Verblijfsgat tussen twee verblijfsvergunningen (nationale ombudsman)
Rapport 2011/089
Datum: 10-03-2011
Samenvatting
Mevrouw A. uit Ethiopië heeft de haar op 10 september 2001 verleende verblijfsvergunning voor studie steeds tijdig verlengd. De laatste verblijfsvergunning was geldig tot 30 november 2007. Na het afronden van de studie had zij recht op een verblijfsvergunning van één jaar om hier werk te zoeken. Mevrouw A. had dat zoekjaar echter niet nodig, zij had inmiddels al een aanstelling op zak als promovendus. Haar arbeidscontract zou ingaan op 1 december 2007. Op grond hiervan kreeg mevrouw A. een verblijfsvergunning in het kader van de zogenaamde kennismigrantenregeling, een regeling voor hooggekwalificeerde arbeidskrachten uit derde landen. Na ruim acht jaar verblijf in Nederland vroeg mevrouw A. een verblijfsvergunning aan als “EG-langdurig ingezetene”. De IND wees deze aanvraag echter af omdat mevrouw A. niet voldeed aan de voorwaarde van minimaal vijf jaar zonder onderbreking in Nederland op basis van een geldige verblijfsvergunning. Tussen de geldigheidsduur tot 30 november 2007 van de verblijfsvergunning voor studie en de geldigheidsduur vanaf 1 december 2007 van de verblijfsvergunning in het kader van de kennismigrantenregeling zat namelijk een zogenaamd verblijfsgat van één dag. Was mevrouw A. zich daarvan bewust geweest dan had zij gebruik gemaakt van het zoekjaar of haar werkgever kunnen vragen het contract één dag eerder te laten ingaan. Maar de vermelding op haar verblijfsvergunning: geldig tot 30 november 2007 had bij haar de suggestie gewekt dat de vergunning op 30 november 2007 zou verstrijken en niet dat de vergunning dan al was verstreken. Het probleem lijkt ook eerder semantisch dan juridisch.
De Nationale ombudsman was van mening dat de IND mevrouw A. niet adequaat had geïnformeerd en achtte de klacht gegrond. De Nationale ombudsman was daarnaast van mening dat het niet alleen in het belang van de vreemdeling zelf is om een verblijfsgat te voorkomen maar dat dit ook in het belang is van de IND. Tijdens een verblijfsgat verblijft de vreemdeling hier immers zonder geldige verblijfstitel. Het is daarom ook de taak van de IND om er op toe te zien dit zoveel mogelijk wordt voorkomen. In tegenstelling tot de minister voor Immigratie en Asiel is de Nationale ombudsman dan ook van mening dat de IND mevrouw A. er destijds over had moeten informeren dat de gevraagde verblijfsvergunning in het kader van de kennismigrantenregeling niet exact aansloot op de eerder verleende verblijfsvergunning voor studie.
Instemming
Met instemming is er kennis van genomen dat de minister voor Immigratie en Asiel uit het oogpunt van coulance, aan verzoekster het verblijfsgat van één dag niet meer zal tegenwerpen bij een nieuwe verblijfsaanvraag.
Aanbeveling
Aan de minister is in overweging gegeven om de IND te instrueren dat vreemdelingen er in voorkomende gevallen op gewezen worden als het door hen aangevraagde verlengde verblijf niet aansluit op het eerder verleende verblijf en zij tijdens het dan ontstane verblijfsgat geen geldige verblijfstitel hebben.
Bron: http://www.nationaleombudsman.nl/rapporten/2011/089
Rapport 2011/090
Datum: 10-03-2011
Samenvatting
Volledige tekst
Samenvatting
De heer S. uit Marokko was van 11 november 2003 tot 11 augustus 2008 in het bezit van een verblijfsvergunning voor het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs. Na afloop van zijn studie had de heer S. eventueel recht gehad op een verblijfsvergunning in het kader van het zogenaamde zoekjaar gedurende welke hij hier werk zou kunnen zoeken. S. had dat jaar echter niet nodig, hij had al tijdens zijn studie werk gevonden. Op grond van dit werk kwam de heer S. in aanmerking voor een verblijfsvergunning in het kader van de zogenaamde kennismigrantenregeling, een regeling voor hooggekwalificeerde arbeidskrachten uit derde landen. Het arbeidscontract ging in op 1 september 2008.
