Datum uitspraak: 11-08-2011
Datum publicatie: 18-08-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Ter zitting heeft verweerder nog betoogd dat de uitspraak van de Afdeling van 23 september 2003, LJN: AM2446, aldus moet worden uitgelegd, dat de ongeloofwaardigheid van de bekering niet enkel mag zijn gestoeld op een gebrek aan feitenkennis over het geloof, maar dat dit niet inhoudt dat dit oordeel eveneens dient te zijn gegrond op een oordeel omtrent de innerlijke (geloofs)overtuiging / beweegredenen van de vreemdeling. Volgens verweerder kan het algehele oordeel dat de bekering ongeloofwaardig is, ook zijn gestoeld op een oordeel omtrent die gebrekkige feitenkennis en op - zoals in casu - het feit dat de betrokken vreemdeling niet weet te verklaren hoe de door hem bezochte kerk heette, of wat de naam was van de priester die hem gedoopt heeft. In dat geval behoeft volgens verweerder geen apart oordeel te worden gevormd over de innerlijke (geloofs)overtuiging / beweegredenen van de vreemdeling. Dat betoog berust naar het oordeel van de rechtbank echter op een verkeerde lezing van de desbetreffende Afdelingsuitspraak, waarin immers is overwogen dat een beoordeling van de mate van juistheid waarmee de vreemdeling zeer feitelijke vragen heeft beantwoord, op zichzelf geen uitsluitsel biedt over de geloofsbeleving van de vreemdeling. Ook het vragen naar de naam van de kerk en van de priester is het vragen naar feiten, en die feiten hebben niets van doen met die geloofsbeleving of innerlijke overtuiging.
Bron: rechtspraak.nl
Law blog Klik op +1 als u dit een interessant artikel vindt en Google zal het dan beter zichtbaar maken in de zoekresultaten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten