Voorbereiding – visum kort verblijf
Volgens het beleid van Nederland, neergelegd in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000), hoofdstuk A2/4.3.3.1, is een van de basiscriteria bij het verlenen van een visum voor kort verblijf het voorkomen van illegale immigratie (vestigingsgevaar). Het is derhalve aan de visum aanvrager om aannemelijk te maken – zo nodig door het overleggen van documenten – dat de tijdige terugkeer voldoende is gewaarborgd. Bij de beoordeling daarvan kan onder meer een rol spelen ‘het ontbreken van een (sterke) sociale en economische band van de visum aanvrager met het land van herkomst’. Meer concreet volgt uit de Visumcode op grond van artikel 32, eerste lid, dat om de navolgende redenen een visum aanvraag kan worden geweigerd;
a) indien de aanvrager:
ii) het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf niet heeft aangetoond;
iii) niet heeft aangetoond over voldoende middelen van bestaan te beschikken,            zowel voor de duur van het voorgenomen verblijf als voor zijn terugreis naar het land van herkomst of verblijf, of voor doorreis naar een derde land waar hij met zekerheid zal worden toegelaten, of in de mogelijkheid te verkeren deze middelen legaal te verkrijgen; of
b) indien er redelijke twijfel bestaat over de echtheid van de door de aanvrager overgelegde bewijsstukken of over de geloofwaardigheid van de inhoud ervan, de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aanvrager of zijn voornemen om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum.
Vaak weet de visumaanvrager niet dat het vestigingsgevaar hieraan ten grondslag ligt. Hierdoor worden er met enige regelmaat door aanvragers van een visum onvoldoende of verkeerde stukken overlegd waardoor de visumaanvraag wordt afgewezen terwijl dit niet nodig was geweest. Met name in landen waar het welvaartsniveau doorgaans lager ligt dan in Nederland wordt dit vestigingsgevaar bij het aanvragen van een visum goed onderzocht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan Gambia. Er zal worden getoetst of de visum aanvrager genoeg binding heeft met het land van herkomst waardoor de terugkeer is gegarandeerd. Enkel dan zal het visum worden verleend. Hierbij kan men denken aan werk, familie waarvoor men de zorg heeft, eigendommen en overige verplichtingen. Een combinatie van deze factoren ofwel één van deze factoren kan doorslaggevend zijn.
In minder welvarende landen is het echter niet altijd eenvoudig om bijvoorbeeld de economische binding aan te tonen. De arbeidsovereenkomsten zien er doorgaans niet zo uit als in Nederland en vaak wordt het loon contant betaald waardoor men geen salarisstroken kan overleggen. Desalniettemin kan de economische binding nog steeds worden aangetoond. Dit zal echter moeten gebeuren aan de hand van andere documenten of betalingsbewijzen, bijvoorbeeld kwitanties, bankafschriften, feitelijke werkzaamheden die kunnen worden aangetoond. Dit vereist enig creatief denken. Zo heeft de aanvrager van het visum kort verblijf in de deze zaak een ( uitspraak van de rechtbank d.d. 30 juli 2015, ECLI:NL:RBDHA:2015:8687) ‘invoice / receipt’ van de elektriciteitsmaatschappij overgelegd om aan te tonen dat hij bij zijn eigen lasbedrijf nu ook over elektriciteit beschikt om zijn bedrijfsmatige werkzaamheden te kunnen uitbreiden.
Het is raadzaam om advies in te winnen bij een ervaren advocaat voordat men een visum aanvraagt voor kort verblijf. Deze zal kunnen toetsen of er voldoende stukken zijn overlegd ter onderbouwing van de garantie op terugkeer.