De heer S. had aan het loket van de IND geïnformeerd over wat hij moest doen om te voorkomen dat er tussen de verblijfsvergunning voor studie en de verblijfsvergunning voor werk een zogenaamd verblijfsgat zou komen. De IND had hem laten weten dat het daarvoor van belang was dat hij de verblijfsaanvraag voor werk tijdig indiende. S. volgde dit advies op en kreeg de vergunning waarom hij had gevraagd.
Op 20 november 2008 diende de heer S. een verzoek in om te worden genaturaliseerd als Nederlander. De IND wees dit verzoek af vanwege het feit dat er een verblijfsgat was geconstateerd tussen het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn vergunning voor studie en de ingangsdatum van de vergunning voor werk.
De IND nam de hierop ingediende klacht over onjuiste en onvolledige informatieverstrekking niet in behandeling omdat de heer S. bezwaar had kunnen aantekenen tegen de ingangsdatum van zijn vergunning voor werk.
De Nationale ombudsman oordeelt dat de IND met het niet in behandeling nemen van de klacht van de heer S. heeft gehandeld in strijd met het vereiste van fair play.
Ook is de Nationale ombudsman van oordeel dat de IND de heer S. destijds niet adequaat heeft geïnformeerd.
Instemming:
Met instemming is kennis genomen van het feit dat de minister voor Immigratie en Asiel, uit het oogpunt van coulance het verblijfsgat niet meer aan de heer S. zal tegenwerpen.
Aanbeveling:
Aan de minister is in overweging gegeven om de IND te instrueren dat vreemdelingen er in voorkomende gevallen op worden gewezen als het door hen aangevraagde verlengde verblijf niet aansluit op het eerder verleende verblijf en zij tijdens het dan ontstane verblijfsgat geen geldige verblijfstitel hebben
Bron: http://www.nationaleombudsman.nl/rapporten/2011/090-0?aresult=14
Law blog
Datum: 10-03-2011
Samenvatting
Mevrouw A. uit Ethiopië heeft de haar op 10 september 2001 verleende verblijfsvergunning voor studie steeds tijdig verlengd. De laatste verblijfsvergunning was geldig tot 30 november 2007. Na het afronden van de studie had zij recht op een verblijfsvergunning van één jaar om hier werk te zoeken. Mevrouw A. had dat zoekjaar echter niet nodig, zij had inmiddels al een aanstelling op zak als promovendus. Haar arbeidscontract zou ingaan op 1 december 2007. Op grond hiervan kreeg mevrouw A. een verblijfsvergunning in het kader van de zogenaamde kennismigrantenregeling, een regeling voor hooggekwalificeerde arbeidskrachten uit derde landen. Na ruim acht jaar verblijf in Nederland vroeg mevrouw A. een verblijfsvergunning aan als “EG-langdurig ingezetene”. De IND wees deze aanvraag echter af omdat mevrouw A. niet voldeed aan de voorwaarde van minimaal vijf jaar zonder onderbreking in Nederland op basis van een geldige verblijfsvergunning. Tussen de geldigheidsduur tot 30 november 2007 van de verblijfsvergunning voor studie en de geldigheidsduur vanaf 1 december 2007 van de verblijfsvergunning in het kader van de kennismigrantenregeling zat namelijk een zogenaamd verblijfsgat van één dag. Was mevrouw A. zich daarvan bewust geweest dan had zij gebruik gemaakt van het zoekjaar of haar werkgever kunnen vragen het contract één dag eerder te laten ingaan. Maar de vermelding op haar verblijfsvergunning: geldig tot 30 november 2007 had bij haar de suggestie gewekt dat de vergunning op 30 november 2007 zou verstrijken en niet dat de vergunning dan al was verstreken. Het probleem lijkt ook eerder semantisch dan juridisch.
