IND procesvertegenwoordiging laat steek vallen: artikel 83 Vw is gewijzingd (uitspraak)
LJN: BP9601, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 09/43325
Datum uitspraak: 15-03-2011
Datum publicatie: 30-03-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: In beroep heeft eiseres zich onder meer op het standpunt gesteld dat zij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM vanwege problemen die zich in Nederland hebben voorgedaan tussen haar en haar echtgenoot. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hetgeen eiseres in beroep naar voren heeft gebracht, niet bij de beoordeling kan worden betrokken. Als argument daarvoor heeft verweerder genoemd dat eiseres pas recent vrees voor eerwraak naar voren heeft gebracht en dat zij een nieuwe aanvraag moet indienen om die grond beoordeeld te zien. Artikel 83, derde lid, Vw 2000 verzet zich ertegen om de gestelde vrees voor eerwraak in deze procedure te betrekken, aldus verweerder. De rechtbank overweegt het volgende. Met ingang van 1 juli 2010 is artikel 83 Vw 2000 gewijzigd. De wetgever heeft blijkens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van groot belang geacht dat zoveel mogelijk gegevens worden betrokken in de lopende procedure. Daarbij staan het belang van een zorgvuldige besluitvorming en de bevordering van een effectieve geschillenbeslechting voorop. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de door eiseres in beroep ingebrachte gegevens relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent de verblijfsvergunning van eiseres en haar minderjarige kind, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 83 Vw 2000, zal de rechtbank bij de beoordeling van het beroep daarmee rekening houden. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de goede procesorde zich daartegen verzet, of dat de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft beoordeeld of de feiten en omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar gestelde vrees voor eerwraak geloofwaardig zijn. Zo heeft verweerder geen oordeel gegeven over de geloofwaardigheid van haar stelling dat zij slachtoffer is geworden van huiselijk geweld en daarvan aangifte heeft gedaan, dat haar echtgenoot als gevolg daarvan gedetineerd is geweest
Inhoudsindicatie: In beroep heeft eiseres zich onder meer op het standpunt gesteld dat zij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM vanwege problemen die zich in Nederland hebben voorgedaan tussen haar en haar echtgenoot. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hetgeen eiseres in beroep naar voren heeft gebracht, niet bij de beoordeling kan worden betrokken. Als argument daarvoor heeft verweerder genoemd dat eiseres pas recent vrees voor eerwraak naar voren heeft gebracht en dat zij een nieuwe aanvraag moet indienen om die grond beoordeeld te zien. Artikel 83, derde lid, Vw 2000 verzet zich ertegen om de gestelde vrees voor eerwraak in deze procedure te betrekken, aldus verweerder. De rechtbank overweegt het volgende. Met ingang van 1 juli 2010 is artikel 83 Vw 2000 gewijzigd. De wetgever heeft blijkens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van groot belang geacht dat zoveel mogelijk gegevens worden betrokken in de lopende procedure. Daarbij staan het belang van een zorgvuldige besluitvorming en de bevordering van een effectieve geschillenbeslechting voorop. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de door eiseres in beroep ingebrachte gegevens relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent de verblijfsvergunning van eiseres en haar minderjarige kind, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 83 Vw 2000, zal de rechtbank bij de beoordeling van het beroep daarmee rekening houden. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de goede procesorde zich daartegen verzet, of dat de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft beoordeeld of de feiten en omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar gestelde vrees voor eerwraak geloofwaardig zijn. Zo heeft verweerder geen oordeel gegeven over de geloofwaardigheid van haar stelling dat zij slachtoffer is geworden van huiselijk geweld en daarvan aangifte heeft gedaan, dat haar echtgenoot als gevolg daarvan gedetineerd is geweest
Law blog
Datum uitspraak: 15-03-2011
Datum publicatie: 30-03-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: In beroep heeft eiseres zich onder meer op het standpunt gesteld dat zij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM vanwege problemen die zich in Nederland hebben voorgedaan tussen haar en haar echtgenoot. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hetgeen eiseres in beroep naar voren heeft gebracht, niet bij de beoordeling kan worden betrokken. Als argument daarvoor heeft verweerder genoemd dat eiseres pas recent vrees voor eerwraak naar voren heeft gebracht en dat zij een nieuwe aanvraag moet indienen om die grond beoordeeld te zien. Artikel 83, derde lid, Vw 2000 verzet zich ertegen om de gestelde vrees voor eerwraak in deze procedure te betrekken, aldus verweerder. De rechtbank overweegt het volgende. Met ingang van 1 juli 2010 is artikel 83 Vw 2000 gewijzigd. De wetgever heeft blijkens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van groot belang geacht dat zoveel mogelijk gegevens worden betrokken in de lopende procedure. Daarbij staan het belang van een zorgvuldige besluitvorming en de bevordering van een effectieve geschillenbeslechting voorop. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de door eiseres in beroep ingebrachte gegevens relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent de verblijfsvergunning van eiseres en haar minderjarige kind, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 83 Vw 2000, zal de rechtbank bij de beoordeling van het beroep daarmee rekening houden. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de goede procesorde zich daartegen verzet, of dat de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft beoordeeld of de feiten en omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar gestelde vrees voor eerwraak geloofwaardig zijn. Zo heeft verweerder geen oordeel gegeven over de geloofwaardigheid van haar stelling dat zij slachtoffer is geworden van huiselijk geweld en daarvan aangifte heeft gedaan, dat haar echtgenoot als gevolg daarvan gedetineerd is geweest
Inhoudsindicatie: In beroep heeft eiseres zich onder meer op het standpunt gesteld dat zij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM vanwege problemen die zich in Nederland hebben voorgedaan tussen haar en haar echtgenoot. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat hetgeen eiseres in beroep naar voren heeft gebracht, niet bij de beoordeling kan worden betrokken. Als argument daarvoor heeft verweerder genoemd dat eiseres pas recent vrees voor eerwraak naar voren heeft gebracht en dat zij een nieuwe aanvraag moet indienen om die grond beoordeeld te zien. Artikel 83, derde lid, Vw 2000 verzet zich ertegen om de gestelde vrees voor eerwraak in deze procedure te betrekken, aldus verweerder. De rechtbank overweegt het volgende. Met ingang van 1 juli 2010 is artikel 83 Vw 2000 gewijzigd. De wetgever heeft blijkens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van groot belang geacht dat zoveel mogelijk gegevens worden betrokken in de lopende procedure. Daarbij staan het belang van een zorgvuldige besluitvorming en de bevordering van een effectieve geschillenbeslechting voorop. Gelet daarop en in aanmerking genomen dat de door eiseres in beroep ingebrachte gegevens relevant kunnen zijn voor de beschikking omtrent de verblijfsvergunning van eiseres en haar minderjarige kind, zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 83 Vw 2000, zal de rechtbank bij de beoordeling van het beroep daarmee rekening houden. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de goede procesorde zich daartegen verzet, of dat de afdoening van de zaak daardoor ontoelaatbaar wordt vertraagd. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft beoordeeld of de feiten en omstandigheden die eiseres heeft aangevoerd ter onderbouwing van haar gestelde vrees voor eerwraak geloofwaardig zijn. Zo heeft verweerder geen oordeel gegeven over de geloofwaardigheid van haar stelling dat zij slachtoffer is geworden van huiselijk geweld en daarvan aangifte heeft gedaan, dat haar echtgenoot als gevolg daarvan gedetineerd is geweest
Law blog
Reacties