ECLI:NL:RBDHA:2016:9735
- Instantie Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak 25-07-2016
- Datum publicatie 18-08-2016
- Zaaknummer AWB 15 / 20692
- Machtiging voorlopig verblijf (MVV) in
het kader van nareis afgewezen wegens het ontbreken van een feitelijke
gezinsband tussen eisers en referent, de oudere broer van eisers. Na het
overlijden van de vader heeft referent moeder ondersteund bij de
opvoeding van de jongere kinderen. De rechtbank oordeelt dit onvoldoende
om een feitelijke gezinsband op te baseren, temeer nu moeder nog steeds
bepaalde taken voor haar rekening neemt. De gezinsband tussen moeder en
eisers is niet doorbroken. Het beroep is ongegrond.
9. De rechtbank overweegt allereerst dat de aanvragen van eisers
gekwalificeerd dienen te worden als aanvragen om verlening van een mvv
in het kader van nareis asiel. Een aanvraag om een mvv dient te worden
beoordeeld aan de hand van dezelfde criteria als die gelden voor de
beoordeling van een aanvraag om verlening van de (uiteindelijk) beoogde
verblijfsvergunning. Naar de rechtbank begrijpt is het doel van eisers
om uiteindelijk in het bezit gesteld te worden van een afgeleide
verblijfsvergunning asiel, als bedoeld in artikel 29, tweede lid, aanhef
en onder a, van de Vw 2000. Voor de onderhavige procedure is daarom van
belang de vraag of eisers feitelijk deel uitmaakten van het gezin van
referent. Eisers dienen dit aannemelijk te maken.
10. De rechtbank begrijpt, mede gelet op het hierboven
aangehaalde beleid, het standpunt van verweerder in het bestreden
besluit aldus dat biologische kinderen (in beginsel) tot het gezin van
hun ouders behoren en dat deze gezinsband slechts in zeer uitzonderlijke
situaties eindigt. Ook in het geval dat een kind zelf de zorg heeft
voor afhankelijke gezinsleden, zoals referent stelt dat het geval was
bij hem en eisers, brengt dit niet met zich dat het kind niet langer
feitelijk behoort tot het gezin van de ouders, behalve als het
betreffende kind zelfstandig woont en voorziet in zijn eigen onderhoud,
dan wel als het kind een huwelijk of relatie is aangegaan. Van een van
de twee laatstgenoemde omstandigheden is niet gebleken. De rechtbank
acht het door verweerder gehanteerde beleid noch de toepassing hiervan
en de stellingname in het bestreden besluit onredelijk. Voor de
onderhavig zaak brengt het bovenstaande met zich dat in beginsel ervan
uitgegaan moet worden dat zowel referent als eisers tot het gezin van
hun moeder behoren en dat de omstandigheid dat referent, zoals hij
beschrijft, zijn moeder feitelijk (onder meer financieel) ondersteund
heeft bij de opvoeding en verzorging van eisers, net als zijn vader
voorheen deed, niet maakt dat op grond hier van een
‘pleegouder-pleegkind’ relatie kan worden aangenomen tussen referent en
eisers of dat hiermee een apart (pleeg)gezin is ontstaan. Immers, niet
is gebleken dat de moeder geen verzorgende en opvoedende rol meer
vervulde en dat dit hoofdzakelijk door referent werd gedaan. Verweerder
heeft in dit verband meer waarde kunnen hechten aan de biologische band
tussen de moeder en eisers en de verzorgende rol die de moeder in het
gezin had, ten opzichte van de overwegend financieel ondersteunde rol
die referent (waarbij hij overigens in enige mate werd geholpen door
zijn broer [naam broer] ) vervulde (hetgeen niet betekent dat hij niet
belast was met zorgtaken, zoals het doen van boodschappen en de was).
Vervolgens rijst de vraag of er andere omstandigheden spelen waardoor
geconcludeerd moet worden dat de feitelijke gezinsband tussen eisers en
hun moeder verbroken moet worden geacht, maar waardoor er wel sprake zou
zijn van een feitelijke gezinsband tussen hen en referent. Hiertoe
overweegt de rechtbank als volgt.
