Kosten van een taalanalyse (uitspraak rechtbank)
LJN: BM6181, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 09/17243
Datum uitspraak: 27-05-2010
Datum publicatie: 31-05-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: Trefwoorden: buitengewone kosten; eerste fase contra-expertise; zorgvuldigheid totstandkoming beleid; hoogte bedrag De rechtbank overweegt dat er geen grond is voor het oordeel dat de aanscherping van het buitengewone kosten beleid, waarmee de kosten...Trefwoorden: buitengewone kosten; eerste fase contra-expertise; zorgvuldigheid totstandkoming beleid; hoogte bedrag De rechtbank overweegt dat er geen grond is voor het oordeel dat de aanscherping van het buitengewone kosten beleid, waarmee de kosten van de eerste fase van een contra-expertise (merendeels) niet meer vergoed worden, niet op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. In het kader van de beoordeling of deze kosten noodzakelijk zijn in de zin van artikel 17 van de Rva stelt de rechtbank vast dat, gelet op Afdelingsjurisprudentie, verweerder terzake beoordelingsvrijheid toekomt, en de rechter het oordeel van verweerder terughoudend moet toetsten. Daarvan uitgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze kosten niet noodzakelijk zijn, omdat de kosten niet zien op de eigenlijke contra-expertise. Dat de Taalstudio geen contra-expertise wenst te verrichten zonder het doorlopen van de eerste fase of voor het door het COA toegekende bedrag leidt niet tot de conclusie dat sprake is van noodzakelijke kosten. Voorts heeft verweerder het toe te kennen bedrag op een maximumbedrag van € 800,- kunnen stellen. Dat in het besluit van verweerder is opgenomen dat het toe te kennen bedrag inclusief BTW is, berust, zoals verweerder in het verweerschrift heeft aangegeven, op een kennelijke verschrijving, zodat daarin geen grond is voor gegrondverklaring van het beroep.
Inhoudsindicatie: Trefwoorden: buitengewone kosten; eerste fase contra-expertise; zorgvuldigheid totstandkoming beleid; hoogte bedrag De rechtbank overweegt dat er geen grond is voor het oordeel dat de aanscherping van het buitengewone kosten beleid, waarmee de kosten van de eerste fase van een contra-expertise (merendeels) niet meer vergoed worden, niet op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. In het kader van de beoordeling of deze kosten noodzakelijk zijn in de zin van artikel 17 van de Rva stelt de rechtbank vast dat, gelet op Afdelingsjurisprudentie, verweerder terzake beoordelingsvrijheid toekomt, en de rechter het oordeel van verweerder terughoudend moet toetsten. Daarvan uitgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze kosten niet noodzakelijk zijn, omdat de kosten niet zien op de eigenlijke contra-expertise. Dat de Taalstudio geen contra-expertise wenst te verrichten zonder het doorlopen van de eerste fase of voor het door het COA toegekende bedrag leidt niet tot de conclusie dat sprake is van noodzakelijke kosten. Voorts heeft verweerder het toe te kennen bedrag op een maximumbedrag van € 800,- kunnen stellen. Dat in het besluit van verweerder is opgenomen dat het toe te kennen bedrag inclusief BTW is, berust, zoals verweerder in het verweerschrift heeft aangegeven, op een kennelijke verschrijving, zodat daarin geen grond is voor gegrondverklaring van het beroep.
Bron: rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 27-05-2010
Datum publicatie: 31-05-2010
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Inhoudsindicatie: Trefwoorden: buitengewone kosten; eerste fase contra-expertise; zorgvuldigheid totstandkoming beleid; hoogte bedrag De rechtbank overweegt dat er geen grond is voor het oordeel dat de aanscherping van het buitengewone kosten beleid, waarmee de kosten...Trefwoorden: buitengewone kosten; eerste fase contra-expertise; zorgvuldigheid totstandkoming beleid; hoogte bedrag De rechtbank overweegt dat er geen grond is voor het oordeel dat de aanscherping van het buitengewone kosten beleid, waarmee de kosten van de eerste fase van een contra-expertise (merendeels) niet meer vergoed worden, niet op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. In het kader van de beoordeling of deze kosten noodzakelijk zijn in de zin van artikel 17 van de Rva stelt de rechtbank vast dat, gelet op Afdelingsjurisprudentie, verweerder terzake beoordelingsvrijheid toekomt, en de rechter het oordeel van verweerder terughoudend moet toetsten. Daarvan uitgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze kosten niet noodzakelijk zijn, omdat de kosten niet zien op de eigenlijke contra-expertise. Dat de Taalstudio geen contra-expertise wenst te verrichten zonder het doorlopen van de eerste fase of voor het door het COA toegekende bedrag leidt niet tot de conclusie dat sprake is van noodzakelijke kosten. Voorts heeft verweerder het toe te kennen bedrag op een maximumbedrag van € 800,- kunnen stellen. Dat in het besluit van verweerder is opgenomen dat het toe te kennen bedrag inclusief BTW is, berust, zoals verweerder in het verweerschrift heeft aangegeven, op een kennelijke verschrijving, zodat daarin geen grond is voor gegrondverklaring van het beroep.
Inhoudsindicatie: Trefwoorden: buitengewone kosten; eerste fase contra-expertise; zorgvuldigheid totstandkoming beleid; hoogte bedrag De rechtbank overweegt dat er geen grond is voor het oordeel dat de aanscherping van het buitengewone kosten beleid, waarmee de kosten van de eerste fase van een contra-expertise (merendeels) niet meer vergoed worden, niet op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. In het kader van de beoordeling of deze kosten noodzakelijk zijn in de zin van artikel 17 van de Rva stelt de rechtbank vast dat, gelet op Afdelingsjurisprudentie, verweerder terzake beoordelingsvrijheid toekomt, en de rechter het oordeel van verweerder terughoudend moet toetsten. Daarvan uitgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze kosten niet noodzakelijk zijn, omdat de kosten niet zien op de eigenlijke contra-expertise. Dat de Taalstudio geen contra-expertise wenst te verrichten zonder het doorlopen van de eerste fase of voor het door het COA toegekende bedrag leidt niet tot de conclusie dat sprake is van noodzakelijke kosten. Voorts heeft verweerder het toe te kennen bedrag op een maximumbedrag van € 800,- kunnen stellen. Dat in het besluit van verweerder is opgenomen dat het toe te kennen bedrag inclusief BTW is, berust, zoals verweerder in het verweerschrift heeft aangegeven, op een kennelijke verschrijving, zodat daarin geen grond is voor gegrondverklaring van het beroep.
Bron: rechtspraak.nl
Reacties