31 mei 2010

Invulling begrip familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM

LJN: BM6033, Rechtbank Groningen , Awb 09/731

Datum uitspraak: 03-05-2010
Datum publicatie: 28-05-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig
Inhoudsindicatie: Invulling begrip familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM / verklaringen vreemdeling en vriendin over aard en invulling relatie / niet gebleken van voldoende bestendige relatie om feitelijk gezinsleven aan te kunnen nemen.

2.7. In het arrest van 27 oktober 1994 in de zaak Kroon e.a. vs. Nederland, nr. 18535/91, (te vinden op http://echr.coe.int/echr/en/hudoc) heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in rechtsoverweging 30 het volgende – voor zover hier van belang – overwogen:
“The Court recalls that the notion of "family life" in Article 8 (art. 8) is not confined solely to marriage-based relationships and may encompass other de facto "family ties" where parties are living together outside marriage (see as the most recent authority, the Keegan v. Ireland judgment of 26 May 1994, Series A no. 290, pp. 17-18, para. 44). Although, as a rule, living together may be a requirement for such a relationship, exceptionally other factors may also serve to demonstrate that a relationship has sufficient constancy to create de facto "family ties"; such is the case here, as since 1987 four children have been born to Mrs Kroon and Mr Zerrouk.

2.8. In het arrest van 20 juni 2002 in de zaak Al-Nashif vs. Bulgarije, nr. 50963/99, JV 2002/239 heeft het EHRM in rechtsoverweging 112 het volgende – voor zover hier van belang – overwogen omtrent de vraag of sprake is van “family life” in de zin van artikel 8 EVRM:
“The existence or non-existence of “family life” is essentially a question of fact depending upon the reality in practice of close personal ties (see K. and T. v. Finland (GC), no. 25702/94, ECHR 2001-VII, par. 150).
(…)
Insofar as relations in a couple are concerned,”family life” encompasses families based on marriage and also de facto relationships. When deciding whether a relationship can be said to amount to ”family life”, a number of factors may be relevant, including whether the couple live together, the length of their relationship and whether they have demonstrated their commitment to each other by having children together or by any other means (see Kroon and Others v. the Netherlands judgment of 27 October 1994, Series A no. 297-C, pp. 55-56, par. 30, and the X, Y and Z v. the United Kingdom judgment of 22 April 1997, Reports 1997-II, par. 36.)”

2.9. In het arrest van 1 juni 2004 in de zaak Lebbink vs. Nederland, nr. 45582/99, NJ 2004/667 heeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in rechtsoverwegingen 35 en 36 het volgende – voor zover hier van belang – overwogen:
“35. The Court recalls that the notion of “family life” under Article 8 of the Convention is not confined to marriage-based relationships and may encompass other de facto “family ties” where the parties are living together out of wedlock. A child born out of such a relationship is ipso iure part of that “family” unit from the moment and by the very fact of its birth. Thus there exists between the child and the parents a relationship amounting to ”family life” (see Keegan v. Ireland, judgment of 26 May 1994, Series A no. 290, p. 17, § 44 (NJ 1995, 247), Elsholz v. Germany [GC], no. 25735/94, ECHR 2000-VIII, § 43, and Yousef v. the Netherlands, no. 33711/96, § 51, ECHR 2002-VIII).
36. Although, as a rule, cohabitation may be a requirement for such a relationship, exceptionally other factors may also serve to demonstrate that a relationship has sufficient constancy to create de facto “family ties” (see Kroon and Others v. the
Netherlands, judgment of 27 October 1994, Series A no. 297-C, p. 55, § 30 (NJ 1995/248). The existence or non-existence of “family life” for the purposes of Article 8 is essentially a question of fact depending upon the real existence in practice of close personal ties (see K. and T. v. Finland, ([GC], no. 25702/94, § 150, ECHR 2001-VII). (…)”

2.10. Gelet op hetgeen door het EHRM in de hiervoor genoemde jurisprudentie is overwogen over de invulling van het begrip familie- en gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM en de omstandigheden van het onderhavige geval – waarbij de rechtbank in het bijzonder acht slaat op de door eiser en zijn vriendin gegeven verklaringen over de aard en invulling van hun relatie – is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit terecht heeft geoordeeld dat in het onderhavige geval tussen eiser en zijn vriendin geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 EVRM. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat door eiser is gesteld doch niet is aangetoond dat hij en zijn vriendin hebben samengewoond, alsmede dat eiser heeft verklaard af en toe bij zijn vriendin en af en toe bij een vriend in Eindhoven te verblijven. Voorts heeft de vriendin van eiser op 11 november 2008 verklaard dat zij vaak niet weet waar eiser verblijft en dat eiser vaak onbereikbaar voor haar is. In het licht van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat tussen eiser en zijn vriendin sprake is van een voldoende bestendige relatie om feitelijk gezinsleven als bedoeld in artikel 8 EVRM aan te kunnen nemen.

Bron: rechtspraak.nl

Geen opmerkingen:

Aanbevolen post

Wytzia Raspe over vluchtelingen, AZC’s, cruiseschepen en mensensmokkelaars

Mr. van de week is Wytzia Raspe. Zij is 25 jaar jurist vreemdelingenrecht in allerlei verschillende rollen. Sinds 2005 schrijft en blogt z...