 20 VWEU.

10. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt wegens strijd met 20 VWEU voor vernietiging in aanmerking. Nu een levenslange gevangenisstraf in Nederland echt levenslang is en deze omstandigheid alleen zal wijzigen wanneer de koningin gratie verleent, en bovendien van een andere mogelijke weigeringsgrond voor het verlenen van de gevraagde vergunning dan de afwezigheid van een mvv niet is gebleken, dient verweerder, bij de nieuwe beslissing op het bezwaar aan eiseres het gevraagde verblijfsrecht, met datum van ingang en bepalingen als gebruikelijk, te verlenen. Gelet op het voorgaande behoeven de gronden die eiseres heeft aangevoerd ter onderbouwing van de stelling dat zij op grond van het Associatiebesluit 1/80 van de Associatieraad EEG/Turkije (Besluit 1/80) dan wel op grond van artikel 8 van het EVRM voor vrijstelling van het mvv vereiste in aanmerking komt geen bespreking.

www.rechtspraak.nl

Reacties

Populaire posts van deze blog

Iraaks restaurant "Arbil" in Den Haag geopend

Wat is het verschil tussen lawyer en advocaat?

Oude (groot)ouder naar Nederland willen halen kan soms

Salarisvereisten en de verblijfsvergunning op basis van de ICT-richtlijn

VACATURE: Regiomanager Friesland Vluchtelingenwerk Noord-Nederland

Zambrano en Dereci-arresten geven alleen verblijfsrecht als EU-onderdaan gedwongen moet vertrekken (uitspraak)

Het Nederlands - Amerikaans Vriendschapsverdrag mag dan verdwenen zijn in de Vc maar het geldt natuurlijk nog steeds.

drs King na faillissement weer aan de slag

VACATURE: Advocaat-stagiaire (Strafrecht/Vreemdelingenrecht) bij Dobosz Advocatuur in Zoetermeer