IND kan niet zomaar roepen dat Pardonner in een ander land asiel had aangevraagd maar moet dat met stukken aantonen (uitspraak)
LJN: BJ4749, Rechtbank 's-Gravenhage , AWB 09/14839
Datum uitspraak: 04-08-2009
Datum publicatie: 07-08-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening
Inhoudsindicatie: Regulier, generaal pardon, eurodac print out. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan verweerder in dit geval in redelijkheid niet volstaan met de enkele verwijzing naar een print-out van het ‘Eurodac Search Result’ en de daarop vermelde gegevens. Hij zal de vaststelling dat verzoeker op 18 oktober 2003 in Frankrijk asiel heeft aangevraagd nader moeten onderbouwen, bijvoorbeeld met stukken die op die aanvraag betrekking hebben. Hoewel de voorzieningrechter voorshands geen aanleiding ziet om aan te nemen dat de vingerafdrukvergelijking niet zorgvuldig is verricht, kan de mogelijkheid van een vergissing bij het uitvoeren van dat onderzoek, of bij het invoeren van de gegevens door de Franse autoriteiten, niet worden uitgesloten. Nu de uitkomst van het dactyloscopisch onderzoek door verzoeker wordt betwist en deze uitkomst voor verzoeker van groot belang is gelet op de doorslaggevende rol bij het niet verstrekken van de vergunning ingevolge de Regeling Afwikkeling Nalatenschap oude Vreemdelingenwet, en neergelegd in het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire van 12 juni 2007 (WBV 2007/11), brengen de algemeen geldende beginselen van zorgvuldige besluitvorming en fair trial met zich dat niet met een enkele computeruitdraai wordt volstaan. Verzoeker dient een reële mogelijkheid te hebben om die bevinding te verifiëren danwel te weerleggen Dat de bezwaargronden naar het oordeel van de voorzieningenrechter tot nader onderzoek nopen maakt niet zonder meer dat het bezwaar ook een redelijke kans van slagen heeft. Gelet echter op de belangen van partijen in deze zaak en de omstandigheid dat verweerder in de bezwaarfase aanvankelijk het standpunt had ingenomen dat het bezwaar niet-ontvankelijk is en dat standpunt vervolgens ter zitting heeft laten vallen, ziet de voorzieningenrechter in dit geval aanleiding over te gaan tot het treffen van de gevraagde voorziening.
Uitspraak
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Voorzieningenrechter
Vreemdelingenkamer
Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummer: AWB 09/14839
Datum uitspraak: 4 augustus 2009
Uitspraak
Ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake
[de vreemdeling],
geboren op [geboortedatum],
v-nummer [nummer],
van Angolese nationaliteit,
verzoeker,
gemachtigde mr. C.T.G. van Schie,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
Het procesverloop
Op 23 april 2009 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het feit dat hem geen aanbod is gedaan ingevolge de Regeling Afwikkeling Nalatenschap oude Vreemdelingenwet, en neergelegd in het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire van 12 juni 2007 (WBV 2007/11) hierna: de Regeling. Tegelijkertijd heeft verzoeker een verzoek gedaan de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege blijft totdat op het bezwaar is beslist.
Op 8 juli 2009 is aan verzoeker een kopie van de minuut van 27 maart 2009 toegezonden.
Bij brief van 9 juli 2009 heeft verzoeker de gronden waarop het bezwaar rust ingediend.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 24 juli 2009. Verzoeker is verschenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. J.H.M. Post.
De beoordeling
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verweerder heeft verzoeker medegedeeld, dat gedurende de behandeling van het bezwaar uitzetting niet achterwege wordt gelaten. Verzoeker heeft derhalve een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder in deze procedure tot dusver wisselende standpunten heeft ingenomen. Uit de minuut van 27 maart 2009 volgt dat verzoeker zich weliswaar vóór 1 januari 2009 heeft aangemeld, maar dat er geen sprake is van een ononderbroken verblijf gedurende de periode 1 april 2001 tot en met 13 december 2006 aangezien verzoeker op 28 oktober 2003 in Frankrijk asiel heeft aangevraagd.
