De Raad van State over moedertaalsprekers bij taalanalyses en het tegenbewijs van contraexpertises (uitspraak)
LJN: BO4899, Raad van State , 200904905/1/V1
Datum uitspraak: 15-11-2010
Datum publicatie: 24-11-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2010 in zaak nr. 200903085/1/V1 (www.raadvanstate.nl) volgt dat een taalanalyse die met toepassing van de in die uitspraak weergegeven werkwijze van De Taalstudio is opgesteld, als een deskundigenrapport moet worden aangemerkt, ook al stelt De Taalstudio niet als eis dat de extern ingeschakelde linguïst een moedertaalspreker is. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat het BLT, alleen op de grond dat het taalanalisten heeft ingeschakeld die moedertaalspreker zijn, beter dan de door De Taalstudio ingeschakelde linguïst in staat is om de spraak van de vreemdeling te beoordelen. Voorts heeft de staatssecretaris zijn betoog dat het oordeel omtrent de authenticiteit van de spraak van de vreemdeling van de door het BLT ingeschakelde taalanalisten dient te prevaleren omdat zij moedertaalspreker zijn, niet – ten minste – aan de hand van een op de vreemdeling toegespitst tegenvoorbeeld beargumenteerd. Het betoog van de staatssecretaris dat vanwege de vreemdeling niet overtuigend is weersproken dat de authenticiteit van spraakkenmerken beter kan worden beoordeeld door een moedertaalspreker, treft daarom geen doel.
De eerste contra expertise is mede gebaseerd op een tweede geluidsopname, die de opsteller van de contra-expertise als aanvullende opname heeft aangeduid en die tot stand is gekomen zonder dat de IND daarbij is betrokken. De in de contra expertise vervatte taalanalyse, voor zover gebaseerd op de tweede opname, kan geen afbreuk doen aan de uitkomst van de taalanalyse, omdat een vanwege een vreemdeling verrichte taalanalyse die niet op de door het BLT gebruikte geluidsopname is gebaseerd naar haar aard geen contra-expertise inhoudt.
Daar komt bij dat de tweede opname geruime tijd later tot stand is gekomen dan de door de IND gemaakte opname. Uit de uitspraak van de Afdeling van 3 oktober 2008 in zaak nr. 200801429/1 (www.raadvanstate.nl) volgt dat de vreemdeling, gegeven de op hem ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 rustende bewijslast, moet worden tegengeworpen dat hij geen inzicht heeft geboden in de omstandigheden waaronder de tweede opname is vervaardigd en geen garanties heeft geboden die uitsluiten dat hij zich zodanig op de tweede opname heeft voorbereid dat dit de uitkomst van de daarop gebaseerde taalanalyse heeft beïnvloed. Ook daarom kan de in de contra expertise vervatte taalanalyse, voor zover gebaseerd op de tweede geluidsopname, geen afbreuk doen aan de uitkomst van de taalanalyse.
Voor zover de contra expertise is gebaseerd op de eerste geluidsopname kan deze de uitkomst daarvan niet dragen, nu de opsteller van de contra expertise van oordeel was dat deze "no relevant phonetic data" bevatte en "hardly audible" was. De eerste contra-expertise kan derhalve de door de taalanalyse versterkte twijfel over de door de vreemdeling gestelde herkomst niet wegnemen.
Verder is de tweede contra-expertise door dezelfde deskundige verricht, terwijl de controle-analyse mede is verricht door een andere moedertaalspreker dan de moedertaalspreker die het BLT bij de taalanalyse heeft betrokken. Dat, zoals de vreemdeling heeft aangevoerd, beide analyses tot stand zijn gekomen onder medeverantwoordelijkheid van dezelfde linguïst, laat onverlet dat beide moedertaalsprekers onafhankelijk van elkaar tot gelijkluidende conclusies zijn gekomen. De rechtbank heeft niet onderkend dat de staatssecretaris zich onder deze omstandigheden door verwijzing naar de taalanalyse en controle analyse deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling zijn herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt en dat het asielrelaas daarom ongeloofwaardig is.
