Nareizende Somalische pleegkinderen en tijdelijke opvang (uitspraak)
LJN: BX1704, Rechtbank 's-Gravenhage, AWB 11/32550
Datum uitspraak: 13-07-2012
Datum publicatie: 17-07-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie:
Vreemdelingenzaak. Nareis. Uit paragraaf C2/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt niet dat ieder verblijf van een pleegkind bij een derde, ongeacht de reden(en) voor dit verblijf en ongeacht de duur en de overige omstandigheden van dit verblijf, moet worden beschouwd als een opname in een ander gezin die de conclusie wettigt dat het pleegkind niet langer behoort tot het gezin van de hoofdpersoon. Dat de hoofdpersoon een buurvrouw heeft gevraagd tijdelijk voor de pleegkinderen te zorgen om te voorkomen dat zij op straat zouden gaan zwerven, betekent dan ook niet zonder meer dat de pleegkinderen niet meer tot het gezin van de hoofdpersoon behoren. Dat de buurvrouw na enige tijd niet meer voor de pleegkinderen kon of wilde zorgen en dat de pleegkinderen toen zijn vertrokken, kan niet zonder meer worden aangemerkt als een eigen keuze om zelfstandig te gaan wonen die de conclusie wettigt dat de pleegkinderen niet meer tot het gezin van de hoofdpersoon behoren. Een uitleg van het beleid die feitelijk tot gevolg heeft dat pleegkinderen alleen voor nareis in aanmerking komen als zij over straat gaan zwerven, staat op gespannen voet met artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit.
Bron: rechtspraak.nl
-----
2.4. Het oordeel van de rechtbank
2.4.1. Niet in geschil is dat eisers pleegkinderen zijn van referente en dat eisers tot aan het vertrek van referente uit Somalië feitelijk tot haar gezin hebben behoord. Verweerder werpt eisers tegen dat zij na het vertrek van referente zijn opgenomen in het gezin van een buurvrouw en stelt zich met verwijzing naar paragraaf C2/6.1 van de Vc 2000 op het standpunt dat eisers hierdoor niet langer feitelijk behoren tot het gezin van referente. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
Voorafgaand aan haar vertrek uit Somalië heeft referente een buurvrouw gevraagd tijdelijk voor eisers te zorgen om te voorkomen dat zij op straat zouden gaan zwerven. Verweerder heeft niet gesteld dat referente een andere keuze had moeten maken. Gelet op de algemene situatie in Somalië en de leeftijd die eisers destijds hadden (15, 13, 13 en 9 jaar) ziet ook de rechtbank geen grond voor een dergelijk oordeel.
Eisers voeren naar het oordeel van de rechtbank terecht aan dat het enkele feit dat zij zijn opgevangen door een buurvrouw op zichzelf onvoldoende is om te concluderen dat zij zijn opgenomen in het gezin van deze buurvrouw. Uit paragraaf C2/6.1 van de Vc 2000 valt niet af te leiden dat de zinsnede 'opgenomen in een ander gezin' zo ruim moet worden uitgelegd dat ieder verblijf van pleegkinderen bij een derde, ongeacht de reden(en) voor dit verblijf en ongeacht de duur en de overige omstandigheden van dit verblijf, moet worden beschouwd als een opname in een ander gezin die de conclusie wettigt dat de pleegkinderen niet langer feitelijk behoren tot het gezin van de hoofdpersoon.
In het bestreden besluit noch het daarin ingelaste primaire besluit is verweerder inhoudelijk ingegaan op het betoog van eisers dat het verblijf bij de buurvrouw van meet af aan als tijdelijk is bedoeld en dat van referente bezwaarlijk verwacht kon worden eisers over straat te laten zwerven, zodat het verblijf van eisers bij de buurvrouw niet de conclusie wettigt dat zij niet langer feitelijk behoren tot het gezin van referente. Het enkel verwijzen naar het gevoerde beleid vormt, mede gelet op hetgeen in de vorige alinea van deze uitspraak is overwogen, naar het oordeel van de rechtbank geen toereikende reactie op het betoog van eisers. In dit opzicht berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering.
2.4.2. Bezien in het licht van het vorenstaande voeren eisers voorts terecht aan dat geen sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar, zodat de hoorplicht is geschonden.
2.4.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 7:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.4.4. Nu het aan verweerder en niet aan de rechtbank is om invulling te geven aan de hoorplicht als hij het bezwaar opnieuw ongegrond wil verklaren, terwijl evenmin valt uit te sluiten dat nader onderzoek naar de feiten noodzakelijk is, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om het geschil tussen partijen thans finaal te beslechten. Gelet hierop volstaat de rechtbank met gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van het bestreden besluit.
Met het oog op de te nemen nieuwe beslissing op bezwaar overweegt de rechtbank het volgende.