In het verweerschrift heeft verweerder zich vervolgens op het standpunt gesteld dat verzoeker eerst op 23 april 2009 bezwaar heeft gemaakt, dat op dat moment de Regeling al was komen te vallen en verzoeker ook niet onder het overgangsrecht valt. Om die reden is het bezwaar niet ontvankelijk en heeft het dus geen redelijke kans van slagen. Om die reden heeft verweerder ook kunnen afzien van het horen op grond artikel 7:3 onder b, van de Awb.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder te kennen gegeven het standpunt over de niet ontvankelijkheid niet langer te handhaven omdat in de minuut wel is uitgegaan van een melding bij verweerder vóór 1 januari 2009. De voorzieningenrechter neemt aan dat het hier het telefonische contact en de schriftelijke reactie daarop van verweerder van 8 september 2008 betreft. Verweerder blijft evenwel bij het standpunt dat verzoeker geen ononderbroken verblijf in Nederland heeft gehad gedurende de periode 1 april 2001 tot en met 13 december 2006, zodat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. Gebleken is dat verzoeker op 28 oktober 2003 in Frankrijk asiel heeft aangevraagd, waaruit blijkt dat verzoeker de intentie had zich in Frankrijk te vestigen. Verweerder heeft zijn standpunt onderbouwd met een print-out van het ‘Eurodac Search Result’ van 27 maart 2009.
4. Hiermee kan verzoeker zich niet verenigen en daartoe wordt het volgende, kort samengevat, aangevoerd.
Verzoeker ontkent dat hij op 28 oktober 2003 in Frankrijk is geweest en dat hij daar asiel heeft aangevraagd. Hij is na zijn komst in Nederland in 1994 nooit meer in Frankrijk geweest. Er is wél sprake van een ononderbroken verblijf en hij moet derhalve in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning in het kader van de Regeling. Dat er een treffer in Eurodac is aangetroffen met betrekking tot zijn vingerafdrukken is voor verzoeker een groot raadsel. Hij stelt zich op het standpunt dat er sprake moet zijn van een fout of van een misverstand. Hij geeft daar verschillende mogelijke redenen voor en verzoekt verweerder nader onderzoek te verrichten. Ook doet verzoeker een beroep op artikel 4:84 van de Awb omdat hij op zijn 16e naar Nederland is gekomen, inmiddels 14 jaar hier heeft gewoond en geen banden meer heeft met Angola.
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de weigering om een vergunning op grond van de Regeling te verstrekken, slechts ten grondslag is gelegd dat verzoeker op 28 oktober 2003 in Frankrijk asiel heeft aangevraagd. Dit volgt uit dactyloscopisch onderzoek via Eurodac.
7. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan verweerder in dit geval in redelijkheid niet volstaan met de enkele verwijzing naar een print-out van het ‘Eurodac Search Result’ en de daarop vermelde gegevens. Hij zal de vaststelling dat verzoeker op 18 oktober 2003 in Frankrijk asiel heeft aangevraagd nader moeten onderbouwen, bijvoorbeeld met stukken die op die aanvraag betrekking hebben. Hoewel de voorzieningrechter voorshands geen aanleiding ziet om aan te nemen dat de vingerafdrukvergelijking niet zorgvuldig is verricht, kan de mogelijkheid van een vergissing bij het uitvoeren van dat onderzoek, of bij het invoeren van de gegevens door de Franse autoriteiten, niet worden uitgesloten. Nu de uitkomst van het dactyloscopisch onderzoek door verzoeker wordt betwist en deze uitkomst voor verzoeker van groot belang is gelet op de doorslaggevende rol bij het niet verstrekken van de vergunning, brengen de algemeen geldende beginselen van zorgvuldige besluitvorming en fair trial met zich dat niet met een enkele computeruitdraai wordt volstaan. Verzoeker dient een reële mogelijkheid te hebben om die bevinding te verifiëren danwel te weerleggen (zie ook de uitspraak van de nevenzittingsplaats Haarlem van 14 augustus 2008, JV 2008, 467).