De Nationale ombudsman was van mening dat de IND mevrouw A. niet adequaat had geïnformeerd en achtte de klacht gegrond. De Nationale ombudsman was daarnaast van mening dat het niet alleen in het belang van de vreemdeling zelf is om een verblijfsgat te voorkomen maar dat dit ook in het belang is van de IND. Tijdens een verblijfsgat verblijft de vreemdeling hier immers zonder geldige verblijfstitel. Het is daarom ook de taak van de IND om er op toe te zien dit zoveel mogelijk wordt voorkomen. In tegenstelling tot de minister voor Immigratie en Asiel is de Nationale ombudsman dan ook van mening dat de IND mevrouw A. er destijds over had moeten informeren dat de gevraagde verblijfsvergunning in het kader van de kennismigrantenregeling niet exact aansloot op de eerder verleende verblijfsvergunning voor studie.
Instemming
Met instemming is er kennis van genomen dat de minister voor Immigratie en Asiel uit het oogpunt van coulance, aan verzoekster het verblijfsgat van één dag niet meer zal tegenwerpen bij een nieuwe verblijfsaanvraag.
Aanbeveling
Aan de minister is in overweging gegeven om de IND te instrueren dat vreemdelingen er in voorkomende gevallen op gewezen worden als het door hen aangevraagde verlengde verblijf niet aansluit op het eerder verleende verblijf en zij tijdens het dan ontstane verblijfsgat geen geldige verblijfstitel hebben.
Bron: http://www.nationaleombudsman.nl/rapporten/2011/089
Rapport 2011/090
Datum: 10-03-2011
Samenvatting
Volledige tekst
Samenvatting
De heer S. uit Marokko was van 11 november 2003 tot 11 augustus 2008 in het bezit van een verblijfsvergunning voor het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs. Na afloop van zijn studie had de heer S. eventueel recht gehad op een verblijfsvergunning in het kader van het zogenaamde zoekjaar gedurende welke hij hier werk zou kunnen zoeken. S. had dat jaar echter niet nodig, hij had al tijdens zijn studie werk gevonden. Op grond van dit werk kwam de heer S. in aanmerking voor een verblijfsvergunning in het kader van de zogenaamde kennismigrantenregeling, een regeling voor hooggekwalificeerde arbeidskrachten uit derde landen. Het arbeidscontract ging in op 1 september 2008.
De heer S. had aan het loket van de IND geïnformeerd over wat hij moest doen om te voorkomen dat er tussen de verblijfsvergunning voor studie en de verblijfsvergunning voor werk een zogenaamd verblijfsgat zou komen. De IND had hem laten weten dat het daarvoor van belang was dat hij de verblijfsaanvraag voor werk tijdig indiende. S. volgde dit advies op en kreeg de vergunning waarom hij had gevraagd.
Op 20 november 2008 diende de heer S. een verzoek in om te worden genaturaliseerd als Nederlander. De IND wees dit verzoek af vanwege het feit dat er een verblijfsgat was geconstateerd tussen het verstrijken van de geldigheidsduur van zijn vergunning voor studie en de ingangsdatum van de vergunning voor werk.
De IND nam de hierop ingediende klacht over onjuiste en onvolledige informatieverstrekking niet in behandeling omdat de heer S. bezwaar had kunnen aantekenen tegen de ingangsdatum van zijn vergunning voor werk.
De Nationale ombudsman oordeelt dat de IND met het niet in behandeling nemen van de klacht van de heer S. heeft gehandeld in strijd met het vereiste van fair play.
Ook is de Nationale ombudsman van oordeel dat de IND de heer S. destijds niet adequaat heeft geïnformeerd.
Instemming:
Met instemming is kennis genomen van het feit dat de minister voor Immigratie en Asiel, uit het oogpunt van coulance het verblijfsgat niet meer aan de heer S. zal tegenwerpen.
Aanbeveling:
Aan de minister is in overweging gegeven om de IND te instrueren dat vreemdelingen er in voorkomende gevallen op worden gewezen als het door hen aangevraagde verlengde verblijf niet aansluit op het eerder verleende verblijf en zij tijdens het dan ontstane verblijfsgat geen geldige verblijfstitel hebben
Bron: http://www.nationaleombudsman.nl/rapporten/2011/090-0?aresult=14
Law blog
Reacties