UITSPRAAK: gevangenisstraffen mogen worden opgeteld voor bepalen duur inreisverbod
ECLI:NL:RVS:2015:257
- Instantie Raad van State
- Datum uitspraak 30-01-2015
- Datum publicatie 04-02-2015
- Zaaknummer 201400512/1/V2
- Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
1. In de enige grief klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat artikel 6.5a, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: het Vb 2000) aldus moet worden uitgelegd, dat er één afzonderlijke strafrechtelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf van zes maanden of langer moet zijn, alvorens aan een vreemdeling een inreisverbod voor de duur van vijf jaar kan worden opgelegd. Voorts klaagt de staatssecretaris dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het beleid, neergelegd in paragraaf A4/2.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: de Vc 2000), waarin is vermeld dat bij de vaststelling van de duur van een inreisverbod in geval van meerdere vrijheidsstraffen deze bij elkaar worden opgeteld, in strijd is met deze bepaling.
Volgens de staatssecretaris heeft de rechtbank niet onderkend dat artikel 6.5a, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vb 2000 niet uitsluit dat meerdere vrijheidsstraffen bij elkaar worden opgeteld. De staatssecretaris verwijst naar de ratio van de Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB 2008 L 348; hierna: de Terugkeerrichtlijn) en van voormelde bepaling.
1.1. Ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn, wordt de duur van het inreisverbod volgens alle relevante omstandigheden van het individuele geval bepaald, en bedraagt deze in principe niet meer dan vijf jaar.
Ingevolge artikel 66a, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000, voor zover thans van belang, wordt het inreisverbod gegeven voor een bepaalde duur, die ten hoogste vijf jaren bedraagt, tenzij de vreemdeling naar het oordeel van de staatssecretaris een ernstige bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de nationale veiligheid.
Ingevolge artikel 6.5a, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vb 2000 bedraagt de duur van het inreisverbod, in afwijking van het eerste tot en met het derde lid, ten hoogste vijf jaren, indien het een vreemdeling betreft die is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van zes maanden of langer.
Volgens paragraaf A4/2.3 van de Vc 2000, zoals deze luidde ten tijde van het besluit van 21 mei 2013 en voor zover thans van belang, wordt met een vrijheidsstraf zoals bedoeld in artikel 6.5a van het Vb 2000 een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf bedoeld. Als meerdere vrijheidsstraffen zijn opgelegd, worden deze bij elkaar opgeteld.
1.2. Niet in geschil is dat de vreemdeling op zowel 20 juni 2001 als 26 september 2006 tot gevangenisstraffen van drie maanden is veroordeeld. Voorts is niet in geschil dat hij op 13 januari 2010 tot acht weken gevangenisstraf is veroordeeld.
1.3. Uit paragraaf 3 van de toelichting bij het Besluit van 22 december 2011, houdende wijziging van het Vb 2000 in verband met de implementatie van de Terugkeerrichtlijn (Stb. 2011, 664), betreffende onder meer artikel 6.5a van het Vb 2000, blijkt dat met dit besluit, voor zover thans van belang, beoogd is zoveel mogelijk aan te sluiten bij de bestaande procedures over de ongewenstverklaring. Gelet hierop en op de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2013 in zaak nr. 201112631/1/V2 over de ongewenstverklaring bestaat geen grond voor het oordeel dat het woord "een" in de zinsnede "is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van zes maanden of langer" in artikel 6.5a, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vb 2000 over het inreisverbod dient te worden gelezen als het telwoord "één". Deze uitleg strookt ook met artikel 11, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn dat bepaalt dat de duur van het inreisverbod volgens alle relevante omstandigheden van het individuele geval wordt bepaald. De rechtbank heeft, gelet op die uitleg, ook ten onrechte overwogen dat paragraaf A4/2.3 van de Vc 2000 waarin is vermeld dat bij de vaststelling van de duur van een inreisverbod in geval van meerdere vrijheidsstraffen deze bij elkaar worden opgeteld, in strijd is met artikel 6.5a, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vb 2000.
De grief slaagt.
De hele uitspraak staat hier: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RVS:2015:257
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Reacties