8. Dat verzoeker zijn betwisting niet met bewijzen heeft onderbouwd doet hieraan niet af nu het onwaarschijnlijk is dat iemand in de positie van verzoeker met objectief verifieerbare feiten zal kunnen bewijzen dat hij precies op 18 oktober 2003 niet in Frankrijk maar in Nederland was. Gelet op deze bewijsnood acht de voorzieningenrechter de enkele betwisting van verzoeker voldoende om van verweerder nader onderzoek naar het gedane asielverzoek te verwachten.
9. Dat de bezwaargronden naar het oordeel van de voorzieningenrechter tot nader onderzoek nopen maakt niet zonder meer dat het bezwaar ook een redelijke kans van slagen heeft. Gelet echter op de belangen van partijen in deze zaak en de omstandigheid dat verweerder in de bezwaarfase aanvankelijk het standpunt had ingenomen dat het bezwaar niet-ontvankelijk is en dat standpunt vervolgens ter zitting heeft laten vallen, ziet de voorzieningenrechter in dit geval aanleiding over te gaan tot het treffen van de gevraagde voorziening.
10. Het overige dat door verzoeker is aangevoerd behoeft in het kader van het voorliggende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening geen bespreking, nu het verzoek reeds op een andere grond wordt toegewezen.
11. De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 644,00 aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken. De genoemde kosten dienen, aangezien verzoeker met een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand heeft geprocedeerd, ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te worden voldaan door betaling aan de griffier van deze rechtbank.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek toe;
treft de voorlopige voorziening dat uitzetting achterwege blijft tot op het bezwaar is beslist;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 644,00, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die dit bedrag dient te betalen aan de griffier van deze nevenzittingsplaats, waarvoor verweerder een nota zal worden toegestuurd;
wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon om aan verzoeker € 150,00 te betalen ter vergoeding van het door hem betaalde griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in tegenwoordigheid van M.L. Waanders als griffier.
de griffier de voorzieningenrechter?
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2009.
Bron: www.rechtspraak.nl
Datum uitspraak: 04-08-2009
Datum publicatie: 07-08-2009
Rechtsgebied: Vreemdelingen
Soort procedure: Voorlopige voorziening
Inhoudsindicatie: Regulier, generaal pardon, eurodac print out. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan verweerder in dit geval in redelijkheid niet volstaan met de enkele verwijzing naar een print-out van het ‘Eurodac Search Result’ en de daarop vermelde gegevens. Hij zal de vaststelling dat verzoeker op 18 oktober 2003 in Frankrijk asiel heeft aangevraagd nader moeten onderbouwen, bijvoorbeeld met stukken die op die aanvraag betrekking hebben. Hoewel de voorzieningrechter voorshands geen aanleiding ziet om aan te nemen dat de vingerafdrukvergelijking niet zorgvuldig is verricht, kan de mogelijkheid van een vergissing bij het uitvoeren van dat onderzoek, of bij het invoeren van de gegevens door de Franse autoriteiten, niet worden uitgesloten. Nu de uitkomst van het dactyloscopisch onderzoek door verzoeker wordt betwist en deze uitkomst voor verzoeker van groot belang is gelet op de doorslaggevende rol bij het niet verstrekken van de vergunning ingevolge de Regeling Afwikkeling Nalatenschap oude Vreemdelingenwet, en neergelegd in het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire van 12 juni 2007 (WBV 2007/11), brengen de algemeen geldende beginselen van zorgvuldige besluitvorming en fair trial met zich dat niet met een enkele computeruitdraai wordt volstaan. Verzoeker dient een reële mogelijkheid te hebben om die bevinding te verifiëren danwel te weerleggen Dat de bezwaargronden naar het oordeel van de voorzieningenrechter tot nader onderzoek nopen maakt niet zonder meer dat het bezwaar ook een redelijke kans van slagen heeft. Gelet echter op de belangen van partijen in deze zaak en de omstandigheid dat verweerder in de bezwaarfase aanvankelijk het standpunt had ingenomen dat het bezwaar niet-ontvankelijk is en dat standpunt vervolgens ter zitting heeft laten vallen, ziet de voorzieningenrechter in dit geval aanleiding over te gaan tot het treffen van de gevraagde voorziening.