11. Hetgeen eisers naar voren hebben gebracht over de medische
situatie van hun moeder leidt niet tot het oordeel dat niet langer kan
worden gesproken van een feitelijke gezinsband. Immers, niet is gebleken
dat zij vanwege de medische klachten niet in staat was zorg voor eisers
te dragen of als gezinshoofd te fungeren, dan wel dat zij zelf volledig
afhankelijk was van referent. Referent heeft immers aangegeven dat zijn
moeder in huis deed wat zij kon doen voor gezinsleden (waaronder koken)
en dat zij helder van geest was. Verweerder heeft zich in dit verband
verder op goede gronden op het standpunt gesteld dat niet is gebleken
dat de moeder van eisers onder actieve behandeling van een arts stond.
Eisers hebben weliswaar in dit verband betoogd dat het asielrelaas van
referent geloofwaardig is bevonden en dat ook ervan moet worden
uitgegaan dat de verklaringen over de gezondheid van de moeder correct
zijn, maar dit laat onverlet dat ook uit de verklaringen van eisers en
referent niet volgt dat hun moeder onder behandeling stond van een arts.
Referent heeft enkel verklaard dat zijn moeder al langdurig sukkelt met
haar gezondheid en dat hij voor haar medicijnen (maagtabletten) en
Vinto (een soort jus van geperst fruit) kocht en injecties haalde bij de
apotheek. Gelet hierop is niet gebleken dat de klachten van de moeder
van eisers van dermate serieuze aard waren dat zij niet meer de rol van
hoofd van het gezin kon vervullen en de gezinsband tussen haar en haar
kinderen daarom als verbroken zou moeten worden beschouwd.
12. Met betrekking tot de gewijzigde situatie na het vertrek van
referent uit Ethiopië en de omstandigheid dat eisers en hun moeder thans
gescheiden leven, overweegt de rechtbank dat dit niet valt aan te
merken als een uitzonderlijke situatie waardoor het gezinsleven als
beëindigd moet worden aangemerkt. Zoals overwogen onder 8 maakt de
omstandigheid dat er in een periode weinig of geheel geen contact is
geweest tussen ouders en biologische kinderen nog niet dat er geen
sprake meer is van een feitelijke gezinsband en zijn er andere
zwaarwegende feiten nodig om het gezinsleven als beëindigd te kunnen
aanmerken. Deze zijn in het onderhavige geval niet gebleken. Daarbij
komt dat, nu niet is gebleken van een feitelijke gezinsband (in de vorm
van een pleegouder-pleegkinderen verhouding) tussen referent en eisers
vóór de binnenkomst van referent in Nederland, het verminderde contact
tussen eisers en hun moeder nog niet maakt dat er thans wel een
feitelijke gezinsband tussen referent en eisers is ontstaan. Als door
het gescheiden leven de gezinsband tussen moeder en kinderen als
verbroken beschouwd zou moeten worden, geldt dit temeer voor de
gezinsband tussen referent en eisers.
13. Gelet op het bovenstaande hebben eisers niet aannemelijk
gemaakt dat zij niet meer behoren tot het gezin van hun moeder en dat er
sprake is van een feitelijke gezinsband tussen hen en referent. De
rechtbank is niet gebleken dat verweerder niet alle omstandigheden in de
besluitvorming zou hebben betrokken en dat in strijd met onderdeel
C2/4.1 van de Vc 2000 zou zijn gehandeld.
14. Ten slotte overweegt de rechtbank dat volgens vaste
jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
(Afdeling) de Vw 2000 buiten artikel 29, tweede lid, geen grond biedt
voor verlening van een verblijfsvergunning asiel ter bescherming van
"family life", als bedoeld in artikel 8 van het EVRM en dat de
beoordeling van de toepassing van artikel 8 van het EVRM buiten
voormelde bepalingen plaats dient te vinden in de procedure over een
verblijfsvergunning regulier (zie onder meer de uitspraak van de
Afdeling van 1 augustus 2013, ECLI:NL:RVS:2013:651). Reeds hierom kan
het beroep van eisers op artikel 8 van het EVRM niet slagen.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:9735
ECLI:NL:RBDHA:2016:9678
- Instantie Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak 25-07-2016
- Datum publicatie 18-08-2016
- Zaaknummer AWB 15 / 20290
- Machtiging voorlopig verblijf (MVV) in
het kader van nareis afgewezen wegens het ontbreken van een
familierechtelijke relatie tussen eiseres en referent, de oom van
eiseres. Geen toestemmingsverklaring van de nog in leven zijnde
biologische moeder. Beroep ongegrond.
