Uitspraak over duurzaam verblijfsrecht, artikel 16 Richtlijn 2004/38/EG (verblijfsrichtlijn), middeleneis
Via Ali Agayev
Voor een duurzaam verblijfsrecht mag de IND nagaan of de EU-onderdaan gedurende zijn verblijf van ten minste 5 jaar is blijven voldoen aan de voorwaarden die in de Unieburgersrichtlijn worden gesteld. Als de uitvoeringspraktijk echter gunstiger was dan de voorwaarden die de richtlijn stelt, mag de IND daar niet zo maar van af wijken. De richtlijn regelt namelijk de minimumvoorwaarden; de lidstaten mogen gunstigere regels hanteren. Afwijking daarvan levert strijd op met het rechtszekerheidsbeginsel.
Instantie Rechtbank Den Haag
11. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte sinds april 2015 een restrictievere uitleg heeft gegeven van het begrip duurzaam verblijf: vóór die datum werd slechts gevraagd om aan te tonen dat de burger van de Unie daadwerkelijk gedurende vijf jaar in Nederland had verbleven en niet, zoals nu, dat moet worden aangetoond dat gedurende vijf jaren is beschikt over voldoende middelen van bestaan. Verweerder heeft daartegen ingebracht dat uit artikel 16, eerste lid, van de verblijfsrichtlijn volgt dat een duurzaam verblijfsrecht geldt voor de burger van de Unie die gedurende vijf jaar legaal op het grondgebied van het gastland heeft verbleven. Daarin ligt besloten, aldus verweerder, dat het gaat om verblijf in overeenstemming met de in de verblijfsrichtlijn gestelde voorwaarden. Een verblijf dat niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 7, eerste lid, kan bijgevolg niet worden aangemerkt als een legaal verblijf.
12. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat uit artikel 16, eerste lid, van de verblijfsrichtlijn volgt dat sprake moet zijn geweest van legaal verblijf gedurende vijf jaren op het grondgebied van het gastland. Artikel 37 van de verblijfsrichtlijn laat evenwel toe dat een lidstaat “wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen” toepast die gunstiger zijn voor personen waarop deze richtlijn van toepassing is. Uit de dossierstukken blijkt onmiskenbaar dat verweerder vóór april 2015 bij aanvragen als die van eiseres slechts beoordeelde of daadwerkelijk sprake was van verblijf in Nederland gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar. Eerst daarna is verweerder ook gaan controleren of gedurende die periode aan het middelenvereiste werd voldaan. Ter zitting heeft verweerder dit ook bevestigd. Verweerder heeft daarbij desgevraagd toegelicht dat dit geen nieuw beleid is, of een nieuwe vaste gedragslijn, maar dat deze toetsing altijd al op grond van de verblijfsrichtlijn had moeten plaatsvinden. De rechtbank kan dit standpunt niet volgen. Gelet op artikel 37 van de verblijfsrichtlijn laat deze richtlijn toe dat sprake is van een, ten opzichte van de bepalingen van de verblijfsrichtlijn, gunstiger uitvoeringspraktijk. Dit betekent dat uit de verblijfsrichtlijn geen dwingende verplichting voortvloeit om te controleren of in de vijf relevante jaren sprake was van legaal verblijf. Of deze uitvoeringspraktijk moet worden gekwalificeerd als nieuw beleid, dan wel als een gewijzigde vaste gedragslijn, kan in het midden blijven. Kennelijk heeft verweerder gedurende de periode vóór april 2015 stelselmatig slechts gecontroleerd of sprake was van feitelijk verblijf gedurende ten minste vijf jaar. Voorts wordt overwogen dat de termijn die geldt voor de beoordeling van het duurzaam verblijfsrecht van eiseres was volgelopen op 4 maart 2014, dus vóór de datum van het wijzigen van de uitvoeringspraktijk van verweerder. De rechtbank acht het in strijd met het unierechtelijke rechtszekerheidsbeginsel dat verweerder het voor eiseres ongunstiger uitvoeringsregime, dat pas in april 2015 van toepassing werd, ook op eiseres heeft toegepast.
13. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de overige beroepsgronden van eiseres. Uit de beoordeling van de rechtbank vloeit voort dat eiseres een uit het Unierecht voortvloeiend recht heeft op afgifte van een document als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de verblijfsrichtlijn. De rechtbank ziet daarom aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat de uitspraak in de plaats zal treden van te vernietigen besluit. De rechtbank zal het primaire afwijzende besluit van 22 mei 2015 herroepen en bepalen dat verweerder eiseres het gevraagde document dient af te geven. De rechtbank geeft hiermee toepassing aan artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.
14. Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 490 in verband met de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarprocedure (1 punt voor het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1), € 980 in verband met de kosten van rechtsbijstand in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1) en op € 50,80 in verband met de in beroep gemaakte reiskosten van eiseres om de zitting bij te wonen.
Bron: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:4544
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Voor een duurzaam verblijfsrecht mag de IND nagaan of de EU-onderdaan gedurende zijn verblijf van ten minste 5 jaar is blijven voldoen aan de voorwaarden die in de Unieburgersrichtlijn worden gesteld. Als de uitvoeringspraktijk echter gunstiger was dan de voorwaarden die de richtlijn stelt, mag de IND daar niet zo maar van af wijken. De richtlijn regelt namelijk de minimumvoorwaarden; de lidstaten mogen gunstigere regels hanteren. Afwijking daarvan levert strijd op met het rechtszekerheidsbeginsel.