Verweerders tegenwerping ter zitting dat eisers inmiddels zelfstandig zijn gaan wonen en ook om die reden niet langer feitelijk behoren tot het gezin van referente valt niet te herleiden tot het bestreden besluit. Dat de buurvrouw na enige tijd niet meer voor eisers kon of wilde zorgen en dat eisers vervolgens zijn vertrokken, kan eisers naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer worden tegengeworpen. Dit vertrek kan niet zonder meer worden gelijkgesteld met een eigen keuze om zelfstandig te gaan wonen die de conclusie wettigt dat eisers niet langer feitelijk behoren tot het gezin van referente. Als verweerder het ter zitting ingenomen standpunt dat eisers omdat zij zelfstandig zijn gaan wonen niet langer feitelijk behoren tot het gezin van referente handhaaft, zal hij dit standpunt nader moeten toelichten.
Ter zitting heeft verweerder desgevraagd geen enkel voorbeeld kunnen noemen van een situatie waarin eisers voor nareis in aanmerking waren gekomen zonder op straat te gaan zwerven. In de visie van verweerder is de gezinsband tussen eisers en referente immers niet alleen verbroken als eisers bij een derde gaan wonen, maar ook als zij zelfstandig gaan wonen. Een dergelijke uitleg van het beleid vloeit niet logisch voort uit de tekst van dit beleid en staat naar het oordeel van de rechtbank op gespannen voet met artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000, dat ertoe strekt dat de gezinsband van (in dit geval) pleegkinderen met een pleegouder aan wie in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend op betrekkelijk eenvoudige wijze kan worden hersteld.
Hoewel eisers pas ter zitting hebben aangevoerd dat in het beleid een discriminatoir onderscheid wordt gemaakt tussen biologische kinderen en pleegkinderen, heeft verweerder op deze beroepsgrond inhoudelijk kunnen reageren. Het door verweerder ter zitting genoemde argument voor dit onderscheid, namelijk dat het bij pleegkinderen moeilijker is om de gezinsband vast te stellen, maakt niet inzichtelijk waarom, als het bestaan van deze gezinsband eenmaal wordt aangenomen, bij de beoordeling of de gezinsband na het vertrek van de hoofdpersoon is verbroken bij pleegkinderen gedeeltelijk andere criteria worden gehanteerd dan bij biologische kinderen. Als verweerder het bezwaar opnieuw ongegrond wil verklaren, ligt het dan ook in de rede dat hij dit onderscheid nader toelicht.
2.4.5. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eisers betaalde griffierecht aan hen te vergoeden.
De rechtbank ziet voorts aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) vastgesteld op € 874 (1 punt voor de indiening van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437 en wegingsfactor 1). De rechtbank is niet gebleken dat eisers in beroep nog andere kosten hebben moeten maken die op grond van grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Datum uitspraak: 13-07-2012
Datum publicatie: 17-07-2012
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie:
Vreemdelingenzaak. Nareis. Uit paragraaf C2/6.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt niet dat ieder verblijf van een pleegkind bij een derde, ongeacht de reden(en) voor dit verblijf en ongeacht de duur en de overige omstandigheden van dit verblijf, moet worden beschouwd als een opname in een ander gezin die de conclusie wettigt dat het pleegkind niet langer behoort tot het gezin van de hoofdpersoon. Dat de hoofdpersoon een buurvrouw heeft gevraagd tijdelijk voor de pleegkinderen te zorgen om te voorkomen dat zij op straat zouden gaan zwerven, betekent dan ook niet zonder meer dat de pleegkinderen niet meer tot het gezin van de hoofdpersoon behoren. Dat de buurvrouw na enige tijd niet meer voor de pleegkinderen kon of wilde zorgen en dat de pleegkinderen toen zijn vertrokken, kan niet zonder meer worden aangemerkt als een eigen keuze om zelfstandig te gaan wonen die de conclusie wettigt dat de pleegkinderen niet meer tot het gezin van de hoofdpersoon behoren. Een uitleg van het beleid die feitelijk tot gevolg heeft dat pleegkinderen alleen voor nareis in aanmerking komen als zij over straat gaan zwerven, staat op gespannen voet met artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit.
Bron: rechtspraak.nl
-----
2.4. Het oordeel van de rechtbank
2.4.1. Niet in geschil is dat eisers pleegkinderen zijn van referente en dat eisers tot aan het vertrek van referente uit Somalië feitelijk tot haar gezin hebben behoord. Verweerder werpt eisers tegen dat zij na het vertrek van referente zijn opgenomen in het gezin van een buurvrouw en stelt zich met verwijzing naar paragraaf C2/6.1 van de Vc 2000 op het standpunt dat eisers hierdoor niet langer feitelijk behoren tot het gezin van referente. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
Voorafgaand aan haar vertrek uit Somalië heeft referente een buurvrouw gevraagd tijdelijk voor eisers te zorgen om te voorkomen dat zij op straat zouden gaan zwerven. Verweerder heeft niet gesteld dat referente een andere keuze had moeten maken. Gelet op de algemene situatie in Somalië en de leeftijd die eisers destijds hadden (15, 13, 13 en 9 jaar) ziet ook de rechtbank geen grond voor een dergelijk oordeel.
