Visum en België-route (uitspraak)
LJN: BP9259, Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Utrecht , AWB 09/33579 VISUM
Datum uitspraak: 17-03-2011
Datum publicatie: 30-03-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Visum kort verblijf, Richtlijn 2004/38, België, gezamenlijk verblijf in andere lidstaat. artikel 3 van Richtlijn 2004/38 Eiseres heeft een visum kort verblijf gevraagd met als doel het vergezellen van referent op familiebezoek in Nederland, waarbij r...Visum kort verblijf, Richtlijn 2004/38, België, gezamenlijk verblijf in andere lidstaat. artikel 3 van Richtlijn 2004/38 Eiseres heeft een visum kort verblijf gevraagd met als doel het vergezellen van referent op familiebezoek in Nederland, waarbij referent reizend vanuit België, eiseres op Schiphol zal treffen. Onder verwijzing naar de arresten van het HvJ EU, met name het arrest Surinder Singh van 7 juli 1992 (LJN AB9905), het arrest Akrich van 23 september 2003 (LJN AL3149), het arrest Eind van 11 december 2007 (LJN BC1839) en het door eiseres ook aangehaalde arrest Metock van 25 juli 2008 (LJN BE8788) is de rechtbank van oordeel dat voor toepassing van Richtlijn 2004/38 is vereist dat de aanvrager feitelijk met de EU-onderdaan in een Europees gastland moet hebben verbleven. Richtlijn 2004/38 is gelet op de jurisprudentie van het HvJ EU wel (naar analogie) van toepassing in een situatie waarbij een gemeenschapsonderdaan, na verblijf in een andere lidstaat, met een familielid terugkeert naar zijn land van herkomst. De verwijzing van eiseres naar de rechtsoverwegingen 49, 50, 58, 64, en 87 tot en met 89 van het arrest Metock ter onderbouwing van haar betoog dat zij rechten kan ontlenen aan richtlijn 2004/38 leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel nu dit arrest een andere situatie betrof dan hier aan de orde is. De rechtbank komt tot de slotsom dat in een situatie als hier aan de orde eiseres aan artikel 3 van Richtlijn 2004/38 geen rechten kan ontlenen. Het beroep is ongegrond.
Inhoudsindicatie: Visum kort verblijf, Richtlijn 2004/38, België, gezamenlijk verblijf in andere lidstaat. artikel 3 van Richtlijn 2004/38 Eiseres heeft een visum kort verblijf gevraagd met als doel het vergezellen van referent op familiebezoek in Nederland, waarbij referent reizend vanuit België, eiseres op Schiphol zal treffen. Onder verwijzing naar de arresten van het HvJ EU, met name het arrest Surinder Singh van 7 juli 1992 (LJN AB9905), het arrest Akrich van 23 september 2003 (LJN AL3149), het arrest Eind van 11 december 2007 (LJN BC1839) en het door eiseres ook aangehaalde arrest Metock van 25 juli 2008 (LJN BE8788) is de rechtbank van oordeel dat voor toepassing van Richtlijn 2004/38 is vereist dat de aanvrager feitelijk met de EU-onderdaan in een Europees gastland moet hebben verbleven. Richtlijn 2004/38 is gelet op de jurisprudentie van het HvJ EU wel (naar analogie) van toepassing in een situatie waarbij een gemeenschapsonderdaan, na verblijf in een andere lidstaat, met een familielid terugkeert naar zijn land van herkomst. De verwijzing van eiseres naar de rechtsoverwegingen 49, 50, 58, 64, en 87 tot en met 89 van het arrest Metock ter onderbouwing van haar betoog dat zij rechten kan ontlenen aan richtlijn 2004/38 leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel nu dit arrest een andere situatie betrof dan hier aan de orde is. De rechtbank komt tot de slotsom dat in een situatie als hier aan de orde eiseres aan artikel 3 van Richtlijn 2004/38 geen rechten kan ontlenen. Het beroep is ongegrond.