13. De rechtbank is allereerst van oordeel dat verweerder zich op het
standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres tot op heden niet
beschikbaar is geweest voor onderzoek. Verweerder heeft eiseres eerst
een termijn van vier weken geboden om zich te melden bij de Nederlandse
ambassade. Op verzoek heeft verweerder deze termijn vervolgens verlengd
tot 1 oktober 2015. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel
dat verweerder de termijn nog verder had moeten verlengen en is van
oordeel dat verweerder eiseres voldoende in de gelegenheid heeft gesteld
gehoord te worden. In dit verband acht de rechtbank van belang dat de
gemachtigde van eiseres in zijn brief van 21 juli 2015 enkel heeft
aangegeven dat eiseres niet kon uitreizen vanwege het regenseizoen en
dat het regenseizoen tot halverwege augustus zou duren. Gelet op deze
informatie heeft verweerder een voldoende ruime termijn gehanteerd door
(conform het verzoek van de gemachtigde) tot 1 oktober 2015 eiseres in
de gelegenheid te stellen zich te melden. Vervolgens is er vóór 1
oktober 2015 geen nieuw verlengingsverzoek meer ingediend door eiseres
en heeft eiseres evenmin uitgelegd waarom zij buiten haar schuld niet in
staat was zich te melden in de periode tussen augustus en oktober.
Verweerder heeft, gelet hierop, niet langer hoeven wachten en heeft over
kunnen gaan tot besluitvorming. De omstandigheid dat gedurende de
hoorzitting van 15 oktober 2015 is aangegeven dat het regenseizoen
inmiddels was afgelopen en dat eiseres zich zou melden zodra een
toestemmingsverklaring van haar moeder voor handen was, maakt dit niet
anders. Nu werd het zich melden immers afhankelijk gesteld van een
nieuwe omstandigheid waarvan het nog onduidelijk was hoe lang dit zou
duren (het ontvangen van de toestemmingsverklaring). Ten slotte brengt
ook het betoog van eiseres in beroep en ter zitting de rechtbank niet
tot een ander oordeel. Wat er verder ook zij van het betoog dat
Eritreeërs hun land niet mogen verlaten zonder toestemming van de
autoriteiten (uitreizen vindt plaats via een moeilijk te verkrijgen
uitreisvisum) en dat een poging het land te ontvluchten zeer gevaarlijk
is en kan leiden tot de dood; eiseres heeft deze omstandigheden pas in
beroep aangevoerd en heeft van tevoren nooit aangegeven dat zij
vertraging opliep omdat het moeilijk was (illegaal) uit te reizen en er
sprake was van een overmachtssituatie. Ook gedurende de hoorzitting werd
in dit verband enkel het regenseizoen aangehaald. Daarnaast werd
gedurende de hoorzitting door referent aangegeven dat het, als gebruik
wordt gemaakt van omwegen om je schuil te houden, zes uur lopen is om de
grens over te steken. Reeds vanaf het begin was eiseres aldus
voornemens de grens illegaal over te steken en uit het bovenstaande kan
niet worden opgemaakt dat dit erg lastig of onmogelijk was. Zelfs als
het gevaarlijk is Eritrea uit te reizen, dan doet dit naar het oordeel
van de rechtbank niet af aan de omstandigheid dat het aan eiseres en
referent is de gestelde feitelijke gezinsband aannemelijk te maken.
Daartoe heeft verweerder het nodig kunnen achten om ook eiseres te
horen. Het voorstel van de gemachtigde van eiseres ter zitting om
voorshands een mvv te verlenen, eiseres naar Nederland te laten komen,
en in Nederland na te gaan of de verklaringen van referent over het
bestaan van een feitelijke gezinsband stroken met die van eiseres, kan
de rechtbank, gelet op voornoemde bewijslastverdeling, niet volgen.
Verweerder zou met de aanwezigheid van eiseres hier te lande immers met
een voldongen feit worden geconfronteerd. Dit geldt temeer nu het de
vraag is of, zoals verderop in de uitspraak zal worden overwogen, in de
door referent beschreven situatie sprake is (geweest) van een feitelijke
gezinsband tussen hem en eiseres.
14. De rechtbank ziet voorts aanleiding in te gaan op de overige
door verweerder gebezigde redenen voor de afwijzing van de aanvraag van
eiseres.