Eisers voeren naar het oordeel van de rechtbank terecht aan dat het enkele feit dat zij zijn opgevangen door een buurvrouw op zichzelf onvoldoende is om te concluderen dat zij zijn opgenomen in het gezin van deze buurvrouw. Uit paragraaf C2/6.1 van de Vc 2000 valt niet af te leiden dat de zinsnede 'opgenomen in een ander gezin' zo ruim moet worden uitgelegd dat ieder verblijf van pleegkinderen bij een derde, ongeacht de reden(en) voor dit verblijf en ongeacht de duur en de overige omstandigheden van dit verblijf, moet worden beschouwd als een opname in een ander gezin die de conclusie wettigt dat de pleegkinderen niet langer feitelijk behoren tot het gezin van de hoofdpersoon.
In het bestreden besluit noch het daarin ingelaste primaire besluit is verweerder inhoudelijk ingegaan op het betoog van eisers dat het verblijf bij de buurvrouw van meet af aan als tijdelijk is bedoeld en dat van referente bezwaarlijk verwacht kon worden eisers over straat te laten zwerven, zodat het verblijf van eisers bij de buurvrouw niet de conclusie wettigt dat zij niet langer feitelijk behoren tot het gezin van referente. Het enkel verwijzen naar het gevoerde beleid vormt, mede gelet op hetgeen in de vorige alinea van deze uitspraak is overwogen, naar het oordeel van de rechtbank geen toereikende reactie op het betoog van eisers. In dit opzicht berust het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering.
2.4.2. Bezien in het licht van het vorenstaande voeren eisers voorts terecht aan dat geen sprake was van een kennelijk ongegrond bezwaar, zodat de hoorplicht is geschonden.
2.4.3. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 7:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
2.4.4. Nu het aan verweerder en niet aan de rechtbank is om invulling te geven aan de hoorplicht als hij het bezwaar opnieuw ongegrond wil verklaren, terwijl evenmin valt uit te sluiten dat nader onderzoek naar de feiten noodzakelijk is, ziet de rechtbank geen mogelijkheid om het geschil tussen partijen thans finaal te beslechten. Gelet hierop volstaat de rechtbank met gegrondverklaring van het beroep en vernietiging van het bestreden besluit.
Met het oog op de te nemen nieuwe beslissing op bezwaar overweegt de rechtbank het volgende.
Verweerders tegenwerping ter zitting dat eisers inmiddels zelfstandig zijn gaan wonen en ook om die reden niet langer feitelijk behoren tot het gezin van referente valt niet te herleiden tot het bestreden besluit. Dat de buurvrouw na enige tijd niet meer voor eisers kon of wilde zorgen en dat eisers vervolgens zijn vertrokken, kan eisers naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer worden tegengeworpen. Dit vertrek kan niet zonder meer worden gelijkgesteld met een eigen keuze om zelfstandig te gaan wonen die de conclusie wettigt dat eisers niet langer feitelijk behoren tot het gezin van referente. Als verweerder het ter zitting ingenomen standpunt dat eisers omdat zij zelfstandig zijn gaan wonen niet langer feitelijk behoren tot het gezin van referente handhaaft, zal hij dit standpunt nader moeten toelichten.
Ter zitting heeft verweerder desgevraagd geen enkel voorbeeld kunnen noemen van een situatie waarin eisers voor nareis in aanmerking waren gekomen zonder op straat te gaan zwerven. In de visie van verweerder is de gezinsband tussen eisers en referente immers niet alleen verbroken als eisers bij een derde gaan wonen, maar ook als zij zelfstandig gaan wonen. Een dergelijke uitleg van het beleid vloeit niet logisch voort uit de tekst van dit beleid en staat naar het oordeel van de rechtbank op gespannen voet met artikel 29, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vw 2000, dat ertoe strekt dat de gezinsband van (in dit geval) pleegkinderen met een pleegouder aan wie in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend op betrekkelijk eenvoudige wijze kan worden hersteld.
Hoewel eisers pas ter zitting hebben aangevoerd dat in het beleid een discriminatoir onderscheid wordt gemaakt tussen biologische kinderen en pleegkinderen, heeft verweerder op deze beroepsgrond inhoudelijk kunnen reageren. Het door verweerder ter zitting genoemde argument voor dit onderscheid, namelijk dat het bij pleegkinderen moeilijker is om de gezinsband vast te stellen, maakt niet inzichtelijk waarom, als het bestaan van deze gezinsband eenmaal wordt aangenomen, bij de beoordeling of de gezinsband na het vertrek van de hoofdpersoon is verbroken bij pleegkinderen gedeeltelijk andere criteria worden gehanteerd dan bij biologische kinderen. Als verweerder het bezwaar opnieuw ongegrond wil verklaren, ligt het dan ook in de rede dat hij dit onderscheid nader toelicht.
2.4.5. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder op grond van artikel 8:74, eerste lid, van de Awb het door eisers betaalde griffierecht aan hen te vergoeden.
De rechtbank ziet voorts aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, van de Awb te veroordelen in de kosten die eisers in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. De kosten in verband met de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) vastgesteld op € 874 (1 punt voor de indiening van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 437 en wegingsfactor 1). De rechtbank is niet gebleken dat eisers in beroep nog andere kosten hebben moeten maken die op grond van grond van het Bpb voor vergoeding in aanmerking komen.
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Reacties