In een principiële zaak over de vrijheid van meningsuiting heeft de rechter fotograaf Robert Glas (opnieuw) in het gelijk gesteld. Het draait in deze zaak meer in het bijzonder om de persvrijheid: het recht op verspreiding van door drukpers geopenbaarde gedachten en gevoelens.
Glas maakte met toestemming van de overheid voor Vrij Nederland een fotoreportage in een detentiecentrum voor vreemdelingenbewaring. In een standaardcontract verbond de overheid hieraan verschillende voorwaarden. Zo zou de fotograaf iedere keer dat hij de foto's wil publiceren daarvoor voorafgaande toestemming van het ministerie van Justitie en Veiligheid moeten krijgen.
Glas vocht de voorwaarden die de overheid stelde bij de rechter aan. En in het vertrouwen dat die de persvrijheid zwaarder zou laten wegen dan de wensen van het ministerie, publiceerde hij in december 2015 een aantal foto's van isoleercellen in vreemdelingenbewaring (zie hierboven) in Wordt Vervolgd. Zonder iemand daarvoor vooraf goedkeuring te vragen.
In lijn met een eerder oordeel van het hof, zet - nu in de bodemprocedure - de rechtbank Den Haag een streep door dit onderdeel van het contract dat de overheid kennelijk standaard hanteert (of hanteerde?).
In ECLI:NL:RBDHA:2016:3820 oordeelt de rechtbank namelijk dat de Staat niet mag bedingen dat de foto's van Glas niet zonder zijn goedkeuring mogen worden verspreid. Een dergelijk beding levert een ongeoorloofde inperking van de vrijheid van meningsuiting op en is daarom nietig wegens strijd met art. 7 van de Grondwet en dus met de openbare orde.
Zie over deze uitspraak ook dit nieuwsbericht van het NJB. Eerder berichtte o.a. NRC over de zaak.