15. De rechtbank overweegt allereerst dat de aanvraag van eiseres
gekwalificeerd dient te worden als een aanvraag om verlening van een
mvv in het kader van nareis asiel. Een aanvraag om een mvv dient te
worden beoordeeld aan de hand van dezelfde criteria als die gelden voor
de beoordeling van een aanvraag om verlening van de (uiteindelijk)
beoogde verblijfsvergunning. Naar de rechtbank begrijpt is het doel van
eiseres om uiteindelijk in het bezit gesteld te worden van een afgeleide
verblijfsvergunning asiel, als bedoeld in artikel 29, tweede lid,
aanhef en onder a, van de Vw 2000. Voor de onderhavige procedure is
daarom van belang de vraag of eiseres feitelijk deel uitmaakt van het
gezin van referent. Eiseres dient, zoals gezegd, dit aannemelijk te
maken.
16. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op
goede gronden op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende
aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een feitelijke gezinsband
met referent. De rechtbank constateert allereerst dat eiseres geen
documenten heeft overgelegd die de gestelde gezinsband onderbouwen. De
rechtbank ziet echter geen noodzaak voor het (doen) uitvoeren van een
oom-tante DNA test, nu niet in geschil is dat eiseres de dochter is van
de overleden broer van referent. Voorts dient, zoals eiseres ook stelt,
te worden bezien of eiseres en referent door middel van aanvullende
gegevens en/of plausibele, aannemelijke en consistente verklaringen
aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van een gezinsband. Hier
zijn zij niet in geslaagd. Verweerder heeft zich in dit verband op goede
gronden op het standpunt gesteld dat het onaannemelijk is dat referent
de zorg zou hebben gekregen over eiseres op het moment dat hij zelf pas
dertien jaren oud was en hij als minderjarig kind nog deel uitmaakte van
het gezin van zijn ouders. Het lag dan meer in de rede dat de ouders
van referent de zorg over eiseres zouden krijgen. Dit wordt bevestigd
door de verklaring van referent gedurende het eerste gehoor van zijn
asielprocedure dat de zorg voor eiseres in eerste instantie aan zijn
ouders was overgedragen. Het betoog van referent dat hij de zorg over
eiseres kreeg omdat zijn vader reeds in 2004 leed aan tuberculose en
zijn moeder ook een slechte gezondheid (hoge bloeddruk) had volgt de
rechtbank, nog daargelaten dat dit betoog niet met documenten is
onderbouwd, niet. Immers, kennelijk stond de ziekte van de vader en de
gezondheid van de moeder van referent er niet aan in de weg dat zij,
zoals verklaard in het eerste gehoor, in eerste instantie de feitelijke
zorg over eiseres kregen. Ook kan niet gezegd worden dat de ouders van
referent in 2004 al dermate oud waren dat zij niet voor eiseres konden
zorgen. Immers, de vader en moeder van referent waren in 2004
respectievelijk 53 en 41 jaar oud en hadden binnen het eigen gezin nog
de zorg over referent en een dochter van slechts vier jaar oud. Het
betoog van de gemachtigde van eiseres ter zitting dat het in Eritrea
anders is qua leeftijd dan in Nederland, dat van een kind van dertien
jaar oud meer wordt gevergd en dat mensen al eerder ‘oud’ zijn brengt de
rechtbank niet tot een ander oordeel als hierboven overwogen.
Aannemelijk is dat zowel referent als eiseres tot het gezin van hun
(groot)ouders hebben behoord, dat er aldus met deze grootouders een
feitelijke gezinsband heeft bestaan en dat referent en eiseres niet
binnen het gezin van hun (groot)ouders een apart eigen gezin hebben
gevormd. De enkele omstandigheid dat referent zich (veel) bezig hield
met de zorg voor eiseres, maakt niet dat reeds daarom zijn gezinsband
met zijn ouders als verbroken moet worden beschouwd en dat er een nieuw
gezin is ontstaan. Het beeld ontstaat dat er sprake is geweest van een
groot gezamenlijk gezin met de (groot)ouders waarbij referent, zoals ook
gebruikelijk is als mannelijk gezinslid in de betreffende cultuur, een
belangrijke rol vervulde, maar waarin hij niet fungeerde als
gezinshoofd, zoals zijn ouders wel deden. Uit de verklaringen van
referent gedurende de hoorzitting van 15 oktober 2015 volgt met name dat
hij, omdat hij werk had, bijdroeg aan de financiering van zaken zoals
scholing, de kleding en voeding, en dat hij belangrijke beslissingen nam
met betrekking tot eiseres. Echter geeft referent ook aan dat hij
(slechts) soms hielp bij het bereiden van het eten of het voeren, maar
dat dit ook soms door zijn moeder werd gedaan. Dit bevestigd het
bovenbeschreven beeld.