ECLI:NL:RBDHA:2016:4544
Instantie Rechtbank Den Haag
- Datum uitspraak 28-04-2016
- Datum publicatie 02-05-2016
- Zaaknummer 15/22319
- Rechtsgebieden Vreemdelingenrecht
- Bijzondere kenmerken Bodemzaak
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Inhoudsindicatie duurzaam verblijfsrecht, artikel 16 Richtlijn 2004/38/EG (verblijfsrichtlijn), middeleneis
- Vindplaatsen Rechtspraak.nl
11. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte sinds april 2015 een restrictievere uitleg heeft gegeven van het begrip duurzaam verblijf: vóór die datum werd slechts gevraagd om aan te tonen dat de burger van de Unie daadwerkelijk gedurende vijf jaar in Nederland had verbleven en niet, zoals nu, dat moet worden aangetoond dat gedurende vijf jaren is beschikt over voldoende middelen van bestaan. Verweerder heeft daartegen ingebracht dat uit artikel 16, eerste lid, van de verblijfsrichtlijn volgt dat een duurzaam verblijfsrecht geldt voor de burger van de Unie die gedurende vijf jaar legaal op het grondgebied van het gastland heeft verbleven. Daarin ligt besloten, aldus verweerder, dat het gaat om verblijf in overeenstemming met de in de verblijfsrichtlijn gestelde voorwaarden. Een verblijf dat niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 7, eerste lid, kan bijgevolg niet worden aangemerkt als een legaal verblijf.
12. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat uit artikel 16, eerste lid, van de verblijfsrichtlijn volgt dat sprake moet zijn geweest van legaal verblijf gedurende vijf jaren op het grondgebied van het gastland. Artikel 37 van de verblijfsrichtlijn laat evenwel toe dat een lidstaat “wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen” toepast die gunstiger zijn voor personen waarop deze richtlijn van toepassing is. Uit de dossierstukken blijkt onmiskenbaar dat verweerder vóór april 2015 bij aanvragen als die van eiseres slechts beoordeelde of daadwerkelijk sprake was van verblijf in Nederland gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar. Eerst daarna is verweerder ook gaan controleren of gedurende die periode aan het middelenvereiste werd voldaan. Ter zitting heeft verweerder dit ook bevestigd. Verweerder heeft daarbij desgevraagd toegelicht dat dit geen nieuw beleid is, of een nieuwe vaste gedragslijn, maar dat deze toetsing altijd al op grond van de verblijfsrichtlijn had moeten plaatsvinden. De rechtbank kan dit standpunt niet volgen. Gelet op artikel 37 van de verblijfsrichtlijn laat deze richtlijn toe dat sprake is van een, ten opzichte van de bepalingen van de verblijfsrichtlijn, gunstiger uitvoeringspraktijk. Dit betekent dat uit de verblijfsrichtlijn geen dwingende verplichting voortvloeit om te controleren of in de vijf relevante jaren sprake was van legaal verblijf. Of deze uitvoeringspraktijk moet worden gekwalificeerd als nieuw beleid, dan wel als een gewijzigde vaste gedragslijn, kan in het midden blijven. Kennelijk heeft verweerder gedurende de periode vóór april 2015 stelselmatig slechts gecontroleerd of sprake was van feitelijk verblijf gedurende ten minste vijf jaar. Voorts wordt overwogen dat de termijn die geldt voor de beoordeling van het duurzaam verblijfsrecht van eiseres was volgelopen op 4 maart 2014, dus vóór de datum van het wijzigen van de uitvoeringspraktijk van verweerder. De rechtbank acht het in strijd met het unierechtelijke rechtszekerheidsbeginsel dat verweerder het voor eiseres ongunstiger uitvoeringsregime, dat pas in april 2015 van toepassing werd, ook op eiseres heeft toegepast.
13. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep gegrond moet worden verklaard en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van de overige beroepsgronden van eiseres. Uit de beoordeling van de rechtbank vloeit voort dat eiseres een uit het Unierecht voortvloeiend recht heeft op afgifte van een document als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de verblijfsrichtlijn. De rechtbank ziet daarom aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat de uitspraak in de plaats zal treden van te vernietigen besluit. De rechtbank zal het primaire afwijzende besluit van 22 mei 2015 herroepen en bepalen dat verweerder eiseres het gevraagde document dient af te geven. De rechtbank geeft hiermee toepassing aan artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.
14. Er is aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 490 in verband met de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarprocedure (1 punt voor het bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1), € 980 in verband met de kosten van rechtsbijstand in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1) en op € 50,80 in verband met de in beroep gemaakte reiskosten van eiseres om de zitting bij te wonen.
Bron: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBDHA:2016:4544
Interessant artikel? Deel het eens met uw netwerk en help mee met het verspreiden van de bekendheid van dit blog. Er staan wellicht nog meer artikelen op dit weblog die u zullen boeien. Kijk gerust eens rond. Zelf graag wat willen plaatsen? Mail dan webmaster@vreemdelingenrecht.com In verband met geldwolven die denken geld te kunnen claimen op krantenartikelen die op een blog als deze worden geplaatst maar na meestal een dag voor de krantenlezers aan leeswaardigheid hebben ingeboet terwijl wij vreemdelingenrecht specialisten ze soms wel nog jaren gebruiken om er een kopie van te maken voor een zaak ga ik over tot het plaatsen van alleen het eerste stukje. Ja ik weet het: de kans dat u doorklikt is geringer dan wanneer het hele artikel hier staat en een kopie van het orgineel maken handig kan zijn voor uw zaak. Wilt u zelf wat overnemen van dit weblog. Dat mag. Zet er alleen even een link bij naar het desbetreffende artikel zodat mensen niet alleen dat wat u knipt en plakt kunnen lezen maar dat ook kunnen doen in de context.
Reacties