Uitspraak
RECHTBANK ‘S-GRAVENHAGE
Voorzieningenrechter
Vreemdelingenkamer
Nevenzittingsplaats Arnhem
Registratienummer: AWB 09/14839
Datum uitspraak: 4 augustus 2009
Uitspraak
Ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
inzake
[de vreemdeling],
geboren op [geboortedatum],
v-nummer [nummer],
van Angolese nationaliteit,
verzoeker,
gemachtigde mr. C.T.G. van Schie,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie,
Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verweerder.
Het procesverloop
Op 23 april 2009 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen het feit dat hem geen aanbod is gedaan ingevolge de Regeling Afwikkeling Nalatenschap oude Vreemdelingenwet, en neergelegd in het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire van 12 juni 2007 (WBV 2007/11) hierna: de Regeling. Tegelijkertijd heeft verzoeker een verzoek gedaan de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege blijft totdat op het bezwaar is beslist.
Op 8 juli 2009 is aan verzoeker een kopie van de minuut van 27 maart 2009 toegezonden.
Bij brief van 9 juli 2009 heeft verzoeker de gronden waarop het bezwaar rust ingediend.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
De openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 24 juli 2009. Verzoeker is verschenen bij gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. J.H.M. Post.
De beoordeling
1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verweerder heeft verzoeker medegedeeld, dat gedurende de behandeling van het bezwaar uitzetting niet achterwege wordt gelaten. Verzoeker heeft derhalve een spoedeisend belang bij de verzochte voorziening.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder in deze procedure tot dusver wisselende standpunten heeft ingenomen. Uit de minuut van 27 maart 2009 volgt dat verzoeker zich weliswaar vóór 1 januari 2009 heeft aangemeld, maar dat er geen sprake is van een ononderbroken verblijf gedurende de periode 1 april 2001 tot en met 13 december 2006 aangezien verzoeker op 28 oktober 2003 in Frankrijk asiel heeft aangevraagd.
In het verweerschrift heeft verweerder zich vervolgens op het standpunt gesteld dat verzoeker eerst op 23 april 2009 bezwaar heeft gemaakt, dat op dat moment de Regeling al was komen te vallen en verzoeker ook niet onder het overgangsrecht valt. Om die reden is het bezwaar niet ontvankelijk en heeft het dus geen redelijke kans van slagen. Om die reden heeft verweerder ook kunnen afzien van het horen op grond artikel 7:3 onder b, van de Awb.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder te kennen gegeven het standpunt over de niet ontvankelijkheid niet langer te handhaven omdat in de minuut wel is uitgegaan van een melding bij verweerder vóór 1 januari 2009. De voorzieningenrechter neemt aan dat het hier het telefonische contact en de schriftelijke reactie daarop van verweerder van 8 september 2008 betreft. Verweerder blijft evenwel bij het standpunt dat verzoeker geen ononderbroken verblijf in Nederland heeft gehad gedurende de periode 1 april 2001 tot en met 13 december 2006, zodat het bezwaar geen redelijke kans van slagen heeft. Gebleken is dat verzoeker op 28 oktober 2003 in Frankrijk asiel heeft aangevraagd, waaruit blijkt dat verzoeker de intentie had zich in Frankrijk te vestigen. Verweerder heeft zijn standpunt onderbouwd met een print-out van het ‘Eurodac Search Result’ van 27 maart 2009.
4. Hiermee kan verzoeker zich niet verenigen en daartoe wordt het volgende, kort samengevat, aangevoerd.
Verzoeker ontkent dat hij op 28 oktober 2003 in Frankrijk is geweest en dat hij daar asiel heeft aangevraagd. Hij is na zijn komst in Nederland in 1994 nooit meer in Frankrijk geweest. Er is wél sprake van een ononderbroken verblijf en hij moet derhalve in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning in het kader van de Regeling. Dat er een treffer in Eurodac is aangetroffen met betrekking tot zijn vingerafdrukken is voor verzoeker een groot raadsel. Hij stelt zich op het standpunt dat er sprake moet zijn van een fout of van een misverstand. Hij geeft daar verschillende mogelijke redenen voor en verzoekt verweerder nader onderzoek te verrichten. Ook doet verzoeker een beroep op artikel 4:84 van de Awb omdat hij op zijn 16e naar Nederland is gekomen, inmiddels 14 jaar hier heeft gewoond en geen banden meer heeft met Angola.