Bron; rechtspraak.nl
Law blog
Datum uitspraak: 17-03-2011
Datum publicatie: 30-03-2011
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Visum kort verblijf, Richtlijn 2004/38, België, gezamenlijk verblijf in andere lidstaat. artikel 3 van Richtlijn 2004/38 Eiseres heeft een visum kort verblijf gevraagd met als doel het vergezellen van referent op familiebezoek in Nederland, waarbij r...Visum kort verblijf, Richtlijn 2004/38, België, gezamenlijk verblijf in andere lidstaat. artikel 3 van Richtlijn 2004/38 Eiseres heeft een visum kort verblijf gevraagd met als doel het vergezellen van referent op familiebezoek in Nederland, waarbij referent reizend vanuit België, eiseres op Schiphol zal treffen. Onder verwijzing naar de arresten van het HvJ EU, met name het arrest Surinder Singh van 7 juli 1992 (LJN AB9905), het arrest Akrich van 23 september 2003 (LJN AL3149), het arrest Eind van 11 december 2007 (LJN BC1839) en het door eiseres ook aangehaalde arrest Metock van 25 juli 2008 (LJN BE8788) is de rechtbank van oordeel dat voor toepassing van Richtlijn 2004/38 is vereist dat de aanvrager feitelijk met de EU-onderdaan in een Europees gastland moet hebben verbleven. Richtlijn 2004/38 is gelet op de jurisprudentie van het HvJ EU wel (naar analogie) van toepassing in een situatie waarbij een gemeenschapsonderdaan, na verblijf in een andere lidstaat, met een familielid terugkeert naar zijn land van herkomst. De verwijzing van eiseres naar de rechtsoverwegingen 49, 50, 58, 64, en 87 tot en met 89 van het arrest Metock ter onderbouwing van haar betoog dat zij rechten kan ontlenen aan richtlijn 2004/38 leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel nu dit arrest een andere situatie betrof dan hier aan de orde is. De rechtbank komt tot de slotsom dat in een situatie als hier aan de orde eiseres aan artikel 3 van Richtlijn 2004/38 geen rechten kan ontlenen. Het beroep is ongegrond.
Inhoudsindicatie: Visum kort verblijf, Richtlijn 2004/38, België, gezamenlijk verblijf in andere lidstaat. artikel 3 van Richtlijn 2004/38 Eiseres heeft een visum kort verblijf gevraagd met als doel het vergezellen van referent op familiebezoek in Nederland, waarbij referent reizend vanuit België, eiseres op Schiphol zal treffen. Onder verwijzing naar de arresten van het HvJ EU, met name het arrest Surinder Singh van 7 juli 1992 (LJN AB9905), het arrest Akrich van 23 september 2003 (LJN AL3149), het arrest Eind van 11 december 2007 (LJN BC1839) en het door eiseres ook aangehaalde arrest Metock van 25 juli 2008 (LJN BE8788) is de rechtbank van oordeel dat voor toepassing van Richtlijn 2004/38 is vereist dat de aanvrager feitelijk met de EU-onderdaan in een Europees gastland moet hebben verbleven. Richtlijn 2004/38 is gelet op de jurisprudentie van het HvJ EU wel (naar analogie) van toepassing in een situatie waarbij een gemeenschapsonderdaan, na verblijf in een andere lidstaat, met een familielid terugkeert naar zijn land van herkomst. De verwijzing van eiseres naar de rechtsoverwegingen 49, 50, 58, 64, en 87 tot en met 89 van het arrest Metock ter onderbouwing van haar betoog dat zij rechten kan ontlenen aan richtlijn 2004/38 leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel nu dit arrest een andere situatie betrof dan hier aan de orde is. De rechtbank komt tot de slotsom dat in een situatie als hier aan de orde eiseres aan artikel 3 van Richtlijn 2004/38 geen rechten kan ontlenen. Het beroep is ongegrond.
Bron; rechtspraak.nl
Law blog
Reacties