17. Op grond van het bovenstaande heeft verweerder op goede
gronden geconcludeerd dat aannemelijk is dat eiseres in 2004 feitelijk
tot het gezin van haar grootouders is gaan behoren. Ook toen referent
zijn militaire dienstplicht moest vervullen is eiseres altijd bij haar
grootouders blijven wonen en tot op de dag van vandaag zijn zij in staat
gebleken om voor eiseres te zorgen. Zodoende kan ook niet worden
geconcludeerd dat de gezinsband tussen eiseres en haar grootouders
inmiddels is verbroken.
18. Hetgeen eiseres heeft aangevoerd omtrent de omstandigheden in
Eritrea en de gezondheidssituatie van de ouders van referent kan aan
het bovenstaande niet afdoen. Dit maakt immers niet dat er, anders dan
voorheen, thans wel sprake is van een gezinsband tussen eiseres en
referent en dat er niet langer van een gezinsband tussen eiseres en haar
grootouders kan worden gesproken. Wat er verder ook zij van de gestelde
medische problematiek van de grootouders; vooralsnog is niet gebleken
dat zij niet langer in staat zijn zorg te dragen voor eiseres. Dit geldt
eveneens voor het betoog van eiseres dat Eritrea erg arm is en dat een
groot deel van de bevolking niet in de eigen voedselbehoefte kan
voorzien. Niet gesteld of gebleken is dat dit ook geldt voor het gezin
van eiseres. Ten slotte acht de rechtbank in dit verband van belang dat
in de onderhavige procedure niet de vraag voorligt of eiseres in Eritrea
bepaalde risico’s loopt, ongeacht of deze risico’s betrekking hebben op
een verlies van basisvoorzieningen of op de in Eritrea bestaande
dienstplicht. Aangezien er getoetst dient te worden aan de eisen van
artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, ligt enkel de
vraag voor of eiseres aangemerkt kan worden als het pleegkind van
referent en of er sprake is van een feitelijke gezinsband. De vraag of
er sprake is van risico’s als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de
Vw 2000 speelt hierbij geen rol.
19. Nu eiseres en referent de gestelde feitelijke gezinsband niet
aannemelijk hebben gemaakt, is niet gebleken dat eiseres het pleegkind
is van referent en dat artikel 29, tweede lid, aanhef en onder a, van de
Vw 2000 op haar van toepassing is. Reeds hierom komt eiseres niet in
aanmerking voor een mvv en heeft verweerder de aanvraag van eiseres af
kunnen wijzen.
20. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat hetgeen eiseres tot
nu toe in dit verband heeft overgelegd onvoldoende is om een
toestemmingsverklaring als bedoeld in onderdeel C2/4.1 van de Vc 2000
aanwezig te achten. Anders dan de gemachtigde van eiseres ter zitting
heeft betoogd, kan verweerder de eis stellen dat er sprake moet zijn van
een identiteitsbewijs met een zichtbare handtekening, die vervolgens
kan worden vergeleken met de handtekening op de toestemmingsverklaring.
Op de kopie van het door de gemachtigde van eiseres overgelegde
identiteitsbewijs is de handtekening niet duidelijk te zien. Voorts
heeft verweerder ter zitting op goede gronden verwezen naar de brief van
verweerder van 9 februari 2015, waaruit volgt dat (in beginsel) nodig
is dat de toestemmingsverklaring door de achtergebleven ouder in persoon
wordt afgegeven bij een diplomatieke post, zodat door middel van
DNA-onderzoek de gestelde biologische band met eiseres kan worden
onderzocht. Niet gebleken is dat de biologische moeder van eiseres niet
in staat is een deugdelijke toestemmingsverklaring over te leggen bij
een diplomatieke post. Immers, zij is niet vermist of overleden en er is
tussen haar en referent contact geweest. Het is van groot belang dat de
situatie waarbij eiseres zonder toestemming van haar biologische ouder
naar Nederland wordt gehaald, wordt vermeden.
21. Ten slotte merkt de rechtbank op dat verweerder heeft
aangegeven dat, mocht er opnieuw voor eiseres een aanvraag worden
ingediend om een mvv in het kader van nareis, de nareistermijn door de
onderhavige procedure veilig is gesteld.
22. Gelet op het bovenstaande is het beroep ongegrond.
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:9678
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com
In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak.
Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Subscribe to Vreemdelingenrecht.com blog by Email