04 mei 2010

Ongewenstverklaring en delicten voor verlenging (uitspraak)

LJN: BM3128,Rechtseenheidskamer Rechtbank 's-Gravenhage , zittingsplaats Assen , Awb 09/48696

Datum uitspraak: 13-04-2010
Datum publicatie: 03-05-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig

Eiser is in juni 2005 veroordeeld wegens een opiumdelict en in mei 2008 veroordeeld voor poging tot doodslag en zware mishandeling. (...) Eiser was in het bezit van een verblijfsvergunning regulier die tot 2 maal toe is verlengd. Uit de minuten verlengingen blijkt dat verweerder bekend was met de veroordeling voor het opiumdelict. Deze veroordeling was kennelijk geen reden om het verzoek om verlenging af te wijzen of om eiser ongewenst te verklaren. De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding om, onder verwijzing naar de uitspraak van het EHRM Omojudi tegen het Verenigd Koninkrijk, tot het oordeel te komen dat alleen de laatste veroordeling een rol kan spelen bij de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM. Omdat verweerder beide delicten heeft meegenomen in zijn beoordeling dient het besluit te worden vernietigd wegens een motiveringsgebrek en strijd met artikel 8 EVRM. (...) Teneinde tot finale geschilbeslechting te komen heeft de rechtbank verweerder een handvat te geven voor de verdere besluitvorming. Verweerder heeft ten onrechte niet gekeken naar de bestraffing van het gepleegde misdrijf, maar slechts gekeken naar de kwalificatie. Dit standpunt vindt naar het oordeel geen steun in de jurisprudentie van het EHRM. Verwezen wordt naar uitspreken Maslov (LJN: BD8475), Emre (LJN: BD521) en rechtsoverweging 44 in de zaak Omujudi.


Inhoudsindicatie: Ongewenstverklaring / 8 EVRM
Eiser is in juni 2005 veroordeeld wegens een opiumdelict en in mei 2008 veroordeeld voor poging tot doodslag en zware mishandeling. (...) Eiser was in het bezit van een verblijfsvergunning regulier die tot 2 maal toe is verlengd. Uit de minuten verlengingen blijkt dat verweerder bekend was met de veroordeling voor het opiumdelict. Deze veroordeling was kennelijk geen reden om het verzoek om verlenging af te wijzen of om eiser ongewenst te verklaren. De rechtbank ziet in deze omstandigheden aanleiding om, onder verwijzing naar de uitspraak van het EHRM Omojudi tegen het Verenigd Koninkrijk, tot het oordeel te komen dat alleen de laatste veroordeling een rol kan spelen bij de belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM. Omdat verweerder beide delicten heeft meegenomen in zijn beoordeling dient het besluit te worden vernietigd wegens een motiveringsgebrek en strijd met artikel 8 EVRM. (...) Teneinde tot finale geschilbeslechting te komen heeft de rechtbank verweerder een handvat te geven voor de verdere besluitvorming. Verweerder heeft ten onrechte niet gekeken naar de bestraffing van het gepleegde misdrijf, maar slechts gekeken naar de kwalificatie. Dit standpunt vindt naar het oordeel geen steun in de jurisprudentie van het EHRM. Verwezen wordt naar uitspreken Maslov (LJN: BD8475), Emre (LJN: BD521) en rechtsoverweging 44 in de zaak Omujudi.


NBron: rechtspraak.nl

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...