5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat aan de weigering om een vergunning op grond van de Regeling te verstrekken, slechts ten grondslag is gelegd dat verzoeker op 28 oktober 2003 in Frankrijk asiel heeft aangevraagd. Dit volgt uit dactyloscopisch onderzoek via Eurodac.
7. Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan verweerder in dit geval in redelijkheid niet volstaan met de enkele verwijzing naar een print-out van het ‘Eurodac Search Result’ en de daarop vermelde gegevens. Hij zal de vaststelling dat verzoeker op 18 oktober 2003 in Frankrijk asiel heeft aangevraagd nader moeten onderbouwen, bijvoorbeeld met stukken die op die aanvraag betrekking hebben. Hoewel de voorzieningrechter voorshands geen aanleiding ziet om aan te nemen dat de vingerafdrukvergelijking niet zorgvuldig is verricht, kan de mogelijkheid van een vergissing bij het uitvoeren van dat onderzoek, of bij het invoeren van de gegevens door de Franse autoriteiten, niet worden uitgesloten. Nu de uitkomst van het dactyloscopisch onderzoek door verzoeker wordt betwist en deze uitkomst voor verzoeker van groot belang is gelet op de doorslaggevende rol bij het niet verstrekken van de vergunning, brengen de algemeen geldende beginselen van zorgvuldige besluitvorming en fair trial met zich dat niet met een enkele computeruitdraai wordt volstaan. Verzoeker dient een reële mogelijkheid te hebben om die bevinding te verifiëren danwel te weerleggen (zie ook de uitspraak van de nevenzittingsplaats Haarlem van 14 augustus 2008, JV 2008, 467).
8. Dat verzoeker zijn betwisting niet met bewijzen heeft onderbouwd doet hieraan niet af nu het onwaarschijnlijk is dat iemand in de positie van verzoeker met objectief verifieerbare feiten zal kunnen bewijzen dat hij precies op 18 oktober 2003 niet in Frankrijk maar in Nederland was. Gelet op deze bewijsnood acht de voorzieningenrechter de enkele betwisting van verzoeker voldoende om van verweerder nader onderzoek naar het gedane asielverzoek te verwachten.
9. Dat de bezwaargronden naar het oordeel van de voorzieningenrechter tot nader onderzoek nopen maakt niet zonder meer dat het bezwaar ook een redelijke kans van slagen heeft. Gelet echter op de belangen van partijen in deze zaak en de omstandigheid dat verweerder in de bezwaarfase aanvankelijk het standpunt had ingenomen dat het bezwaar niet-ontvankelijk is en dat standpunt vervolgens ter zitting heeft laten vallen, ziet de voorzieningenrechter in dit geval aanleiding over te gaan tot het treffen van de gevraagde voorziening.
10. Het overige dat door verzoeker is aangevoerd behoeft in het kader van het voorliggende verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening geen bespreking, nu het verzoek reeds op een andere grond wordt toegewezen.
11. De rechtbank acht termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb en verweerder te veroordelen in de door verzoeker in verband met de behandeling van het verzoek redelijkerwijs gemaakte proceskosten, welke zijn begroot op € 644,00 aan kosten van verleende rechtsbijstand. Van andere kosten in dit verband is de rechtbank niet gebleken. De genoemde kosten dienen, aangezien verzoeker met een toevoeging ingevolge de Wet op de rechtsbijstand heeft geprocedeerd, ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb te worden voldaan door betaling aan de griffier van deze rechtbank.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek toe;
treft de voorlopige voorziening dat uitzetting achterwege blijft tot op het bezwaar is beslist;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 644,00, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als de rechtspersoon die dit bedrag dient te betalen aan de griffier van deze nevenzittingsplaats, waarvoor verweerder een nota zal worden toegestuurd;
wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon om aan verzoeker € 150,00 te betalen ter vergoeding van het door hem betaalde griffierecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in tegenwoordigheid van M.L. Waanders als griffier.
de griffier de voorzieningenrechter?
Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2009.
Bron: www.rechtspraak.nl
Reacties