Law blog
Datum uitspraak: 15-11-2010
Datum publicatie: 24-11-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Hoger beroep
Inhoudsindicatie: Uit de uitspraak van de Afdeling van 16 april 2010 in zaak nr. 200903085/1/V1 (www.raadvanstate.nl) volgt dat een taalanalyse die met toepassing van de in die uitspraak weergegeven werkwijze van De Taalstudio is opgesteld, als een deskundigenrapport moet worden aangemerkt, ook al stelt De Taalstudio niet als eis dat de extern ingeschakelde linguïst een moedertaalspreker is. Derhalve kan niet worden geoordeeld dat het BLT, alleen op de grond dat het taalanalisten heeft ingeschakeld die moedertaalspreker zijn, beter dan de door De Taalstudio ingeschakelde linguïst in staat is om de spraak van de vreemdeling te beoordelen. Voorts heeft de staatssecretaris zijn betoog dat het oordeel omtrent de authenticiteit van de spraak van de vreemdeling van de door het BLT ingeschakelde taalanalisten dient te prevaleren omdat zij moedertaalspreker zijn, niet – ten minste – aan de hand van een op de vreemdeling toegespitst tegenvoorbeeld beargumenteerd. Het betoog van de staatssecretaris dat vanwege de vreemdeling niet overtuigend is weersproken dat de authenticiteit van spraakkenmerken beter kan worden beoordeeld door een moedertaalspreker, treft daarom geen doel.
De eerste contra expertise is mede gebaseerd op een tweede geluidsopname, die de opsteller van de contra-expertise als aanvullende opname heeft aangeduid en die tot stand is gekomen zonder dat de IND daarbij is betrokken. De in de contra expertise vervatte taalanalyse, voor zover gebaseerd op de tweede opname, kan geen afbreuk doen aan de uitkomst van de taalanalyse, omdat een vanwege een vreemdeling verrichte taalanalyse die niet op de door het BLT gebruikte geluidsopname is gebaseerd naar haar aard geen contra-expertise inhoudt.
Daar komt bij dat de tweede opname geruime tijd later tot stand is gekomen dan de door de IND gemaakte opname. Uit de uitspraak van de Afdeling van 3 oktober 2008 in zaak nr. 200801429/1 (www.raadvanstate.nl) volgt dat de vreemdeling, gegeven de op hem ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 rustende bewijslast, moet worden tegengeworpen dat hij geen inzicht heeft geboden in de omstandigheden waaronder de tweede opname is vervaardigd en geen garanties heeft geboden die uitsluiten dat hij zich zodanig op de tweede opname heeft voorbereid dat dit de uitkomst van de daarop gebaseerde taalanalyse heeft beïnvloed. Ook daarom kan de in de contra expertise vervatte taalanalyse, voor zover gebaseerd op de tweede geluidsopname, geen afbreuk doen aan de uitkomst van de taalanalyse.
Voor zover de contra expertise is gebaseerd op de eerste geluidsopname kan deze de uitkomst daarvan niet dragen, nu de opsteller van de contra expertise van oordeel was dat deze "no relevant phonetic data" bevatte en "hardly audible" was. De eerste contra-expertise kan derhalve de door de taalanalyse versterkte twijfel over de door de vreemdeling gestelde herkomst niet wegnemen.
Verder is de tweede contra-expertise door dezelfde deskundige verricht, terwijl de controle-analyse mede is verricht door een andere moedertaalspreker dan de moedertaalspreker die het BLT bij de taalanalyse heeft betrokken. Dat, zoals de vreemdeling heeft aangevoerd, beide analyses tot stand zijn gekomen onder medeverantwoordelijkheid van dezelfde linguïst, laat onverlet dat beide moedertaalsprekers onafhankelijk van elkaar tot gelijkluidende conclusies zijn gekomen. De rechtbank heeft niet onderkend dat de staatssecretaris zich onder deze omstandigheden door verwijzing naar de taalanalyse en controle analyse deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling zijn herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt en dat het asielrelaas daarom ongeloofwaardig is.
Law blog
Reacties